Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Belhaj over het gebruik van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden
Vragen van het lid Belhaj aan de Ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken over het gebruik van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden (ingezonden 7 juni 2021).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Zaken), mede namens Minister van Defensie
(ontvangen 2 juli 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht in The Guardian «Explosive weapons used in cities kill
civilians 91% of time, finds study»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met het onlangs verschenen rapport «A Decade of Explosive Violence Harm
(2011–2020)»2 van de Britse non-gouvernementele organisatie Action on Armed Violence, waaruit blijkt dat 91% van de slachtoffers in conflicten burgers zijn als explosieve
wapens in bevolkte gebieden worden gebruikt?
Antwoord 2
Ja, het kabinet is bekend met het rapport.
Vraag 3
Bent u ermee bekend dat dit slechts de directe slachtoffers betreft, en dat de daadwerkelijke
gevolgen voor de burgerbevolking nog vele malen groter zijn door de schade die wordt
aangericht aan vitale infrastructuur (bijv. scholen, ziekenhuizen, woningen, wegen)?
Antwoord 3
Het kabinet is bekend dat Action on Armed Violence onderzoek heeft gedaan naar de slachtoffers (doden en gewonden) van explosieve wapens,
waaronder Improvised Explosive Devices, en dat het gebruik van explosieve wapens neveneffecten kan hebben op vitale infrastructuur
zoals scholen, ziekenhuizen woningen en wegen.
Vraag 4
Deelt u de opvatting dat dit percentage burgerslachtoffers onacceptabel hoog is? Zo
ja, welke stappen onderneemt u om dit probleem te adresseren?
Antwoord 4
Het kabinet betreurt alle burgerslachtoffers ten zeerste en is van mening dat de regels
van het humanitair oorlogsrecht door alle partijen bij een conflict, inclusief niet-statelijke
actoren, op correcte wijze dienen te worden nageleefd en geïmplementeerd. Het humanitair
oorlogsrecht vereist onder andere dat bij het plannen en uitvoeren van militaire operaties
tijdens een gewapend conflict alleen militaire doelen mogen worden aangevallen en
dat alle mogelijke voorzorgsmaatregelen worden genomen om de burgerbevolking zoveel
mogelijk te beschermen. Volgens de proportionaliteitsregel van het humanitair oorlogsrecht
mag een militaire aanval geen doorgang vinden indien de te verwachten nevenschade
onder burgers en burgerobjecten excessief is in verhouding tot het te verwachten militaire
voordeel. Fundamentele beginselen van het humanitair oorlogsrecht zijn ook opgenomen
in verscheidene wapenbeheersingsverdragen, waaronder het Clustermunitieverdrag, het
Verdrag van Ottawa inzake anti-personeelslandmijnen en het Conventionele Wapenverdrag
(CCW). Nederland is partij bij al deze verdragen en streeft ernaar dat alle staten
hierbij partij worden. Ook spreekt Nederland landen in bilateraal verband aan op hun
verplichtingen onder het oorlogsrecht wanneer zij deze niet nakomen.
Vraag 5
Kunt u in aanvulling op de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Ploumen
(Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, Aanhangsel 3628) toelichten welke ontwikkelingen er sindsdien internationaal zijn geweest om dit
probleem serieus aan te pakken en welke rol Nederland hierbij heeft gespeeld?3
Antwoord 5
In november 2019 is er op initiatief van Ierland een onderhandelingsproces gestart
voor een politieke verklaring over het gebruik van explosieve wapens in dichtbevolkte
gebieden met als doel om de bescherming voor de burgerbevolking te versterken. Vanaf
het begin heeft Nederland actief bijgedragen aan deze discussie gedurende verschillende
consultatieronden en heeft het meerdere schriftelijke bijdragen ingediend.4 Door de coronapandemie hebben de onderhandelingen vertraging opgelopen en hebben
er in maart jl. pas weer informele, digitale consultatieronden over een mogelijke
tekst plaatsgevonden. Hoewel er het afgelopen jaar minder voortgang is geboekt dan
gehoopt, blijft het kabinet het doel van de verklaring om leed aan de burgerbevolking
te verminderen volledig steunen. Betere naleving en implementatie van het humanitair
oorlogsrecht door zowel statelijke als niet-statelijke actoren is hiervoor noodzakelijk.
Vraag 6
Deelt u de opvatting dat de norm voor het gebruik van explosieve wapens met een wijd
bereik in dorpen en steden zou moeten zijn «in principe niet, tenzij echt niet anders
mogelijk»? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Volgens het humanitair oorlogsrecht moeten alle partijen bij een gewapend conflict
de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen nemen om de burgerbevolking te beschermen tegen
de uit de militaire operaties voortvloeiende gevaren. Dat betekent bijvoorbeeld ook
dat een partij bij het conflict moet vermijden militaire doelen in of nabij dichtbevolkte
gebieden te plaatsen. Of het gebruik van explosieve wapens met een wijd bereik in
bewoond gebied aan de orde is, hangt af van de concrete omstandigheden in die situatie.
Bij de keuze van strijdmiddelen en -methodes moeten alle mogelijke voorzorgen worden
genomen om bijkomende dood of verwonding van burgers en schade aan burgerobjecten
te vermijden of in ieder geval tot het uiterste te beperken. Wanneer een keuze mogelijk
is tussen verschillende militaire doelen om een gelijkwaardig militair voordeel te
behalen, dient dat doel te worden uitgekozen dat naar verwachting het minste gevaar
voor de levens van burgers en voor de burgerobjecten oplevert. Militaire commandanten
en anderen die verantwoordelijk zijn voor het plannen en uitvoeren van aanvallen moeten
hun beslissingen daarbij baseren op de informatie die op dat moment redelijkerwijs
beschikbaar is. Door het oorlogsrecht zorgvuldig na te leven kan het risico op burgerleed
en schade aan burgerobjecten aanzienlijk worden verminderd. De politieke verklaring
zou zich dan ook primair moeten richten op betere implementatie en naleving van het
oorlogsrecht. De roep om aanvullende regelgeving gaat voorbij aan het gebrek aan naleving
van het huidige humanitair oorlogsrecht en daarnaast ondermijnt nieuwe regelgeving
mogelijk de delicate balans binnen het humanitair oorlogsrecht tussen militaire noodzaak
en humaniteit.
Vraag 7
Waarom kiest u er voor om in de politieke verklaring over het gebruik van explosieve
wapens in bevolkte gebieden tekstsuggesties te doen die de verklaring minder distantiëren
van het huidig internationaal oorlogsrecht?
Antwoord 7
Zoals aangegeven in de antwoorden op vraag 4, 5 en 6, vindt het kabinet dat het huidige
humanitair oorlogsrecht beter moet worden nageleefd om leed aan de burgerbevolking
te minimaliseren. In navolging van deze regels wordt een explosief wapen pas ingezet
in een conflictgebied na een zorgvuldig targeting proces, waarin o.a. de principes van proportionaliteit, voorzorg en onderscheid worden meegenomen.
Het kabinet betreurt dat niet alle actoren binnen een gewapend conflict deze regels
naleven en ziet het niet naleven of niet correct implementeren van deze regels als
grootste obstakel voor een betere bescherming van burgers in conflictsituaties. Uit
het aangehaalde onderzoek «A Decade of Explosive Violence Harm (2011–2020)» van Action on Armed Violence valt op dat 52% van de burgerslachtoffers zijn gevallen door geïmproviseerde explosieven
(IEDs). Van IEDs is bekend dat deze vaak door niet-statelijke actoren worden gebruikt.
Nederland is en blijft actief betrokken bij de internationale discussie over een politieke
verklaring over de inzet van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden, waarbij
het grote aantal burgerslachtoffers als gevolg van het gebruik van explosieve wapens
in dichtbevolkte gebieden aan de kaak wordt gesteld, en zal alle partijen die betrokken
zijn bij gewapende conflicten blijven oproepen te allen tijde te handelen in overeenstemming
met het humanitair oorlogsrecht.
Vraag 8
Bent u bereid om bij de bestaande internationale onderhandelingen voor een politieke
verklaring over het gebruik van explosieve wapens in bevolkte gebieden (EWIPA) te
pleiten voor een zo sterk mogelijke verklaring, die toeziet op betere bescherming
van burgers tegen explosief geweld, een zo groot mogelijke transparantie over de inzet
en gevolgen van dergelijke wapeninzet en het aanscherpen van nationaal beleid? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 8
Nederland zet zich in voor een politieke verklaring die, ter voorkoming van burgerleed,
oproept tot de eerbiediging van het humanitair oorlogsrecht en de daarin opgenomen
regels en beginselen van onderscheid, voorzorgsmaatregelen en proportionaliteit. Door
het humanitair oorlogsrecht zorgvuldig na te leven, kan het risico op burgerleed en
schade aan burgerobjecten aanzienlijk worden verminderd.
Het kabinet hecht grote waarde aan transparantie, ook bij de inzet van explosieven
in dichtbevolkte gebieden. In dit kader stelde de Kamer op 13 oktober 2020 een door
de Minister van Defensie voorgestelde procedure vast, die ziet op het informeren van
de Tweede Kamer wanneer het Ministerie van Defensie een onderzoek instelt naar een
vermoeden van burgerslachtoffers ten gevolge van Nederlandse wapeninzet in het kader
van art. 100 van de Grondwet (Kamerstuk 27 925, nr. 723). Het Ministerie van Defensie is tevens op ambtelijk niveau in gesprek met een aantal
organisaties die het ministerie eerder voorstellen hebben aangereikt over onder andere
het toekomstige transparantiebeleid (Voortgangsbrief transparantiebeleid inzake burgerslachtoffers,
Kamerstuk 27 925, nr. 725). Vanwege verschillende veiligheidsoverwegingen (inzake personele, operationele en
nationale veiligheid), alsmede de afspraken binnen de coalitie waarin Nederland op
dat moment opereert, is het echter niet altijd mogelijk om alle informatie rondom
militaire inzet te delen. Daar waar het kan, handelt Nederland op een zo transparant
mogelijke wijze en roept het andere staten op hetzelfde te doen.
Vraag 9
Kunt u de Kamer in de toekomst informeren over de Nederlandse inzet bij, en de voortgang
van, deze belangrijke onderhandelingen?
Antwoord 9
Ja. Op het moment dat de onderhandelingen geconcludeerd zijn, zal het kabinet de Kamer
op de hoogte brengen van de uitkomst en nadere toelichting geven op de Nederlandse
inzet. Zie verder het antwoord op vraag 8.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.