Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Edgar Mulder over het bericht 'Stikstofdepositie geen bedreiging voor natuur in uiterwaarden'
Vragen van het lid Edgar Mulder (PVV) aan de Minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Stikstofdepositie geen bedreiging voor natuur in uiterwaarden» (ingezonden 7 juni 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 15 juli
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Stikstofdepositie geen bedreiging voor natuur in uiterwaarden»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de voedselrijke bodem in uiterwaarden van nature al zoveel stikstof
levert dat het kleine beetje uit de lucht geen verschil meer maakt en de overheid
de kritische depositiewaarden in uiterwaarden dan ook moet schrappen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 2
Deze algemeen gestelde conclusie volgt niet uit het artikel. In het artikel blijkt
namelijk dat er binnen de uiterwaarden variatie bestaat. Wel is duidelijk dat het
overgrote deel van de bodemmonsters, die in het artikel worden genoemd, zijn genomen
op percelen met een hoge stikstofbeschikbaarheid en goede zuurgraad. In het artikel
wordt niet vermeld wat de ter plekke aanwezige vegetatie is, maar wel is vermeld dat
de bodemmonsters zijn genomen op percelen van veehouders en dus mag worden aangenomen
dat deze percelen in regulier agrarisch gebruik zijn of in ieder geval een vorm van
bemesting kennen. Het is duidelijk dat uiterwaarden waar al vele decennia op wordt
bemest, niet gevoelig zijn voor het vermestende effect van stikstofdepositie. Hoogstwaarschijnlijk
zijn de bodemmonsters dan ook niet genomen op locaties waar één van de kenmerkende
vegetatietypen die behoren tot het leefgebiedtype «Kamgrasweide & Bloemrijk weidevogelgrasland
van het rivieren- en zeekleigebied» (Lg 11) daadwerkelijk voorkomt, ook al is het
ter plaatste (volgens het artikel) wél zo op kaart gezet.
Mede ter uitvoering van de motie-Geurts/Harbers (Kamerstuk 35 600, nr. 31) worden de kaarten met stikstofgevoelige leefgebieden (o.a. in de uiterwaarden) momenteel
gecorrigeerd. Een eerste ronde is inmiddels afgerond, waarbij op basis van het digitale
kaartbestand Basisregistratie Gewaspercelen, zoals verwacht, een groot aantal locaties
is geïdentificeerd die met zekerheid niet stikstofgevoelig zijn. De betreffende hexagonen
zullen dan ook vanaf dit najaar geen deel meer uitmaken van de kaarten op basis waarvan
in AERIUS wordt aangegeven dat er sprake is van een stikstofgevoelig habitat. Eveneens
is van een groot aantal hexagonen bepaald dat er met zekerheid wel een stikstofgevoelig
leefgebied aanwezig is. Voor twijfelgevallen is inmiddels een tweede ronde gestart,
waarbij in opdracht van de provincies veldbezoeken of een nadere verkenning plaatsvinden.
Vraag 3
Vindt u het ook schokkend dat het bepalen van de kritische depositiewaarden «provisorisch»
plaatsvond en dat er geen rekening is gehouden met verschillen in de bodem en dat
er dus ook met verschillen in invloed van stikstofdepositie niets is gedaan?
Antwoord 3
Uit het artikel blijkt niet dat het bepalen van de kritische depositiewaarden in zijn
algemeenheid provisorisch plaatsvond, maar dat het om een specifiek onderdeel van
die bepaling gaat: de KDW-bepaling van aanvullende stikstofgevoelige leefgebiedtypen.
De hoofdauteur van het bekende KDW-rapport uit 2012, Han van Dobben, wordt in het
artikel als volgt geciteerd: «We hadden alleen KDW's uitgerekend voor vegetatietypen
en niet voor dieren van de Leefgebieden. Toen is er een noodoplossing bedacht. Ik
vond dat zelf een beetje provisorisch.» Hiermee wordt gedoeld op het feit dat het
(nog) niet mogelijk is om per diersoort te bepalen in welke mate stikstof een probleem
is. In plaats daarvan is bepaald uit welke vegetatietypen het leefgebied van elke
soort bestaat. Van die vegetatietypen kan namelijk wél worden berekend wat de stikstofgevoeligheid
is. Alles overziende, bleken de voor de diersoorten relevante vegetatietypen deels
te overlappen met habitattypen (waar al een KDW voor was bepaald) en deels niet. De
typen die niet overlapten, zijn samengenomen in veertien aanvullende (stikstofgevoelige)
leefgebiedtypen, waarvan het genoemde Lg 11 er eentje is. Voor deze typen is een KDW
berekend. Anders dan bij habitattypen, is er in de gebieden nog een nadere beoordeling
nodig of zo'n leefgebiedtype daadwerkelijk relevant is voor de in het gebied beschermde
soorten én in hoeverre de stikstofgevoeligheid van de samenstellende vegetatie voor
die soorten ook daadwerkelijk een probleem kan vormen.
Vraag 4
Wat vindt u van de constatering dat op minimaal 93 procent van de onderzochte bodemmonsters
het kleine beetje stikstof uit de lucht geen invloed heeft?
Antwoord 4
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de stelling dat de mate van stikstof geen beperkende factor is voor
de soortenrijkdom? Gaat deze stelling volgens u alleen op voor uiterwaarden of ook
voor andere gebieden?
Antwoord 5
Deze stelling gaat niet in zijn algemeenheid op voor alle locaties in uiterwaarden,
zoals blijkt uit het antwoord op vraag 2. Overigens komen er buiten de locaties waar
de bodemmonsters zijn genomen, op kleine schaal ook situaties voor waar bijvoorbeeld
de habitattypen Stroomdalgraslanden (H6120) en Glanshaver- en vossenstaarthooilanden
(H6510) aanwezig zijn. In die gevallen gaat het om betrekkelijk voedselarme gronden
die niet representatief zijn voor de uiterwaarden als geheel, maar die wel behoren
tot de meest waardevolle gedeelten van de uiterwaarden. Voor deze typen is stikstof
met zekerheid een beperkende factor voor de soortenrijkdom. Deze verdeling in typen
die wel en die niet gevoelig voor stikstof zijn, komt ook voor in andere gebieden.
Vraag 6
Deelt u de mening dat er veel te veel schort aan de onderbouwing van het stikstofbeleid
en wat gaat u doen zodat boeren en burgers niet verder door dit beleid gedupeerd worden?
Antwoord 6
Deze mening deel ik niet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.