Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 850 XIII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2021 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 5
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 6 juli 2021
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 10 juni 2021 voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en
Klimaat. Bij brief van 5 juli 2021 zijn ze door de Minister van Economische Zaken
en Klimaat beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Azarkan
De griffier van de commissie, Nava
1
Kan met de Voorjaarsnota gemeenten worden tegemoet gekomen door € 70 miljoen ter beschikking
te stellen om het klimaatakkoord uit te voeren? Hoe denkt het kabinet als dat geld
er niet komt de tekorten bij gemeenten op de uitvoering op te vangen in de toekomst?
Antwoord
Zoals de Staatssecretaris van EZK – Klimaat en Energie ook heeft aangegeven in haar
brief aan de bestuurlijke trekkers van de RES-regio’s van 8 juni jl., zal het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties € 4 miljoen beschikbaar stellen voor
de resterende periode in 2021. De specifieke dekking van deze € 4 miljoen is nog onderwerp
van gesprek. Daarnaast wil EZK graag dat het proces doorgaat na 1 juli en de ambities
waaraan hard gewerkt is gerealiseerd gaan worden. De Staatssecretaris van EZK – Klimaat
en Energie zal zich daarom inspannen om de continuïteit van het RES-proces te waarborgen
voor de periode 2022–2025. Formele besluitvorming daarover is echter aan een nieuw
kabinet. Besluitvorming over de middelen voor de gemeente voor de klimaatopgave zal
ook door het nieuwe kabinet plaatsvinden.
2
Wat zijn de meerkosten als gemeenten de uitvoering van het klimaatakkoord stilleggen,
teams uit elkaar vallen en de expertise verdwijnt?
Antwoord
De decentrale overheden hebben zich gecommitteerd aan het Klimaatakkoord. In de bestuurlijke
gesprekken over het Klimaatakkoord benadrukken zij ook steevast het belang van vasthouden
aan de afspraken uit het Klimaatakkoord. Ik zie dan ook geen aanleiding om dieper
in te gaan op scenario’s die er van uitgaan dat gemeenten de activiteiten m.b.t. het
Klimaatakkoord zullen gaan stilleggen.
3
Wat zijn de jaarlijkse baten van de mijnbouw onder de Waddenzee voor de Staat?
Antwoord
Een vergunninghouder mag de resultaten van al zijn vergunningen consolideren tot één
winstaandeelresultaat. Daardoor zijn de jaarlijkse gasbaten van de Mijnbouwwet niet
uit te splitsen per veld. Het gewonnen volume kunnen we wel uitsplitsen naar Groningenveld
en kleine velden. De gaswinning onder de Waddenzee is onderdeel van de winning uit
de kleine velden.
Gewonnen volumes aardgas (in Nm3) (mld = miljard)
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Totaal
74 mld
80 mld
66 mld
50 mld
48 mld
42 mld
35 mld
30 mld
21 mld
Kleine velden
26 mld
26 mld
24 mld
22 mld
20 mld
18 mld
16 mld
15 mld
13 mld
Groningenveld
48 mld
54 mld
42 mld
28 mld
28 mld
24 mld
19 mld
15 mld
8 mld
4
Kan een overzicht worden gegeven van de kolencentrales in Nederland, wanneer zij sluiten
en de jaarlijkse CO2-uitstoot?
Antwoord
Na de sluiting van de Hemweg-8 kolencentrale zijn er in Nederland nog vier operationele
kolencentrales. De bedrijfsinvulling van deze kolencentrales is een keuze van de producenten
die de kolencentrales exploiteren. Wel geldt er voor de vier centrales op een moment
een wettelijk verbod van het gebruik van kolen voor elektriciteitsopwekking. De datum
waarop het verbod geldt is afhankelijk van de efficiency van de centrale: dit verbod
geldt vanaf 2025 voor de oudere generatie en vanaf 2030 voor de nieuwere generatie
kolencentrales. De Nederlandse Emissieautoriteit publiceert jaarlijks de historische
emissies van deze centrales (https://www.emissieautoriteit.nl/onderwerpen/rapportages-en-cijfers-ets…). In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de kolencentrales in Nederland,
de datum waarop zij geen kolen meer mogen gebruiken voor de opwek van elektriciteit
en de emissies in megatonnen van 2018 tot en met 2020.
Datum van verbod op kolen
Emissies 2018 (Mton CO2)
Emissies 2019 (Mton CO2)
Emissies 2020 (Mton CO2)
RWE Eemshaven Centrale
1.1.2030
8,0
5,4
2,5
Uniper Centrale Maasvlakte
1.1.2030
4,9
2,6
3,4
Power Plant Rotterdam B.V.
1.1.2030
3,2
2,2
0,0
Amercentrale
1.1.2025
2,3
1,8
0,9
5
Wat zijn de 25 grootste windenergieprojecten op land die in de pijplijn zitten? Wat
zijn de 25 grootste zonneparkprojecten die in de pijplijn zitten?
Antwoord
In onderstaand overzicht zijn de 25 grootste windenergieprojecten op land en de 25
grootste zonneparkprojecten die nog in de pijplijn zitten opgenomen.
Wind op land
Locatie windpark
Aangevraagd vermogen
(Mwe)
Aangevraagde productie
(PJ)
Aangevraagd budget
(€ miljoen)
Windturbine op land
Stellendam
80
0,78
120
Delfzijl
45
0,55
102
Delfzijl
26
0,36
68
Reusel
61
0,69
77
Nieuw-Weerdinge
50
0,51
90
Delfzijl
45
0,50
94
Venlo
35
0,40
84
Almere
34
0,32
57
Achthuizen
32
0,36
68
Ooltgensplaat
29
0,33
51
Dronten
28
0,41
66
Wagenborgen
27
0,33
63
Vlissingen
25
0,22
35
Kapelle
24
0,25
20
Zurich
23
0,32
43
Wagenborgen
23
0,28
52
Windturbine fundering in meer
IJsselmeer, Makkum
44
0,64
186
IJsselmeer, Makkum
44
0,67
195
IJsselmeer, Makkum
44
0,63
184
IJsselmeer, Makkum
44
0,66
192
IJsselmeer, Makkum
44
0,64
186
IJsselmeer, Makkum
44
0,65
188
IJsselmeer, Makkum
44
0,62
182
IJsselmeer, Makkum
48
0,69
200
Dronten
60
0,91
238
Totaal
1.003
12,71
2.842
Zon-PV
Locatie Zonnepark
Aangevraagd vermogen
(Mwe)
Aangevraagde productie
(PJ)
Aangevraagd budget
(€ miljoen)
Zon-PV op veld of water
Onstwedde
176
0,60
76
Dronten
148
0,51
128
Vlagtwedde
131
0,45
58
Rutten
108
0,37
52
Ten Boer
62
0,21
54
Ten Boer
48
0,17
43
Espel
96
0,33
49
Meeden
94
0,32
48
Bellingwolde
86
0,29
44
Elst (Gld)
80
0,27
75
Winterswijk
80
0,27
36
Hoek
60
0,21
54
Muntendam
56
0,19
63
Lelystad
56
0,19
51
Marknesse
55
0,19
27
Ossendrecht
54
0,18
31
Hilvarenbeek
50
0,17
24
Exloo
50
0,17
53
Nieuw-Vossemeer
49
0,17
24
Sellingen
49
0,17
58
Brummen
45
0,15
40
Zeewolde
44
0,15
38
Zuidbroek
43
0,15
54
Terneuzen
40
0,14
35
Zon-PV op dak
Sexbierum
40
0,14
23
Totaal
1.760
6,02
1.217
6
Welke normeringen rondom klimaat hebben de afgelopen decennia de meeste impact gehad?
Antwoord
Normeringen hebben op vele terreinen een grote impact gehad. Het is lastig vast te
stellen welke normen de meeste impact hebben gehad. De volgende normen hebben in elk
geval een belangrijke impact gehad. De Ecodesign-richtlijn heeft ervoor gezorgd dat
apparaten steeds energiezuiniger zijn geworden. Euro-normen voor voertuigen dragen
eraan bij dat het wagenpark steeds schoner en zuiniger wordt. De labels in de gebouwde
omgeving dragen bij aan de verbetering van de energieprestatie van woningen. De verplichting
om energiebesparingsmaatregelen te nemen die zich binnen vijf jaar terugverdienen
heeft veel energiebesparing opgeleverd.
7
Hoe worden de uitgegeven SDE-beschikkingen periodiek herijkt? Hoe wordt de ETS hierin
meegenomen? Hoe werken energieprijzen hierin door? Kunt u dit aan de hand van een
rekenvoorbeeld aangeven?
Antwoord
De SDE++ is een exploitatiesubsidie. De SDE++ vergoedt het verschil tussen de kostprijs
van de duurzame energie of de te verminderen CO₂-uitstoot en de (mogelijke) opbrengsten
(de onrendabele top). Afhankelijk van de toegepaste technologie van het project wordt
de subsidie toegekend over een periode van 12 of 15 jaar.
De hoogte van de subsidie is afhankelijk van de toegepaste technologie en de CO₂-reductie
die daarmee uiteindelijk wordt gerealiseerd. Elke technologie kent een eigen basisbedrag.
Het basisbedrag is de kostprijs voor de productie van hernieuwbare energie of om CO₂-uitstoot
te reduceren. Dit basisbedrag is het maximale bedrag waarvoor men subsidie kan aanvragen.
Gegeven de tender-methodiek van de regeling, kan men ook voor een lager bedrag subsidie
aanvragen. Hierdoor maakt men meer kans op subsidie. Het aanvraagbedrag is dus lager
of gelijk aan het basisbedrag.
De opbrengsten van de energieproductie worden vastgelegd in het correctiebedrag. Het
correctiebedrag wordt onder andere bepaald door de marktwaarde. De marktwaarde betreft
de marktprijs van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbare warmte of hernieuwbaar
gas. Ook de waarde van de garanties van oorsprong (GvO’s) voor de categorieën «Wind»
en «Zon-PV» zijn onderdeel van het correctiebedrag. En als er sprake is van vermeden
inkoop of opbrengsten uit de verkoop van CO₂-emissierechten binnen het EU-emissiehandelssysteem
(EU-ETS) wordt dit ook meegenomen in het correctiebedrag.
Het basisbedrag en de basisenergieprijs/basisbroeikasgasbedrag worden per nieuwe regeling
bepaald voor iedere categorie en liggen vast gedurende de looptijd van een subsidiebeschikking.
De correctiebedragen worden daarentegen binnen een subsidiebeschikking jaarlijks berekend
om zodoende de actuele marktwaarde te benaderen, hierin worden dus de ontwikkeling
van de energieprijs of de EU ETS meegenomen.
De maximale SDE++-bijdrage is gelijk aan het basisbedrag of aanvraagbedrag minus het
correctiebedrag. Voor het correctiebedrag is een ondergrens vastgesteld: de basisenergieprijs
of het basisbroeikasgasbedrag. Het correctiebedrag kan dus niet lager worden dan de
basisenergieprijs of het basisbroeikasgasbedrag. Deze bedragen zijn gebaseerd op het
twee derde deel van het gemiddelde verwachte correctiebedrag over de gehele looptijd
van de SDE++-subsidie. Als het correctiebedrag gelijk is aan de basisenergieprijs
of het basisbroeikasgasbedrag, is het subsidiebedrag maximaal.
In het volgende figuur is de werking van de SDE++ opgenomen.
De hoogte van de SDE++-bijdrage is dus afhankelijk van het aanvraagbedrag en van de
ontwikkeling van de opbrengsten uit de geleverde energie of gereduceerde CO₂ tot een
bepaalde ondergrens. Bij hogere opbrengsten daalt de SDE++-bijdrage. Bij lagere opbrengsten
stijgt de SDE++-bijdrage maar deze is gemaximeerd. In onderstaand voorbeeld is een
berekening weergeven van de SDE++ subsidie in 2020 voor een elektrisch gedreven warmtepomp
in een gesloten systeem.
8
Kan de achterliggende raming van de reservering voor de sluiting en productiebeperking
van kolencentrales worden gedeeld? Wordt verwacht dat dit hoger kan uitvallen?
Antwoord
De reservering is op basis van het ingediende voorstel onder de call for proposals
voor de sluiting van één kolencentrale gemaakt. De onderliggende onderbouwing van
de ingediende subsidieaanvraag kan niet openbaar worden gemaakt, omdat dit bedrijfsgevoelige
informatie bevat. Vertrouwelijk kan deze informatie wel met de Kamer gedeeld worden.
De beoordeling van het voorstel onder de call for proposals wordt op dit moment uitgevoerd,
waarbij de Staatssecretaris van EZK – Klimaat en Energie wordt ondersteund door meerdere
externe adviseurs. Er zijn op dit moment geen scenario’s waarbij het aangevraagde
subsidiebedrag voor de sluiting hoger zal uitvallen, het is wel mogelijk dat het verleende
subsidiebedrag lager zal zijn dan het aangevraagde subsidiebedrag. Het totaalbedrag
van de kosten van de kolenmaatregelen zal naar verwachting hoger zijn dan de gemaakte
reservering, omdat de gemaakte reservering alleen voor de call for proposals is en
geen reservering bevat voor de nadeelcompensatie voor de productiebeperking.
9
Hoe wordt ervoor gezorgd dat in elke sector de doelen gehaald kunnen worden, gezien
de SDE++ regeling een vrij breed karakter heeft gekregen? Hoe kan de SDE++ meer maatwerk
bieden? Hoe wordt voorkomen dat meer eenmalige projecten van een groter karakter aanspraak
kunnen maken op deze regeling?
Antwoord
De SDE++ heeft als doel zo kosteneffectief mogelijk CO2-reductie te realiseren, in
plaats van enkel hernieuwbare energie productie te stimuleren, zoals bij de SDE+ het
geval was. De SDE++ is techniekneutraal, hierbij passen geen subdoelstellingen. Ook
betekent dit dat er enkel technieken in de SDE++ worden opgenomen waarvoor voldoende
potentieel en interesse vanuit de markt is en waarvoor generieke marktinformatie beschikbaar
is, zodat ook een generiek basisbedrag en lange-termijn-prijs kunnen worden vastgesteld.
De SDE++ is door het techniek-neutrale, en daarmee kosteneffectieve karakter niet
geschikt voor teveel maatwerk en eenmalige categorieën.
10
Wat is de verwachting met betrekking tot de ontwikkeling van de reserve duurzame energie
de komende jaren? Waar en hoe wil het kabinet deze reserve aanwenden?
Antwoord
Met wat op dit moment bekend is over de geraamde stortingen en onttrekkingen, ziet
de ontwikkeling van de reserve duurzame energie en klimaattransitie over de periode
2021–2032 er naar verwachting als volgt uit:
2021
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
2031
2032
Totaal
Stand reserve ultimo 2020
4.173
Geraamde storting in reserve
66
66
66
66
66
66
398
Geraamde onttrekking aan reserve
– 688
– 4
– 454
– 404
– 154
– 304
– 304
– 104
– 4
– 4
– 4
– 4
– 2.434
Saldo stortingen en onttrekkingen per jaar
– 622
62
– 388
– 338
– 88
– 238
– 304
– 104
– 4
– 4
– 4
– 4
– 2.036
Stand reserve ultimo jaar
3.551
3.613
3.226
2.888
2.800
2.562
2.258
2.153
2.149
2.145
2.141
2.137
De geraamde storting in de reserve (totaal € 398 miljoen) betreft de terugstorting
van jaarlijks € 66,3 miljoen als compensatie van in totaal € 398 miljoen die in de
jaren 2015 tot en met 2020 tijdelijk aan de reserve was onttrokken.
De geraamde onttrekking aan de reserve in de periode 2021–2032 (totaal € 2.434 miljoen)
is opgebouwd uit de volgende onderdelen:
– de onttrekking in 2021 van bijna € 236 miljoen ter financiering van aanvullende maatregelen
om tot CO2-reductie te komen.
– de onttrekking in 2021 van € 448 miljoen om enerzijds de tekorten op de uitfinanciering
van de SDE en de SDE+ te dekken (als gevolg van de lage energieprijzen moet er meer
subsidie uitgekeerd worden), anderzijds om de nadeelcompensatie van de sluiting van
een kolencentrale te financieren.
– de onttrekking in de jaren 2023 tot en met 2028 en toevoeging aan het SDE+-budget
van in totaal € 1,7 mld.
– de jaarlijkse onttrekking (2021–2035) van ruim € 4 miljoen om de kasgevolgen van de
ophoging van het budget van de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)
met € 63 miljoen naar € 100 miljoen (amendement van het lid Sienot) te dekken.
De reserve zal aangewend worden om tekorten in de financiering van de regelingen SDE,
SDE+(+), HER+ en ISDE, van het flankerend beleid (om duurzame energieprojecten mogelijk
te maken), van de aanleg van het net op zee voor de routekaart 2023 en van de bijbehorende
uitvoerings-, toezichts- en handhavingskosten te dekken. Hoe lager de energieprijzen
de komende jaren, des te hoger de onrendabele top die gesubsidieerd moet worden binnen
de SDE en de SDE+(+) en daarmee des te hoger het beroep dat op de reserve zal moeten
worden gedaan. Omdat de ontwikkeling van de energieprijzen niet te voorspellen is,
is hiermee in de bovenstaande raming geen rekening gehouden. Wel is de verwachting
dat de begrotingsreserve in de jaren 2021–2030 geheel nodig zal zijn om de verwachte
kasuitgaven voor de SDE+(+) te dekken, inclusief toekomstige openstellingsrondes tot
en met 2025. Zoals eerder gemeld aan de Kamer (Kamerstuk 31 865, nr. 79), zullen in het kader van het nieuwe Regeerakkoord de resterende middelen in de reserve,
behoudens een bedrag dat benodigd is om schommelingen in de energieprijzen op te vangen,
toegevoegd worden aan de SDE+(+)-middelen op de EZK-begroting.
11
Waar wordt de hoogte van de Compensatie Energie-intensieve bedrijven op gebaseerd?
Hoeveel bedrijven maken hier gebruik van? Hoeveel mensen werken er in Nederland bij
deze bedrijven?
Antwoord
De basis voor de subsidieregeling Indirecte emissiekosten ETS zijn de Europese richtsnoeren
die ervoor moeten zorgen dat de financiële compensatie van deze regeling in overeenstemming
is met de Europese regels voor staatssteun. De richtsnoeren bepalen de voorwaarden
voor de berekening van de financiële compensatie. De belangrijkste voorwaarde is dat
bedrijven actief zijn in de bepaalde geselecteerde sectoren. De berekening van de
compensatie gebeurt aan de hand van formules (zoals opgenomen in het EU-richtsnoer),
met o.a. daarin de CO2-emissiefactor, de referentie-output van het product of het
elektriciteitsverbruik en de prijs van de emissierechten. Jaarlijks maken ruim 75
bedrijven gebruik van de regeling.
Het exacte aantal medewerkers per bedrijf wordt in het kader van de regeling niet
geregistreerd en loopt sterk uiteen. Gebruikers van de regeling indirecte kostencompensatie
ETS zijn in de regel middelgrote tot grote bedrijven. Ruim 60 bedrijven hebben 100
of meer werkzame personen. Verder hebben ca. 15 bedrijven tussen de 20 en 99 werkzame
personen. De overwegend grote omvang van de deelnemende bedrijven komt ook naar voren
in de omzet. De jaaromzet bedraagt in 55 gevallen meer dan € 10 miljoen. Hiervan hebben
29 bedrijven zelfs een omzet van meer dan € 100 miljoen.
12
Hoe wordt de hoogte van de ontvangen ETS gelden berekend?
Antwoord
De raming van de ETS-veilinginkomsten is opgebouwd uit een inschatting van de hoeveelheid
te veilen rechten en de marktprijs van deze rechten. De hoeveelheid te veilen rechten
is gebaseerd op het plafond van emissierechten. Rechten die in de marktstabiliteitsreserve
worden geplaatst worden daarvan afgetrokken. De marktprijs is gebaseerd op de huidige
marktprijs en zogenaamde futures. Dat zijn termijncontracten voor levering van rechten
in de toekomst.
13
Hoeveel geld is er in totaal beschikbaar voor de waardevermeerderingsregeling in de
verschillende jaren? Wat is de risicoreservering voor Groningen op de aanvullende
post? Om hoeveel geld gaat het?
Antwoord
Het budget voor de waardevermeerderingsregeling in 2021 bedraagt € 78,3 miljoen. In
2017 is € 81,9 miljoen beschikbaar gesteld voor de waardevermeerderingsregeling. Omdat
de verwachting was dat dit budget mei 2021 uitgeput zou raken heeft het kabinet besloten
om, ondanks zijn demissionaire status € 40 miljoen vrij te maken om de regeling tot
oktober 2021 ongewijzigd door te zetten. Op deze manier kan een nieuw kabinet een
besluit nemen over de lange termijn van de waardevermeerderingsregeling. Van deze
€ 40 miljoen is bij Voorjaarsnota € 34,9 miljoen gedekt uit de risicoreservering Groningen
op de Aanvullende Post. De resterende € 5,1 miljoen wordt ingepast in de miljoenennota.
Dit is uw Kamer eerde gemeld in de brief van 30 april 2021 (Kamerstuk 33 529, nr. 867). De risicoreservering op de Aanvullende Post «algemeen» is bij Voorjaarsnota 2018
gecreëerd voor organisatiekosten, toekomstperspectief en overige risico’s. Toen de
reservering werd aangelegd betrof het meerjarig € 200 miljoen per jaar. Daarvan is
€ 100 miljoen per jaar ingezet voor het inpassen van de daling van de gasbatenraming
als gevolg van het Akkoord op Hoofdlijnen. De overige € 100 miljoen per jaar is aangehouden
als risicoreservering op de Aanvullende Post «algemeen». Dit is ook aangegeven in
de Miljoenennota 2019 (Kamerstuk 35 000, nr 2, 2018–2019). Van deze € 100 miljoen per jaar is tot nu toe € 415,8 miljoen overgeheveld
naar de begrotingen van BZK en EZK. Bijlage 6 bij de Voorjaarsnota 2021 geeft inzicht
in het totaal beschikbare bedrag voor Groningen op de Aanvullende Post «algemeen».
14
Waarop zijn de aangepaste ramingen van het IMG voor vergoedingen van schade en waardedaling
gebaseerd?
Antwoord
De ramingen voor waardedalingsschade en immateriële schade zijn gebaseerd op inschattingen
van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG). Voor waardedaling geldt dat het
IMG een werkwijze heeft ontwikkeld op basis van de Adviescommissie waardedaling, die
op basis van verschillende onderzoeken advies heeft gegeven over het aantal gemeenten
en de waardedalingspercentages die gehanteerd dienen te worden. Daarnaast is in de
nieuwe raming voor waardedaling rekening gehouden met nieuwe uitvoeringsinformatie
van het IMG. Daaruit blijkt dat sommige uitgaven die waren voorzien in 2020, zijn
doorgeschoven naar 2021.
De raming voor immateriële schade is gebaseerd op de voorgenomen werkwijze door het
IMG.
De meerjarige raming voor schadevergoedingen is gebaseerd op (extrapolaties van) ervaringscijfers
van het IMG, zoals de gemiddelde vergoeding en het aantal verwachte meldingen per
jaar.
15
Kan de herijking van de kasbuffer van Klein Krediet Corona en de onttrekking van € 100
miljoen. aan de begrotingsreserve Klein Krediet Corona worden gemotiveerd?
Antwoord
De oorspronkelijke kasbuffer van de garantieregeling Klein Krediet Corona was gebaseerd
op het oorspronkelijke beschikbaar gestelde garantiebudget van € 713 miljoen in 2020,
een premie van eenmalig 2% en een geschat verliespercentage van 25% (zie het toetsingskader
risicoregelingen KKC, Kamerstuk 35 420, nr. 79). De kasbuffer werd op basis hiervan gesteld op € 164 miljoen. De benutting van de
regeling in 2020 was echter beperkt tot € 36 miljoen. Vanwege de verlenging van de
regeling KKC is in 2021 een garantiebudget van € 250 miljoen beschikbaar gesteld.
Bij een volledige benutting van het beschikbaar gestelde garantiebudget in 2021 zal
het geraamde uitstaand obligo ultimo 2021 daarmee maximaal op ca. € 286 miljoen uitkomen.
Rekening houdend met 2% premieontvangsten en een schadepercentage van ca. 25%, is
op basis van dit maximale obligo de reserve met € 100 miljoen afgeroomd. De huidige
reserve is voldoende om eventuele verliezen op te vangen.
16
Wat is de precieze kostensplitsing van de bijdrage aan Agentschap Telecom dat onder
meer heeft bijgedragen aan de verhoging van het verplichtingsbudget?
Antwoord
De bijdrage van EZK aan het Agentschap Telecom is met de volgende bedragen verhoogd:
– € 1,9 miljoen voor de uitvoering van een aantal wettelijke taken, conform de uitvoeringswet
cyberbeveiligingsverordening. Deze wet geeft invulling aan een Europese verordening
en belegt meerdere uitvoerende en handhavende taken bij Agentschap Telecom.
– De budgetten voor de opdracht toezicht Metrologie- en Waarborgwet en jaaropdracht
uitvoeringstaken 2021 zijn met respectievelijk € 0,347 miljoen en € 1,25 miljoen opgehoogd.
– Ten slotte is in verband met de aanstaande verhuizing van het agentschap de bijdrage
met een bedrag van € 1,837 miljoen verhoogd.
17
Wat is de precieze kostensplitsing van de bijdrage aan de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland dat onder meer heeft bijgedragen aan de verhoging van het verplichtingsbudget?
Welke middelen zijn ingezet voor de opdracht Digital Gateway en wat zijn de resultaten
van het inzetten van deze middelen?
Antwoord
Van de aanvullende bijdrage aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland is € 1,0
miljoen voor het Programma Beter Aanbesteden, € 0,015 miljoen voor de Wet informatie-uitwisseling
bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (WIBON), € 0,250 miljoen voor Digital
Gateway en € 0,885 miljoen voor Programmabureau Kennis & Innovatie cybersecurity.
Deze laatste is abusievelijk niet opgenomen in de toelichting.
Doelstelling van het strategische actieplan Digital Gateway is om met het aantrekken
van hoogwaardige ICT-bedrijven bij te dragen aan het vestigingsklimaat en om zodoende
als Nederland bij de internationale digitale top te horen (Kamerstukken 32 637 nr. 342; 32 637, nr. 415). Dit plan is opgesteld door Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) en het
Ministerie van EZK in samenspraak met partijen uit bedrijfsleven, wetenschap, overheid,
regionale ontwikkelingsmaatschappijen en belangenorganisaties. De resultaten van het
actieplan worden jaarlijks gepubliceerd op de website van de NFIA.1
18
Kan de € 1,2 miljoen. voor de ondersteuning van de beoordelingsadviescommissie van
het Nationaal Groeifonds ten behoeve van de inhuur van externe expertise voor de beoordeling
van projectvoorstellen, communicatie-activiteiten en de onkostenvergoeding van de
commissie worden gespecificeerd?
Antwoord
Dit betreft het geraamde budget voor de uitgaven in 2021 voor de ondersteuning van
de beoordelingsadviescommissie. Er is ruim € 1 miljoen beschikbaar voor de inhuur
van externe expertise voor de beoordeling van ingediende projectvoorstellen. Dit betreft
uitgaven aan onder meer TNO, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
en andere externe organisaties. Er is een communicatiebudget van € 120.000 en voor
de onkostenvergoeding voor reis- en verblijfkosten van de leden van de beoordelingsadviescommissie
is € 36.000 begroot. Vanwege de coronabeperkingen zal dit laatste budget mogelijk
niet (volledig) worden benut. Alle leden van de beoordelingsadviescommissie hebben
vrijwillig afgezien van bezoldiging.
19
Heeft het intrekken van de BIK gevolgen voor de verhoging van € 17,1 miljoen. voor
de uitvoeringskosten van RVO.nl in het kader van de BIK?
Antwoord
De 1e suppletoire begroting was al gereed toen het besluit tot intrekken van de BIK
werd genomen. Dit besluit heeft tot gevolg dat het overgrote deel van de uitvoeringskosten
niet meer zal worden gemaakt. Alleen een beperkt bedrag aan ontwikkelkosten die RVO.nl
heeft gemaakt in de voorbereiding van de BIK is nog nodig. RVO.nl raamt dit momenteel
op 350.000 euro. De verlaging zal worden verwerkt in de eerstvolgende begrotingswet.
20
Kan de verhoging van € 16,5 miljoen. voor het aangaan van verplichtingen in het kader
van Ruimtevaart (ESA) worden gespecificeerd?
Antwoord
De verhoging van het verplichtingenbudget voor ruimtevaart (ESA) betreft € 7,8 miljoen
voor de Europese Robot Arm, € 6,0 miljoen voor de CO2-missie en € 2,7 miljoen voor
Orion-Zonnepanelen.
21
Een aantal posten wordt aangepast naar aanleiding van de aangepaste begroting van
het IMG voor 2021, waarom wordt de begroting van het IMG aangepast, waarop is dat
gebaseerd? Waarom was dat niet te voorzien?
Antwoord
De nieuwe raming voor waardedaling is gebaseerd op nieuwe uitvoeringsinformatie van
het IMG. Daaruit blijkt dat sommige uitgaven die waren voorzien in 2020, zijn doorgeschoven
naar 2021. De raming voor schade en bijkomende uitvoeringskosten is gebaseerd op geactualiseerde
cijfers over de gemiddelde schadevergoeding en de gemiddelde uitvoeringskosten en
het naar verwachting aantal meldingen dat wordt afgehandeld. De vorige inschatting
is gebaseerd op cijfers uit het tweede kwartaal van 2020. Sindsdien handelt het IMG
meer meldingen per week af, waardoor de raming voor 2021 naar boven bijgesteld is.
Bij de ontwerpbegroting voor 2022 volgt opnieuw een bijstelling van de IMG-ramingen.
22
Waarom wordt de raming voor de inkomsten uit de Mijnbouwwet bijgesteld? Wat is daarvan
de reden?
Antwoord
De raming voor ontvangsten uit de Mijnbouwwet is met € 20 miljoen naar beneden bijgesteld
in 2021 en met € 5 miljoen in 2022. Deze bijstelling volgt uit de ontwikkeling van
de gasprijs. Vanwege de lage gasprijs aan het begin van het gasjaar 2020/2021 worden
er minder inkomsten uit de Mijnbouwwet verwacht dan eerder geraamd. Intussen is de
gasprijs weer gestegen. Naar verwachting leidt dat later dit jaar tot een opwaartse
bijstelling, die bij een volgend regulier budgettair moment wordt verwerkt.
24
Welk programma ligt er ten grondslag aan de versterking van de industrie? Wat is de
planning? Wat zijn de totale kosten?
Antwoord
Op 31 maart 2021 heb ik de «Beleidsregel vergoeding aardbevingsbestendige industrie
Groningen» (Stcrt. 2021, 6830) gepubliceerd in de Staatscourant. Als er bedrijven zijn die kosten maken, hoeven
deze zich niet langer bij NAM te melden maar kan dit bij de overheid. De Nationaal
Coördinator Groningen (NCG) voert deze beleidsregel uit. Daarnaast is met NAM een
betalingsovereenkomst gesloten voor de kosten die voortvloeien uit deze beleidsregel.
Deze worden dus achteraf bij NAM in rekening gebracht. De raming voor de kosten is
€ 1,5 miljoen per jaar tot en met 2025.
25
Wat is de kostensplitsing van de toename op personele kosten van 37,6 miljoen euro
ten opzichte van de ontwerpbegroting? Hoeveel gaat naar externe arbeidskrachten, naar
vaste krachten, moderniseren van oude systemen of het inzetten op nieuwe systemen?
Antwoord
Als gevolg van de toegenomen vraag naar ICT-diensten nemen de personele kosten van
DICTU toe met € 37,6 miljoen. Hiervan wordt € 33,1 miljoen ingezet middels externe
inzet en € 4,0 miljoen door inzet van interne medewerkers door werving. Het resterende
deel € 0,5 miljoen betreft overige personele kosten zoals reiskosten en opleidingen.
De extra vraag naar ICT-diensten betreft: vernieuwing (inzet op nieuwe systemen, ca.
€ 17,0 miljoen), modernisering (aanpassen van oude systemen ca. € 13,5 miljoen) en
uitbreiding bestaande dienstverlening (ca. € 7,1 miljoen).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. Azarkan, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier