Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bouchallikht over het bericht 'Stagediscriminatie bij mbo-studenten voor het eerst wetenschappelijk aangetoond'
Vragen van het lid Bouchallikht (GroenLinks) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Stagediscriminatie bij mbo-studenten voor het eerst wetenschappelijk aangetoond» (ingezonden 14 juni 2021).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
5 juli 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Stagediscriminatie bij mbo-studenten voor het eerst
wetenschappelijk aangetoond»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw appreciatie van de conclusie van het onderzoek dat ongeveer een kwart van
de Utrechtse mbo-studenten te maken heeft met discriminatie bij het zoeken van een
stage?
Antwoord 2
In het onderzoek is wetenschappelijk aangetoond dat studenten discriminatie ervaren
bij het zoeken naar een stage. Helaas weten we uit vele verhalen en eerdere onderzoeken
dat stagediscriminatie een hardnekkig probleem is. De objectief vastgestelde discriminatie
helpt bij de erkenning van het probleem. Ik heb met veel studenten gesproken die met
mij hun ervaring met discriminatie hebben gedeeld. Dit blijft mij raken. Een ervaring
met discriminatie doet iets met je. Sommige jongeren delen met mij dat ze er onzeker
van worden en het hun zelfvertrouwen aantast. Ik blijf mij dan ook hard maken voor
gelijke kansen en mij uitspreken tegen discriminatie.
Vraag 3
Deelt u de conclusie van het onderzoek dat het geen zin heeft om alleen aan bewustwording
te werken en verder geen stappen te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Zoals in het onderzoek wordt aangegeven, is stagediscriminatie een hardnekkig probleem
waar meerdere actoren bij betrokken zijn. Het werken aan een oplossing kan dan ook
alleen gezamenlijk met onderwijsprofessionals, werkgevers en studenten. Dit kost helaas
tijd. Bewustwording is een belangrijke eerste stap. We zien dat er steeds meer erkenning
is voor het probleem. De maatschappij is veranderd en er is toegenomen aandacht voor
de aanpak van discriminatie. Maar dat alleen is niet voldoende.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het tijd is voor daadkrachtigere maatregelen, zoals in het onderzoek
voorgestelde antidiscriminatievoorziening (ADV), die verantwoordelijk is voor opsporing
en het uitvoeren van praktijktests?2 Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Om stagediscriminatie te voorkomen en tegen te gaan en gelijke kansen naar stages
en werk te bevorderen is het belangrijk om in te zetten op concrete acties en maatregelen.
De afgelopen periode heb ik met het veld hier op verschillende wijzen aan gewerkt
(zie vraag 7 en 8). In iedere gemeente is een lokale anti-discriminatievoorziening
(ADV) aanwezig. Naast het registreren van discriminatieklachten, verlenen ADV’s bijstand
aan burgers die een vraag hebben over discriminatie of ondersteuning behoeven bij
het melden van discriminatie. Ook studenten die discriminatie ervaren bij het zoeken
naar een stage of tijdens de stage kunnen bij een ADV advies ontvangen over welke
stappen zij het beste kunnen ondernemen en hierbij de benodigde juridische en emotionele
ondersteuning krijgen. ADV’s doen periodiek praktijkteksten. Zij bepalen daarbij zelf
in welke vorm en waar zij de praktijktesten uitvoeren. De komende periode zal ik samen
met het veld de werkagenda herijken waarin nieuwe inzichten worden meegenomen, in
verbinding met bestaande initiatieven en ontwikkelingen. Daarbij ben ik voornemens
om te verkennen welke rol ADV’s mogelijk kunnen nemen in de opsporing van stagediscriminatie.
Vraag 5
Hoe gaat u uitvoering geven aan de aanbeveling van het onderzoek om de Samenwerkingsorganisatie
Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) en mbo-instellingen te stimuleren om in hun contact
met werkgevers actief te vragen naar antidiscriminatiebeleid? Is het mogelijk om antidiscriminatiebeleid
wettelijk te verplichten voor stage- en leerwerkbedrijven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Het stellen van een sterke sociale norm kan een grote invloed hebben op het gedrag
van mensen. Het is daarom belangrijk dat eenieder zich actief uitspreekt tegen discriminatie.
Adviseurs praktijkleren van SBB gaan bij (aspirant) leerbedrijven op bezoek voor erkennings-
en kwaliteitsgesprekken. Een nieuw erkend leerbedrijf krijgt een informatiepakket
met o.a. hand-outs Veiligheid en Werving en selectie waarbij het onderwerp discriminatie expliciet aan bod komt. Veiligheid – en daarmee
de afwezigheid van discriminatie – is ook in latere kwaliteitsgesprekken een terugkerend
gespreksonderwerp. Mbo-instellingen kunnen helpen bij het stellen van een sterke sociale
norm, door in hun contacten met werkgevers het belang van een veilige leerplek – waarin
niet gediscrimineerd wordt – te benadrukken.
Met het wetsvoorstel «Toezicht gelijke kansen bij werving en selectie» worden bedrijven
wettelijk verplicht om beleid te voeren, gericht op het bevorderen van gelijke kansen
bij werving en selectie. Dit geldt ook voor de werving en selectie van stagiairs.
Het wetsvoorstel is in december 2020 naar de Kamer verstuurd, maar is met de demissionaire
status van het kabinet controversieel verklaard. Dit wetsvoorstel is nu aan het volgend
kabinet. Bij de herijking van de werkagenda zal ik de aanbevelingen uit het onderzoek
meenemen.
Vraag 6
Het onderzoekt stelt voor dat elke mbo-instelling een vertrouwenspersoon zou kunnen
aanstellen die een proactieve rol op zich neemt; zijn er op dit moment mbo-instellingen
zonder een vertrouwenspersoon die actief monitoren hoe het stageproces verloopt? Zo
ja, hoe kunt u die stimuleren om een vertrouwenspersoon aan te stellen?
Antwoord 6
Alle mbo-instellingen moeten beschikken over een klachtenprocedure waar onder andere
discriminatie kan worden gemeld. In de praktijk heeft vrijwel elke instelling een
vertrouwenspersoon voor studenten waar zij terecht kunnen met een klacht over ongewenst
gedrag. De stagebegeleider op een mbo-instelling heeft een rol bij het stageproces,
omdat zij studenten helpen voorbereiden op de stage en begeleiden tijdens de stage.
We zien dat de rol van een vertrouwenspersoon in toenemende mate van belang is voor
studenten die worden gediscrimineerd. Bijvoorbeeld als de student merkt dat de ervaring
van discriminatie niet serieus wordt genomen door de stagebegeleider. Het is van belang
dat alle onderwijsprofessionals zich bewust zijn van de ervaringen van discriminatie.
Het is de taak van de stagebegeleiders en/of -coördinatoren om met deze wetenschap
actief het stageproces te monitoren. Het kennispunt Gelijke kansen, diversiteit en
inclusie (GKDI) ondersteunt scholen bij het bevorderen van gelijke kansen op stages
en een eerste baan. Het professionaliseren van de stagebegeleiding op thema’s als
stagediscriminatie is daar een onderdeel van.
Vraag 7
Kunt u een overzicht geven van de ondernomen stappen sinds het onderzoek in 2018 naar
stagediscriminatie waaruit bleek dat«bijna 24% van de mbo-studenten met een niet-westerse
migratieachtergrond vier keer of vaker moet solliciteren voor een stage, tegenover
11% van hun autochtone medestudenten»?3
Antwoord 7
Per brief heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd over de diverse acties die zijn ondernomen
sinds het onderzoek in 2018.4 Daarnaast verwijs ik u aanvullend naar mijn antwoord op vraag 8.
Vraag 8
Kunt u een overzicht geven van de (beoogde) effecten van de aangekondigde maatregelen,
de bedrijfsbezoeken, de trainingen en de #Kiesmij campagne, als reactie op het onderzoek
in 2018? Hoe staat het met de gesprekken over het vervolg van de #Kiesmij campagne
en wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?5
Antwoord 8
In 2018 heb ik mij met veel partijen gecommitteerd aan een gezamenlijke werkagenda
gelijke kansen bij stages voor mbo-studenten. Daarbij is door partners ingezet op
diverse individuele en gezamenlijk acties om te komen tot zoveel mogelijk gelijke
kansen bij stages, waaronder het voorkomen en tegengaan van discriminatie. Hieronder
volgen enkele voorbeelden.
In de campagne #KIESMIJ wordt meer aandacht gevraagd voor stagediscriminatie en met
het platform kiesmij.nl kunnen studenten, scholen en werkgevers terecht voor hulp
bij het tegengaan en voorkomen van stagediscriminatie. Het doel van de campagne is
om de dialoog rondom stagediscriminatie te stimuleren, het bewustzijn te bevorderen
en stagediscriminatie zo te voorkomen. Samen met partners kijkt OCW hoe een vervolg
kan worden gegeven aan de campagne. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd in het
najaar van 2021.
Ook is door OCW en SZW, in samenwerking met de MBO Raad, het kennispunt GKDI opgericht.
Het kennispunt zet in op het bevorderen van gelijke kansen voor jongeren met een (niet-westerse)
migratieachtergrond of lage sociaaleconomische status. Scholen en docenten krijgen
ondersteuning bij het bevorderen van gelijke kansen op stages en een eerste baan.
Daarnaast wordt er hard gewerkt aan een brede inzet van aantoonbaar effectieve interventies.
Zo heeft het NRO, in opdracht van OCW en SZW, de call gelijke kansen naar de toekomst uitgezet voor onderzoek naar effectieve interventies.
Binnen het traject Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt onder leiding van SZW wordt
er bij het thema «jongeren» aandacht besteed aan studiekeuze, loopbaan oriëntatie
en het tegengaan van stagediscriminatie. Het doel is om gezamenlijk met het veld gelijke
kansen vanuit het onderwijs naar de arbeidsmarkt te stimuleren. Dit betreft zowel
stages als een eerste baan.
De coronacrisis raakt jongeren onevenredig hard. Met de aanpak jeugdwerkloosheid is
er specifiek aandacht voor kwetsbare schoolverlaters. Het gaat onder andere om kwetsbare
schoolverlaters uit het mbo waarvan we weten dat zij een moeilijke start kennen op
de arbeidsmarkt, zoals jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond.
Hoewel er steeds meer erkenning is voor de problematiek, blijft dit een langdurige
opgave waar ik mij blijvend voor inzet. Discriminatie, in welke vorm dan ook, is onacceptabel.
Vraag 9
In hoeverre denkt u dat de genomen stappen effect hebben gehad als in het bovengenoemd
onderzoek naar stagediscriminatie in het mbo vergelijkbare cijfers naar voren kwamen
met het onderzoek in 2018?
Antwoord 9
Stagediscriminatie is een hardnekkig probleem, waarbij een continue inzet vereist
is om verbetering te kunnen zien. De erkenning en maatschappelijke aandacht die er
nu is voor stagediscriminatie, is hierbij een eerste stap. Ik vind het belangrijk
om in te zetten op concrete acties, zodat zo min mogelijk studenten te maken krijgen
met discriminatie. Dit is echter ondanks alle inspanningen naar mijn mening nog niet
voldoende. Actie op dit thema blijft benodigd. De huidige bestuurlijke werkagenda
zal daarom worden geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie zal de werkagenda in samenwerking
met het veld worden herijkt, zodat er verdere toegespitste actie kan worden ondernomen
om stagediscriminatie tegen te gaan en gelijke kansen naar stages te bevorderen.
Beoogd is om bij deze nieuwe werkagenda een adviescommissie aan te stellen, die zowel
de overheid als de sector zal adviseren over het tegengaan van discriminatie bij en
tijdens de stage. Bij de ontwikkeling van de nieuwe werkagenda wordt de verbinding
gezocht met initiatieven in het hoger onderwijs, waar ook een aanpak op stagediscriminatie
wordt ontwikkeld. Ook wordt verbinding gezocht met de werkagenda die momenteel door
de Taskforce Werk & Integratie wordt ontwikkeld, waarin aandacht is voor de stage-
en arbeidsmarktkansen van jongeren met een migratieachtergrond. Het volgende kabinet
zal een besluit nemen over de nieuwe werkagenda Stagediscriminatie en het aanstellen
van een adviescommissie.
Vraag 10
Bent u van plan om de motie van de leden Van den Berge (GroenLinks) en Kuik (CDA)
die pleit voor het ontwikkelen van een anti-discriminatie app voor het laagdrempelig
melden van stagediscriminatie alsnog uit te voeren, aangezien onderzoek aantoont6 dat studenten vermoedens van discriminatie maar mondjesmaat melden bij professionals
van hun onderwijsinstelling?7 Zo nee, hoe wilt u de meldingsbereidheid onder mbo-studenten anders vergroten?
Antwoord 10
Het is van belang dat studenten een melding doen van stagediscriminatie, zodat de
onderwijsprofessional – indien gewenst – de student kan ondersteunen en het gesprek
kan voeren met het leerbedrijf. Uit gesprekken met het veld blijkt dat zij niet verwachten
dat een anti-discriminatie app voor het laagdrempelig melden van stagediscriminatie
de meldingsbereidheid zal vergroten. Zoals in het onderzoek is aangetoond, hebben
studenten nu weinig vertrouwen dat een melding van stagediscriminatie wordt opgevolgd.
Om de meldingsbereidheid te vergroten, is het van belang dat de ervaring van de student
wordt erkend en dat er actie wordt ondernomen richting het leerbedrijf zodra er sprake
is van een vermoeden van discriminatie. Bewustzijn bij onderwijsinstellingen en leerbedrijven
is hierbij van groot belang. Als mbo-instelling is het belangrijk om studenten te
informeren waar zij discriminatie kunnen melden en wat daarmee gedaan wordt. Daarnaast
moeten onderwijsprofessionals tools krijgen zodat zij geen handelingsverlegenheid
ervaren maar daadwerkelijk het gesprek kunnen voeren met studenten en leerbedrijven
om discriminatie tegen te gaan en te voorkomen. De komende periode wil ik samen met
studenten, onderwijsprofessionals en leerbedrijven – als onderdeel van de herijking
van de werkagenda – kijken hoe we de meldingsbereidheid kunnen vergroten en welke
ondersteuning daarbij benodigd is.
Vraag 11
Door de coronacrisis zijn de stagetekorten in het mbo toegenomen; bent u voornemens
een onderzoek uit te voeren naar de effecten van de stagetekorten door de coronacrisis
in het mbo op (de toename van) stagediscriminatie?
Antwoord 11
Inmiddels zijn er diverse onderzoeken naar stagediscriminatie afgerond. Ook het onderzoek
van Verwey-Jonker heeft stagediscriminatie objectief vastgesteld. In het NRO onderzoek
Gelijke kansen richting de toekomst wordt onderzocht welke interventies gelijke kansen op stages en werk kunnen bevorderen,
en helpen bij het tegengaan en voorkomen van stagediscriminatie. Dit onderzoek is
gestart tijdens de coronacrisis. Ik ben niet voornemens om een extra onderzoek uit
te voeren naar de effecten van de stagetekorten door de coronacrisis in het mbo op
(de toename van) stagediscriminatie. Nu is het zaak om de ingezette acties op het
voorkomen van stagediscriminatie en het vergroten van het aantal stage- en leerwerkplekken
volop door te zetten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.