Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Ploumen en Kuiken over besluiten die mede oorzaak zijn van het hoge aantal besmettingen
Vragen van de leden Ploumen en Kuiken (beiden PvdA) aan de Minister-President en de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Justitie en Veiligheid over besluiten die mede oorzaak zijn van het hoge aantal besmettingen (ingezonden 12 juli 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens Minister-President
(ontvangen 14 juli 2021).
Vraag 1
Kunt u voor de maanden mei, juni en juli per week aangeven hoeveel FTE werkzaam waren
in het bron- en contactonderzoek per regio, en op welke momenten besluiten zijn genomen
om het bron- en contactonderzoek op te schalen, dan wel af te schalen?
Antwoord 1
Er is geen opdracht gegeven aan de GGD-en om BCO capaciteit af te schalen. Op 1 juni
2021 was de bezetting voor bron- en contactonderzoek als volgt: 3.744 bij de GGD'en
en 4.100 landelijk. In de periode dat er een laag aantal positieve testen was zijn
minder BCO-medewerkers ingeroosterd en zijn medewerkers aangemoedigd om verlof op
te nemen of om vakantie te plannen, zodat zij uitgerust zouden zijn voor een mogelijke
volgende golf in september. Daarnaast is verloop van medewerkers niet direct vervangen
vanwege de zeer lage besmettingsdruk. Nu het aantal besmettingen sinds twee weken
sterk oploopt zijn de GGD-en hard aan het opschalen.
Vraag 2
Met welke omvang voor het Bron en contactonderzoek (BCO) wordt rekening gehouden voor
de zomermaanden en het najaar? Hoeveel onderzoek kunnen zij uitvoeren? Hoeveel onvervulde
vacatures zijn er op het moment?
Antwoord 2
Gegeven de stijging van het aantal besmettingen blijven de GGD'en werken met het doel
dat 4.400 volledig BCO uitgevoerd kan worden. Wanneer het aantal besmettingen hoger
wordt dan dit aantal, kiezen de GGD'en voor risicogestuurd BCO. Maandelijks wordt
in een overleg tussen GGD GHOR Nederland en het Ministerie van VWS bepaald of deze
capaciteit gehandhaafd moet blijven of dat deze op een lager niveau kan worden vastgesteld.
De GGD'en streven naar een model waarin de capaciteit kan «meebewegen» met het aantal
besmettingen.
Vraag 3
Welke onderbouwing had u om af te wijken van het OMT-advies om een wachttijd te hanteren
na vaccinatie alvorens toegang tot evenementen wordt verleend? Kunt u de onderliggende
stukken aan de Kamer sturen, waarin bewust het verhogen van de vaccinatiegraad onder
jongeren als argument wordt gehanteerd om direct na vaccinatie met het Janssen-vaccin
toegang tot evenementen te verschaffen?
Antwoord 3
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 6 juli jl. heb aangegeven heeft het kabinet
zich tot dan toe op het standpunt gesteld dat een vaccinatiebewijs direct na voltooiing
van de vaccinatie geaccepteerd kon worden. Aangegeven werd dat onder de op dat moment
voorziene zeer gunstige epidemiologische omstandigheden, met een daling van het aantal
besmettingen, een praktische afweging is gemaakt. Daarbij is ook in overweging genomen
dat hierdoor wellicht mensen, vooral jongeren, gemotiveerd zouden kunnen worden een
vaccinatie te nemen. Dit komt de bescherming op langere termijn ten goede. De uitgifte
van coronatoegangsbewijzen op basis van vaccinatie is geregeld in de Tijdelijke regeling
maatregelen covid-19 in verband met de inzet van coronatoegangsbewijzen op basis van
een vaccinatie of een herstel, die op 11 juni jl. aan de TK is gestuurd (op 14 juni
jl. een gerectificeerde versie) voor nahang en op 24 juni jl. is ingegaan. Inmiddels
heb ik uw Kamer laten weten dat ik, gezien de veranderende epidemiologische situatie
op dit moment, met een sterke toename van besmettingen juist onder jongeren, het standpunt
om geen wachttijd te hanteren heb heroverwogen. Ik heb er voor gekozen om na afronding
van vaccinaties vanaf 10 juli jl, voor alle type vaccins, de bijbehorende coronatoegangsbewijzen
pas na 14 dagen geldig te laten zijn.
Vraag 4
Kunt u kwantificeren in welke mate deze «strategie» succesvol is geweest? In hoeverre
is de vaccinatiebereidheid verhoogd, of zijn mensen hierdoor gemotiveerd om zich eerder
te laten vaccineren? Hoe veel extra personen zijn dankzij deze strategie gevaccineerd
die daar anders niet voor hadden gekozen?
Antwoord 4
In de afgelopen periode heb ik op alle mogelijke manieren getracht de vaccinatiebereidheid
onder de bevolking op een positieve manier te stimuleren. Dat blijft ook komende maanden
mijn inzet. Zo is een communicatiecampagne gevoerd, zijn mensen zo goed mogelijk geïnformeerd
en is het vaccineren zelf zo laagdrempelig mogelijk georganiseerd. In hoeverre mensen
zich door deze specifieke maatregel gemotiveerd voelden om zich eerder te laten vaccineren
of tot hoeveel extra vaccinatieafspraken dit heeft geleid, valt niet te zeggen. Dit
is niet onderzocht en ik verwacht dat dit ook vrijwel niet te achterhalen zal zijn.
Vraag 5
Kunt u toelichten wanneer is besloten tot een geldigheidsduur van 40 uur voor toegangstesten,
welke adviezen daarover zijn ingewonnen, hoe die adviezen zijn geapprecieerd en welke
argumenten de doorslag hebben gegeven om een termijn van 40 uur te hanteren, in plaats
van bijvoorbeeld 24 uur? Kunt u hierbij specifiek ingaan op welke (wetenschappelijke)
inzichten u had om af te wijken van het advies van het OMT hierover?
Antwoord 5
Het OMT heeft in eerdere adviezen aangegeven dat de uitslag van antigeentesten een
geldigheid van maximaal 48 uur heeft en dat toegang die verleend wordt door middel
een test nooit zonder risico is. Later adviseert het OMT vast te houden aan een kortere
geldigheidsduur van 24 uur. In mijn brief aan uw Kamer van 11 mei 2021 heb ik aangegeven
het kabinet vasthoudt aan een geldigheid van 40 uur (48 uur minus de gemiddelde duur
van een evenement) mede ingegeven door de uitvoerbaarheid. Overigens is een geldigheidsduur
van 40 uur in overeenstemming met EU raadconclusies omtrent het digital covid certificate.
Een kortere geldigheidsduur leverde een te grote druk op de testoperatie hetgeen afgezet
is tegen de extra risicomitigatie van een kortere geldigheidsduur. Tevens is de geldigheidsduur
van 40 uur voor een testbewijs opgenomen bij ministeriële regeling onder de Tijdelijke
wet coronatoegangsbewijzen. Deze regeling is op 28 mei nagehangen bij het parlement
en op 5 juni in werking getreden. Nu echter de druk op de testcapaciteit door de vrijdag
jl. aangekondigde maatregelen kleiner is geworden, is die ruimte gebruikt om de geldigheidsduur
terug te brengen tot 24 uur. Deze maatregel geldt tot 13 augustus. Dit zal ook onderdeel
uitmaken van de algehele evaluatie van de toepassing van het corona toegangsbewijs.
Vraag 6
Deelt u de analyse dat een kortere termijn van 24 uur en een langere wachttijd na
vaccinatie een dempend effect op het reproductiegetal zouden hebben? Zo nee, waarom
niet, en kunt u dat onderbouwen? Kunt u, al dan niet in samenspraak met het OMT, een
inschatting geven van de gevolgen voor het aantal besmettingen en het reproductiegetal
van deze twee besluiten?
Antwoord 6
Het is voor te stellen dat een termijn van 24 uur en een langere wachttijd van 14
dagen na vaccinatie een dempend effect heeft op het reproductiegetal. Dit is echter
van veel meer factoren afhankelijk.
Vraag 7
Onder verwijzing naar de uitspraak van de Minister-President dat «nadere informatie»
heeft geleid tot het inzicht dat nieuwe maatregelen nodig zijn, op welke nadere informatie
doelt u precies, wanneer is die tot u gekomen, op welke wijze is die door u besproken
en wanneer heeft u besloten daarop te acteren?
Antwoord 7
Eind juni stonden alle indicatoren op groen om versoepelingen door te voeren. De signaalwaarden
voor het risiconiveau 1 «waakzaam» werden eind juni bereikt. Helaas is het aantal
besmettingen in de afgelopen tijd exponentieel toegenomen. Terugkijkend hebben we
helaas moeten constateren dat we te snel hebben versoepeld. Een aantal mogelijke risico’s
die we hebben gewogen zijn (veel) zwaarder opgetreden dan verwacht. Ten eerste is
de naleving van de 1,5 meter sterker teruggelopen dan we hadden verwacht, waardoor
er meer besmettingen zijn opgetreden. Ten tweede is gebleken dat bij activiteiten
in de horeca met toegangsbewijzen grote clusters van besmettingen zijn ontstaan. We
gaan dat goed analyseren. Ten derde is de deltavariant relatief besmettelijker dan
de alfavariant. We hebben deze signalen in de loop van vorige week ontvangen, daarom
hebben we het OMT ook om een spoedadvies gevraagd. Uiteindelijk hebben we op vrijdag
9 juli besloten om deze maatregelen per zaterdag 10 juli in te voeren.
Vraag 8
Kunt u aangeven wanneer u de eerste signalen ontving dat de delta-variant voor een
stijging van het aantal besmettingen in het Verenigd Koninkrijk zorgde? Hoe reageerden
u en uw ambtenaren en eventuele andere betrokken adviseurs daarop? Kunt u de ambtelijke
duiding bij deze ontwikkelingen aan de Kamer toesturen? Kunt u eveneens aan de Kamer
sturen hoe het Britse besluit om versoepelingen uit te stellen werd geapprecieerd?
Antwoord 8
Onder andere op 10 juni en 17 juni 2021 riep het Centrum Infectieziektebestrijding
(CIb) van het RIVM het Outbreak Management Team (OMT) bijeen om te adviseren over
de situatie rondom de COVID-19-pandemie. Het OMT wordt standaard geïnformeerd over
de laatste stand van zaken van de kiemsurveillance van de verschillende varianten
door het RIVM in samenwerking met laboratoria in Nederland. Hierbij was het duidelijk
dat de delta-variant in toenemende mate werd aangetroffen in kiemsurveillance. Uw
kamer is hiervan op de hoogte gesteld in de stand van zakenbrief van 18 juni. Dit
beeld geeft aan dat de nieuwe «Indiase» delta-variant relatief besmettelijker dan
de «Britse» alfa-variant.
Datzelfde patroon werd in het VK gezien, maar in veel sterkere mate, in geen van de
andere Europese lidstaten verspreidde de deltavariant zich zo snel als in het Verenigd
Koninkrijk.
De reactie van het kabinet was, zoals toegelicht in de stand van zakenbrief, dat het
belangrijk is om de ontwikkelingen middels kiemsurveillance te blijven monitoren.
De verwachting was dat er op de korte termijn (vakantieperiode) een toename van de
circulatie en mogelijk introductie van variantvirussen te verwachten was, vanwege
import uit vakantiebestemmingen. Het OMT heeft een advies gemaakt om besmetting door
zg. feestvakantiegangers te beperken, door het adviseren van testen bij thuiskomst.
Het kabinet heeft dit advies overgenomen.
Na overleg in de interdepartementale gremia werden deze punten en het belang hiervan
nader afgestemd.
We houden de ontwikkelingen in andere landen goed in de gaten, en veel landen worstelden
de afgelopen periode met hetzelfde dilemma. Dalende besmettingen, een stijgende vaccinatiegraad
en de behoefte aan meer vrijheid moeten afgewogen worden tegen de risico’s.
Vraag 9
Kunt u, voor zover u op onderdelen bent afgeweken van adviezen van het OMT – zoals
bijvoorbeeld de wachttijd na vaccinatie of de sluitingstijden van de horeca – de onderliggende
stukken aan de Kamer doen toekomen waarin de besluitvorming wordt voorbereid?
Antwoord 9
In de stand van zakenbrief van 8 december jl1. heeft het kabinet aangegeven de presentaties die voorliggen in de informele overleggen
over de coronacrisis in het Catshuis openbaar te maken. De stukken worden op de website
van rijksoverheid2 gedeeld voor zover daar geen zwaarwegende belangen3 in de weg staan. Ten aanzien van besluitvorming die op 6 en 9 juli jl. heeft geen
voorbereidend Catshuisoverleg plaatsgevonden. In het kader van de transparantie en
continuïteit heeft het kabinet reeds op die data besloten om de documenten die ter
ondersteuning van besluitvorming van 9 juli 2021 zijn opgesteld openbaar te maken.
Die stukken zijn te raadplegen op rijksoverheid.nl4.
Vraag 10
Welke bijdrage aan het tegengaan van de virusverspreiding levert het bron- en contactonderzoek
momenteel? Hoe veel besmettingsketens weet het BCO te doorbreken? Hoe groot is de
bijdrage van het BCO in vergelijking tot andere maatregelen?
Antwoord 10
Het BCO draagt bij aan de bestrijding van de epidemie, bescherming kwetsbaren en verzamelen
surveillancedata om zicht te houden op het virus en de mutaties van het virus. Eerder
is berekend welke bijdrage BCO kan leveren aan het verkleinen van de reproductieratio,
maar die bijdrage is erg afhankelijk van de omstandigheden en de mogelijkheden en
kan pas achteraf berekend worden. Elke test en elk contactonderzoek draagt bij aan
het onderbreken van de besmettingsketen. Het BCO heeft hierdoor een grote bijdrage
aan het tegengaan van virusverspreiding en is hierdoor net zo belangrijk in vergelijking
met andere maatregelen. Het OMT heeft in het 116/117e advies aangegeven dat bronisolatie
(thuisblijven bij klachten, BCO, isolatie van zieken en in quarantaine gaan van contacten)
een effect van 10–15% heeft op de verlaging van de R.
Vraag 11
Deelt u de analyse dat met lage besmettingscijfers het BCO een cruciale rol kan spelen
om lokale brandhaarden uit te trappen, zonder dat ingrijpende maatregelen nodig zijn
om de verspreiding van het virus te remmen? Zo nee waarom niet?
Antwoord 11
Het BCO kan inderdaad een belangrijk rol spelen bij het vinden van brandhaarden.
Vraag 12
Bij welke aantallen besmettingen wordt het onmogelijk voor GGD’en om het BCO goed
uit te voeren? Wanneer werd of wordt dat moment bereikt?
Antwoord 12
Volledig BCO kan worden uitgevoerd tot en met 4.400 besmettingen per dag.
5.600 volledig BCO zonder monitoringsgesprekken (fase 1b)
• 7.400 risicogestuurd BCO – hoog risico contacten (fase 2)
• 16.000 risicogestuurd BCO – indexen (fase 3)
• 28.000 «lean» BCO (fase 4)
• 55.000 uitslagen doorbellen (fase 5)
Vraag 13
Bent u van mening dat het zinvol zou zijn om middels BCO te voorkomen dat varianten
verspreiden, als die besmettelijker zijn, een hogere ziektelast kennen, tot meer sterfte
leiden en/of mogelijk ongevoelig zijn voor vaccins?
Antwoord 13
Zie antwoord bij vraag 14
Vraag 14
Welke mogelijkheden ziet u voor het BCO om in de toekomst gericht besmettingen met
gevaarlijkere varianten op te sporen, om daarmee te voorkomen dat nieuwe varianten
hun intrede doen in Nederland?
Antwoord 14
Na het afnemen van een testmonster bij de GGD worden deze geanalyseerd en wordt de
geteste persoon geïnformeerd over de uitslag. Op een deel van de PCR-testmonsters
vindt kiemsurveillance plaats, waarin bepaald wordt met welke variant van het virus
de geteste persoon besmet is geweest. Het BCO wacht niet op de uitslag van de kiemsurveillance,
omdat snelheid geboden is met het oog op het doorbreken van de keten van besmettingen.
Daarmee is het BCO geen geschikt instrument om gericht besmettingen met gevaarlijke
varianten op te sporen. Uiteraard is BCO zoals gezegd een geschikt middel om verspreiding
van het besmettingen überhaupt en dus ook van nieuwe varianten te verminderen.
Vraag 15
Bent u bereid om zo spoedig mogelijk uitvoering te geven aan de aangenomen motie-Kuiken
(Kamerstuknummer 25 295, nr. 1283) en een Intra Action Review uit te voeren om lessen te trekken uit het gevoerde coronabeleid
in den brede, om goed voorbereid het najaar tegemoet te gaan? Zo nee, waarom weigert
u uitvoering te geven aan dit verzoek van een meerderheid van de Kamer?
Antwoord 15
Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 18 mei heb gemeld, zijn er in mei 2021 in Nederland
twee Intra Action Reviews uitgevoerd op de respons-pijler «Points of Entry», namelijk
havens en luchthavens, waarbij alle schakels van de responsketen betrokken waren.
Op dit moment lopen meerdere evaluaties over de aanpak van de Coronacrisis, onder
meer door de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Zoals ik 12 juli aan de Eerste Kamer
meldde, zal ik in mijn voortgangsbrief in september ingaan op de afgeronde, lopende
en te verwachten evaluaties binnen VWS. In overleg met het RIVM is het voorstel om
de eerste uitkomsten van de lopende evaluaties (bijvoorbeeld het onderzoek van de
Onderzoeksraad voor Veiligheid) af te wachten, en aan de hand van diens bevindingen
eventueel een volgende Intra Action Review uit te voeren.
Vraag 16
Kunt u aangeven hoe hoog de dagelijkse capaciteit om mensen met klachten te testen
door de GGD was in de maanden mei, juni en juli? Is hier er enig moment afgeschaald
danwel opgeschakeld en op welk moment (of momenten) was dit?
Antwoord 16
De GGD'en hadden in de afgelopen maanden capaciteit beschikbaar om 100.000 testen
per dag uit te voeren. De actuele vraag naar testen bij de GGD'en bedraagt tussen
de 50.000 en 70.000 per dag (inclusief het testen van uitgaande reizigers), de capaciteit
bedraagt 95.000 testen per dag, snelle opschaling is mogelijk tot 105.000/110.000
per dag.
Vraag 17
Kunt u aangeven hoeveel testcapaciteit er de komende maanden bij de GGD dagelijks
beschikbaar is voor het testen van mensen met klachten?
Antwoord 17
Zie het antwoord op vraag 16.
Vraag 18
Hoe beoordeelt u het optreden van de Minister van Justitie en Veiligheid die voor
de camera’s van het televisieprogramma Humberto zong over mondkapjes die bij het vuil
konden? Bent u van mening dat zijn optreden behulpzaam is bij het behouden van draagvlak
en urgentie om de pandemie het hoofd te bieden?
Antwoord 18
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft inmiddels publiekelijk aangegeven dit
specifieke optreden als onhandig te kwalificeren. Daar heb ik niets aan toe te voegen.
Vraag 19
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het eerstvolgende plenaire debat over de ontwikkelingen
rondom het coronavirus?
Antwoord 19
De vragen worden zo spoedig mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
M. Rutte, minister-president
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.