Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Koerhuis en Ellian over het bericht inzake vertraging woningbouw door tekort aan capaciteit in rechtspraak
Vragen van de leden Koerhuis en Ellian (beiden VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht inzake vertraging woningbouw door tekort aan capaciteit in rechtspraak (ingezonden 31 mei 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
7 juli 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3210.
Vraag 1
Kent u het bericht «Rotterdam voorziet vertraging woningbouw door tekort aan capaciteit
in rechtspraak»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u ervan op de hoogte dat alleen al in Rotterdam de bouw van ruim 1.300 woningen
stil ligt, omdat rechtszaken bij de Raad van State te lang duren?
Antwoord 2
De wethouder Bouwen, Wonen en Energietransitie Gebouwde Omgeving van de gemeente Rotterdam
heeft zijn zorgen over de duur van de procedures bij de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State (hierna: de Afdeling bestuursrechtspraak) met mij gedeeld. Hij
geeft daarbij onder meer aan dat beroepszaken over bestemmingsplannen bij de Afdeling
bestuursrechtspraak te lang blijven liggen. Daarbij merkt hij op dat op dit moment
de bouw van 1.310 woningen in Rotterdam stilligt omdat de Afdeling bestuursrechtspraak
niet binnen de gestelde termijn van zes weken, na sluiting van het onderzoek, tot
een uitspraak komt.
Voorop stel ik dat ik tijdige rechtspraak en het halen van doorlooptijden van groot
belang acht. Om te beoordelen in hoeverre sprake is van een te lange doorlooptijd
bij de Afdeling bestuursrechtspraak is van belang welke wettelijke termijnen gehanteerd
worden voor de behandeling van beroepen tegen bestemmingsplannen waarin woningbouwprojecten
zijn opgenomen of een omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van het bestemmingsplan (en het inpassingsplan of de beheersverordening) wordt
afgeweken.
Voor de totale proceduretijd van beroepen is overigens van belang dat beroepen tegen
bestemmingsplannen in eerste en enige aanleg door de Afdeling bestuursrechtspraak
worden behandeld, terwijl tegen omgevingsvergunningen eerst beroep bij de rechtbank
en daarna hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak openstaat.
De Afdeling bestuursrechtspraak doet op grond van de Wet ruimtelijke ordening binnen
twaalf maanden na afloop van de beroepstermijn uitspraak op een beroep tegen een besluit
omtrent vaststelling van een bestemmingsplan, tenzij het bestemmingsplan een gebrek
kent en de Afdeling bestuursrechtspraak de gemeenteraad in de gelegenheid stelt het
gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen (zogenoemde bestuurlijke
lus). Dan geldt de door de Afdeling bestuursrechtspraak bepaalde termijn.
Voor woningbouwprojecten waarbij wordt afgeweken van het geldende bestemmingsplan
kent de Crisis- en herstelwet een kortere termijn. Op grond van de Crisis -en herstelwet
beslist de Afdeling bestuursrechtspraak binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn,
tenzij de bestuurlijke lus wordt toegepast. Dan geldt dat de Afdeling bestuursrechtspraak
binnen zes maanden na de tussenuitspraak einduitspraak doet. Deze termijn van zes
maanden geldt bij bestemmingsplannen waarin de bouw van meer dan 11 woningen in een
aaneengesloten gebied of de herstructurering van een woon- en werkgebied is opgenomen,
alsmede bij een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken.
Tenslotte geldt dat de Afdeling bestuursrechtspraak binnen zes weken na de sluiting
van het onderzoek schriftelijk uitspraak doet. Deze termijn kan in bijzondere omstandigheden
met ten hoogste zes weken worden verlengd (artikel 8:66 van de Algemene wet bestuursrecht).
Uit het jaarverslag van de Raad van State over 2020 blijkt dat de Afdeling bestuursrechtspraak
bij het overgrote deel van de zaken tijdig uitspraak doet.2 Dit neemt niet weg dat bij een deel van de omgevingsrechtelijke zaken, waaronder
ook zaken over woningbouwprojecten, de doorlooptijden bij de Afdeling bestuursrechtspraak
op dit moment langer zijn dan wenselijk wordt geacht. Uit informatie van de Afdeling
bestuursrechtspraak komt naar voren dat er diverse oorzaken zijn die kunnen leiden
tot langere afdoeningstermijnen. Langere doorlooptijden worden niet alleen veroorzaakt
door de gevolgen van de Covid-19 pandemie, die de voortgang en afhandeling van veel
zaken heeft bemoeilijkt en ook vertraagd onder meer door uitval en uitstel van zittingen.
De oorzaken van de verlengde doorlooptijden zijn ook gelegen in de voorbereiding van
de zaken, onder meer over formaliteiten, processuele complicaties in het vervolg van
de behandeling van de zaken, het grote aantal partijen dat procedeert, complexiteit
van gebiedsontwikkeling als zodanig, prejudiciële vragen over de toepassing van het
Europees recht en soms ook de beperkte kennis en ervaring van procesgemachtigden van
bestuursorganen met het procederen bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Daarnaast
is ook het grote aandeel Chw-zaken in de totale voorraad een factor. Als er meer zaken
binnen zes maanden moeten worden afgewerkt, blijkt het ook lastig binnen die termijn
uitspraak te doen. Als voorrang moet worden gegeven aan Chw-zaken, dan ontstaat verdringing
bij andere zaken.
Over de in het Financieel Dagblad aangehaalde woningbouwprojecten kan ik het volgende
berichten. In twee zaken die de gemeente Rotterdam noemt, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak
uitspraak gedaan. Het betreft allereerst het bestemmingsplan «Piekstraat Punt». In
deze zaak is buiten de termijn van zes maanden een tussenuitspraak gedaan (binnen
acht maanden) met een opdracht aan de gemeenteraad van Rotterdam om geconstateerde
gebreken in het bestemmingsplan te herstellen. Eén uitspraak betreft het bestemmingsplan
Boezembocht-Veilingterrein Nieuw-Kralingen waarin buiten de termijn van zes maanden
uitspraak is gewezen (ongeveer tien maanden). Het hoger beroep tegen de omgevingsvergunning
voor het gebouw The Modernist (Weenapoint) is sinds januari 2021 bij de Afdeling bestuursrechtspraak
in behandeling. Wat betreft het woningbouwproject ter plaatse van de Pannekoekstraat,
kan ik melden dat deze zaak momenteel bij de rechtbank ligt en niet bij de Afdeling
bestuursrechtspraak.
Vraag 3
Hoeveel woningbouwprojecten liggen stil omdat zaken te lang bij de rechter liggen?
Antwoord 3
Ik kan op basis van de beschikbare gegevens niet aangeven hoeveel beroepszaken over
woningbouwprojecten niet binnen wettelijke termijnen worden afgedaan en derhalve te
lang bij de rechter liggen. De Afdeling bestuursrechtspraak maakt in haar administratie
geen onderscheid tussen woningbouwprojecten enerzijds en andere omgevingsrechtelijke
zaken anderzijds. De Rechtspraak maakt in zijn Jaarverslag evenmin onderscheid in
reguliere bestuurszaken3. Wel houden zowel de Afdeling bestuursrechtspraak als de rechtbanken de gemiddelde
doorlooptijden bij.
Wat betreft de Afdeling bestuursrechtspraak, verwijs ik verder naar het antwoord bij
vraag 2.
Vraag 4
Hoeveel rechtszaken over bouwprojecten waren er per jaar onder de rechter tussen 2016
en 2021?
Antwoord 4
Zie ook vraag 3.
Vraag 5
Wat was de gemiddelde doorlooptijd van rechtszaken over bouwprojecten per jaar tussen
2016 en 2021?
Antwoord 5
Ik beantwoord deze vraag in samenhang met vraag 6.
Vraag 6
Hoeveel bouwplannen liggen totaal landelijk inmiddels meer dan zes maanden bij de
rechter?
Antwoord 6
De gemiddelde doorlooptijd voor hoofdzaken in de Omgevingskamer van de Afdeling bestuursrechtspraak
bedroeg in:
– 2020 39 weken;
– 2019 56 weken;
– 2018 37 weken;
– 2017 32 weken;
– 2016 32 weken.
In het Jaarverslag van de Rechtspraak 2020 wordt vermeld dat de gemiddelde doorlooptijd
van beroepen in bestuurszaken bij rechtbanken in 2020 37 weken bedroeg, tegenover
34 weken in 2019.4
Vraag 7
Deelt u de vrees dat achterstanden bij rechtbanken verder oplopen doordat meer mensen
een rechtszaak kunnen aanspannen na een eerdere uitspraak van de Raad van State?5
Antwoord 7
Zoals ik bij de beantwoording van de vragen van de leden Koerhuis en Minhas over het
bericht «Vertraging woningbouw dreigt na uitspraak Raad van State»6 7 heb aangegeven kunnen de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van 14 april
2021, ECLI:NL:RVS:2021:786, en 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953, mogelijk leiden tot
langere doorlooptijden van procedures bij de bestuursrechter over omgevingsrechtelijke
projecten.
Vraag 8
Welk deel van de extra middelen om achterstanden door de Coronacrisis weg te werken
is besteed aan de behandeling van rechtszaken over bouwprojecten?
Antwoord 8
Ik beantwoord deze vraag in samenhang met vraag 9.
Vraag 9
Welk deel van de extra middelen voor dit jaar wordt besteed aan de behandeling van
rechtszaken over bouwprojecten?
Antwoord 9
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geen extra middelen ontvangen om achterstanden
weg te werken, ook niet vanwege de coronacrisis. Aan de Raad voor de rechtspraak zijn
voor de rechtbanken bij Voorjaarsnota extra middelen toegekend voor het afdoen van
zaken waaronder ook een deel voor het afdoen van achterstanden als gevolg van Corona.
Deze middelen zijn niet gespecificeerd naar onderdelen en zijn daarmee dan ook niet
specifiek aan bouw-gerelateerde zaken toegekend.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.