Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Paternotte en Kuiken over het besluit het AstraZeneca-vaccin alleen in te zetten bij 60-plussers
Vragen van de leden Paternotte (D66) en Kuiken (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het besluit het AstraZeneca-vaccin alleen in te zetten bij 60-plussers (ingezonden 9 april 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 28 juni
2021).
Vraag 1
Waarom concludeert de Gezondheidsraad dat voor mensen jonger dan 60 jaar het risico
op sterfte door COVID-19 in dezelfde ordegrootte of zelfs kleiner is dan het risico
op sterfte door de bijwerking, terwijl het Europees Medicijnagentschap (EMA) geen
onderscheid maakt in leeftijdsgroepen en juist concludeert dat de voordelen van vaccineren
opwegen tegen het risico op deze zeldzame bijwerking?1
Antwoord 1
Het EMA adviseert over de markttoelating van (o.a.) vaccins en de bijsluitertekst.
Het EMA kijkt daarbij naar de benefit/risk-ratio in het algemeen. Het is vervolgens
aan de afzonderlijke landen om te besluiten over de inzet van een vaccin. Drie zaken
zijn daarbij van belang: het risico op een ernstige of fatale bijwerking, het risico
op ernstige of fatale COVID-19 (dit is weer afhankelijk van leeftijd en de epidemiologische
situatie in een land), en mogelijke alternatieve vaccins. De Gezondheidsraad heeft
deze afweging gemaakt voor Nederland en het kabinet hierover geadviseerd.
Vraag 2
Waar ligt volgens u het afkappunt tussen het risico op ernstige ziekte door COVID
en het risico op een bijwerking van de vaccinatie die daartegen beschermt, ook gezien
de mogelijkheid dat toekomstige vaccins vergelijkbare bijwerkingen kunnen hebben?
Antwoord 2
Voor jongere mensen is het risico op ernstige ziekte en sterfte door COVID-19 aanzienlijk
kleiner dan bij ouderen, waardoor voor hen het risico op deze bijwerking zwaarder
weegt. Dat schrijft de Gezondheidsraad ook in het advies over de inzet van het AstraZeneca-vaccin.
Zoals ik ook in mijn brief van 8 april jl. heb aangegeven heeft het kabinet na advies
van de Gezondheidsraad besloten het AstraZeneca-vaccin enkel te gebruiken bij mensen
van 60 jaar en ouder. De zeldzame maar ernstige bijwerking van een laag aantal bloedplaatjes
in combinatie met uitgebreide trombose is aan deze bijsluiter toegevoegd.
Tot en met 9 mei ontving bijwerkingencentrum Lareb 15 meldingen hiervan na toediening
van het AstraZeneca-vaccin. De klachten ontstonden 7 tot 20 dagen na vaccinatie. Het
gaat om 12 vrouwen en 3 mannen. Hiervan waren er 6 personen tussen 20 en 40 jaar,
3 personen tussen 40 en 60 jaar en 6 personen ouder dan 60 jaar. Sinds alleen nog
mensen van 60 jaar en ouder met het vaccin van AstraZeneca (Vaxzevria) worden gevaccineerd,
zijn er tot nu toe 3 meldingen op bijna 1 miljoen gegeven vaccins bijgekomen. Het
EMA heeft vastgesteld dat deze bijwerking in 1 op de 100.000 gevallen optreedt na
een eerste prik. Het CBG geeft aan dat het aantal meldingen in Nederland lager ligt
dan je op basis daarvan mag verwachten. De voordelen van het AstraZeneca-vaccin blijven
dus opwegen tegen deze zeldzame bijwerking. Voor mensen van 60 jaar en ouder loopt
het sterfterisico op van 8,8 per 100.000 personen in de leeftijdsgroep 60–69 tot 165,7
per 100.000 personen in de leeftijdsgroep van mensen van 80 jaar en ouder.
Het sterfterisico als gevolg van COVID-19 voor mensen jonger dan 60 jaar loopt volgens
de Gezondheidsraad op van 0,2 tot 2,3 personen per 100.000 personen. De Gezondheidsraad
stelt op basis hiervan vast dat voor mensen jonger dan 60 jaar het risico op sterfte
door COVID-19 in dezelfde ordegrootte of zelfs kleiner is dan het risico op sterfte
door de bijwerking. Zeker omdat voor alle mensen onder de 60 jaar een ander vaccin
voorhanden is, was de risico-afweging van de Gezondheidsraad duidelijk. Zoals eerder
aangegeven in deze brief, bleek uit het advies dat voor mensen boven de 60 jaar het
risico op een ernstig ziektebeloop als gevolg van COVID-19 veel groter is dan het
risico op de ernstige bijwerking. Om die reden bleef het dus verstandig voor mensen
boven de 60 jaar om AstraZeneca in te zetten. Omdat voor mensen onder de 60 jaar alternatieve
vaccins aanwezig waren raadde de Gezondheidsraad dus aan een ander vaccin te gebruiken.
En omdat we die andere vaccins hebben, leidt dit niet tot negatieve effecten op de
planning van de vaccinatie-operatie. Ook veel andere landen in Europa kwamen tot leeftijdsgrenzen.
Vraag 3
Loopt een 55-jarige met longklachten en/of zwaar overgewicht die nu wordt afgebeld
voor de AstraZeneca-prik vanwege de 60-min prikstop nu een grotere of kleinere kans
op ernstige gezondheidsproblemen? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 3
De kans op ernstige COVID-19 is afhankelijk van verschillende factoren, waaronder
leeftijd en gezondheidstoestand van een persoon, de stand van de epidemie, en het
aantal en de duur van contacten. Ik wil benadrukken dat er geen sprake is van een
prikpauze. Zoals ik ook in mijn brieven van 8 april en 13 april jl., heb aangegeven
heeft het besluit het AstraZeneca-vaccin alleen in te zetten voor mensen boven de
60 jaar geen impact op de volgorde die we hanteren in de vaccinatiestrategie. Voor
de groepen waar AstraZeneca voor wordt afgeraden is een ander vaccin gezocht. De hoog
risico groepen onder de 60, die als eerste aan de beurt waren, zijn met hulp van de
huisartsen in staat gesteld snel een afspraak te maken met de GGD of indien zij niet
mobiel zijn bij Thuisvaccinatie. Vervolgens zijn de laatste groepen zorgpersoneel
bij wie de vaccinatieafspraken verzet zijn of nog gemaakt moesten worden in staat
gesteld om een afspraak te maken met de GGD. Tenslotte zijn voor 60- de groepen ziekenhuismedewerkers
en medewerkers en patiënten van de GGZ, die met AstraZeneca gevaccineerd zouden worden,
een ander vaccin gezocht, die inmiddels ook allemaal zijn beleverd.
Vraag 4
Hoe verhoudt dit risico tot het krijgen van diep veneuze trombose zonder vaccinatie
of het krijgen van trombose door de anticonceptiepil?
Antwoord 4
De vergelijking met trombose door de anticonceptiepil is niet te maken. Bij de zeer
zeldzame, maar ernstige, bijwerking na vaccinatie met het AstraZeneca-vaccin is sprake
van een specifiek ziektebeeld, anders dan wat bij patiënten wordt gezien die trombose
of longembolie hebben (gehad). Het gaat om een combinatie van stolselvorming (trombose)
én een tekort aan bloedplaatjes. Dit kan in veel gevallen leiden tot blijvende gezondheidsschade
of sterfte.
Vraag 5
Waarom is gekozen voor de leeftijdsgrens van 60 jaar, aangezien de gemelde gevallen
van trombose plaatsvinden bij mensen jonger dan 65 jaar?
Antwoord 5
De leeftijdsgrens van 60 jaar is gebaseerd op het risico op een ernstig beloop van
COVID-19. Bij 60-plussers is namelijk sprake van een veel hoger risico op ernstige
ziekte en sterfte door COVID-19. Voor mensen van 60 jaar en ouder loopt het sterfterisico
op van 8,8 per 100.000 personen in de leeftijdsgroep 60–69 tot 165,7 per 100.000 personen
in de leeftijdsgroep van mensen van 80 jaar en ouder. Gezien dit hogere risico op
gezondheidsschade als gevolg van COVID-19 adviseert de Gezondheidsraad zoveel mogelijk
van de beschikbare vaccins, inclusief de AstraZeneca-vaccins, in te zetten bij mensen
van 60 jaar en ouder. Voor jongere mensen is het risico op ernstige ziekte en sterfte
door COVID-19 aanzienlijk kleiner, waardoor het risico op deze bijwerking zwaarder
weegt. Het sterfterisico als gevolg van COVID-19 voor mensen jonger dan 60 jaar loopt
volgens de Gezondheidsraad op van 0,2 tot 2,3 personen per 100.000 personen. Sinds
alleen nog mensen van 60 jaar en ouder met het vaccin van AstraZeneca (Vaxzevria)
worden gevaccineerd, zijn er tot nu toe 3 meldingen op bijna 1 miljoen gegeven vaccins
bijgekomen. Het EMA heeft vastgesteld dat deze bijwerking in 1 op de 100.000 gevallen
optreedt na een eerste prik. Het CBG geeft aan dat het aantal meldingen in Nederland
lager ligt dan je op basis daarvan mag verwachten. De voordelen van het AstraZeneca-vaccin
blijven dus opwegen tegen deze zeldzame bijwerking.
Vraag 6
Hoe is deze risico-afweging bij mensen met een hoog medisch risico, zoals mensen met
obesitas en het syndroom van down?
Antwoord 6
De Gezondheidsraad heeft eerder aangegeven dat de mensen uit hoogrisicogroepen eenzelfde
risico lopen op ernstige ziekte en sterfte als mensen rond de 70 jaar. Enkele hoogrisicogroepen
krijgen een vaccinatie via de medisch specialist. Mensen met morbide obesitas (BMI>40)
en het syndroom van Down, die eerst bij de huisarts gevaccineerd zouden worden, hebben
een ander vaccin gekregen en konden hiervoor bij de GGD’en of indien zij niet mobiel
zijn bij Thuisvaccinatie terecht.
Vraag 7
Hoe is deze risico-afweging bij mensen van 40 jaar of ouder, gegeven het feit dat
momenteel ongeveer 30% van de coronapatiënten op de Intensive Care tussen de 40 en
60 jaar oud is?2
Antwoord 7
Op advies van de Gezondheidsraad worden de oudste leeftijdsgroepen als eerst gevaccineerd.
Uit analyse van ziekenhuisgegevens blijkt namelijk dat het risico op sterfte sterk
toeneemt vanaf 60 jaar. Natuurlijk is het van belang dat we alle mensen zo snel mogelijk
een vaccin aan kunnen bieden tegen het coronavirus. Daarbij is gekozen om te vaccineren
van een hoog naar laag risico, waarbij de mensen met een hoog risico evenveel risico
lopen als de mensen rond de 70 jaar en de medisch indicatie groep evenveel als de
groep 50–59 jaar. Ook patiënten met een medische indicatie lopen immers een hoger
risico op een ernstig beloop van COVID-19. De groep met een medisch indicatie is daarom
naar voren gehaald en wordt zo snel mogelijk gevaccineerd na 60-plus groep. Zoals
ik eerder heb aangegeven zijn we daarbij wel afhankelijk van de snelheid en omvang
van de vaccinleveringen.
Vraag 8
Kunt u aangeven of, in de prevalentie van intraveneuze trombose als bijwerking, een
onderscheid is gemaakt tussen vrouwen en mannen voor de risicobeoordeling? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 8
De Gezondheidsraad geeft aan dat op basis van de nu beschikbare gegevens geen precieze
risicoafweging op geslacht gemaakt kan worden. Dat komt omdat de geslachtverdeling
van het aantal mensen dat gevaccineerd is met het vaccin van AstraZeneca niet bekend
is. We weten wel wat per leeftijdsgroep de risico’s zijn op sterfte als gevolg van
COVID-19. Het sterfterisico als gevolg van COVID-19 voor mensen jonger dan 60 jaar
loopt volgens de Gezondheidsraad op van 0,2 tot 2,3 personen per 100.000 personen.
Voor mensen van 60 jaar en ouder loopt dit risico sterk op. Voor mensen van 60 jaar
en ouder loopt het sterfterisico op van 8,8 per 100.000 personen in de leeftijdsgroep
60–69 tot 165,7 per 100.000 personen in de leeftijdsgroep van mensen van 80 jaar en
ouder. De Gezondheidsraad heeft daarom vastgesteld dat het risico op sterfte door
COVID-19 voor mensen jonger dan 60 jaar in dezelfde ordegrootte of zelfs kleiner is
dan het risico op sterfte door de bijwerking.
Vraag 9
Vindt u dat risicogroepen die nu een prikafspraak met de huisarts hebben voor het
AstraZeneca-vaccin zelf zouden mogen bepalen of ze die afspraak door zouden laten
gaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
De Gezondheisdraad adviseert om AstraZeneca alleen bij groep 60-plus in te zetten.
De Gezondheidsraad adviseert daarbij ook om voor de risicogroepen onder de 60 jaar
alternatieve vaccins in te zetten. Dat advies heb ik overgenomen. Het inzetten van
alternatieve vaccins is op korte termijn gerealiseerd. Daarbij is geen sprake dat
iemand zelf bepaalt met welk vaccin gevaccineerd wordt. De AstraZeneca vaccins die
bedoelt waren voor de risicogroepen onder de 60 jaar, worden nu ingezet voor de groep
boven de 60 jaar.
Ook heb ik de Gezondheidsraad op 26 april jl., gevraagd nogmaals te adviseren over
de inzet van dit vaccin. Overigens kan een huisarts er in een individueel geval gegeven
de specifieke omstandigheden voor kiezen om iemand jonger dan 60 te vaccineren met
het vaccin van AstraZeneca, maar alleen voor mensen die al voor vaccinatie met dit
vaccin in aanmerking kwamen volgens de eerder ingezette vaccinatiestrategie.
Vraag 10
Wat is de reden dat het Verenigd Koninkrijk voor de leeftijdsgrens van 30 jaar heeft
gekozen?
Antwoord 10
Op 7 april jl. heeft het Verenigd Koninkrijk in een persconferentie aangegeven dat
na de toediening van ruim 20 miljoen doses van het AstraZeneca vaccin, in het VK,
79 gevallen van trombose i.c.m. lage bloedplaatjes bekend zijn na toediening van de
eerste dosis, waarvan 19 gevallen fataal (in de leeftijd 18–79). Twee derde van deze
gevallen betroffen vrouwen. Het Britse Medicines and Healthcare products Regulatory
Agency (MHRA) heeft hierbij aangegeven dat ze een connectie van deze aandoening met
de toediening van het AstraZeneca vaccins in toenemende mate duidelijk achten. Het
MHRA is van mening dat voor de overgrote meerderheid van de populatie de voordeel/risico
ratio positief blijft voor het AstraZeneca vaccin. Specifiek voor de jongvolwassen
populatie in leeftijdsgroep 18–29 jaar is het MHRA van mening dat de voordeel/risico
ratio anders uitvalt. In het VK is hierom de richtlijn voor toediening AstraZeneca
vaccin op aangepast.
Vraag 11
Is er ook overwogen om door te prikken, maar met goede instructie om bij klachten
naar de arts te gaan, zoals ook de EMA adviseert?
Antwoord 11
Het EMA beoordeelt op Europees niveau de veiligheid, werkzaamheid en kwaliteit van
de COVID-19 vaccins met het oog op toelating tot de Europese markt. Het EMA geeft
geen adviezen over de toepassing van vaccins binnen specifieke doelgroepen. In Nederland
adviseert de Gezondheidsraad over de inzet van vaccins binnen de verschillende doelgroepen.
In mijn brieven van 8 en 13 april jl., en in het plenair debat van 15 april jl., heb
ik toegelicht hoe dit advies van invloed is op de verdere vaccinatiestrategie.
Natuurlijk blijft het altijd belangrijk om bij klachten een arts te raadplegen. Op
de website coronavaccinatie.nl is daarom ook aandacht besteed aan symptomen die passen
bij deze specifieke bijwerking van stolselvorming én een verlaagd aantal bloedplaatjes
(trombocytopenie).
Vraag 12
Worden de reeds uitgeleverde vaccins die bedoeld waren voor hoog-risico patiënten
jonger dan 60 jaar nu bij de huisartsenpraktijken teruggevorderd?
Antwoord 12
Nee. De huisartsen zetten de vaccinatie van de groep mensen vanaf 60 jaar tot en met
64 jaar voort met het AstraZeneca-vaccin. Huisartsen hebben na het besluit om het
AstraZeneca-vaccin niet meer toe te dienen aan de 60-minners, in eerste instantie
kunnen doorprikken naar de leeftijdsgroepen 65- en 66-jarigen. Deze mensen zijn nu
echter ook aan de beurt bij de GGD’en.
Als er alsnog vaccin in open flacons overblijft, kan de huisarts overleggen met andere
praktijken in de buurt. Dit kan alleen als de vaccins binnen 6 uur worden toegediend.
Bij vaccins in ongeopende flacons, kan de huisarts het RIVM benaderen zodat de overgebleven
vaccins zo nodig en mogelijk vaccins ergens anders worden ingezet. Ook kan de huisarts
de flacons bewaren voor de tweede prik mits de houdbaarheidstermijn van het vaccin
dit toelaat. De huisarts wordt voor alle tweede bestellingen gevraagd, indien nodig,
de bestelling voor de levering van tweede prikken daarop naar beneden bijstellen.
Vraag 13
Blijft de datum van begin juli staan, waarop elke volwassene de mogelijkheid heeft
gehad voor een eerste prik, kijkend naar de leveringen van Pfizer, Moderna en Janssen
die gedrieën niet optellen tot voldoende capaciteit om voor 1 juli ruim negen miljoen
Nederlanders in de leeftijd van 18 tot 60 jaar te vaccineren?
Antwoord 13
Het tempo van het vaccineren is sterk afhankelijk van de hoeveelheid vaccins die worden
geleverd. Deze leveringen zijn echter met flinke onzekerheden omgeven. In mijn Covid-19
stand van zakenbrief van 28 mei jl. heb ik u medegedeeld dat de leveringen van het
Janssen vaccin in juni aanzienlijk achterblijven bij de verwachting. De impact van
de tegenvallende leveringen van het Janssen-vaccin op de vaccinatie-operatie is relatief
beperkt. Dit komt omdat eerder in de planning, vanwege de eerder tegenvallende leveranties
door Janssen, de inzet van het Janssen-vaccin voor de komende weken met behoedzaamheid
is geraamd. Inmiddels is ook de inzet van het Janssen-vaccin aangepast. Rekenend met
een vaccinatiebereidheid van 85% van de groep 18-plussers (dat zijn circa 12 miljoen
mensen), verschuift het moment dat een ieder die dat wil, een eerste prik heeft gehad,
hierdoor van begin juli naar medio juli.
Vraag 14
Kunt u door middel van een heldere berekening inzicht geven in de redenatie dat het
vaccinatietempo ongeveer gelijk zal blijven na een 60-min prikstop voor AstraZeneca?
Antwoord 14
De AstraZeneca-vaccins waren voor de prikstop bedoeld voor de doelgroepen 60 tot 64
jaar, GGZ-cliënten, een aantal hoog risicogroepen en voor zorgpersoneel, waaronder
GGZ-zorgpersoneel en een groep zorg verlenende ziekenhuismedewerkers. Voor alle mensen
jonger dan 60 jaar moesten de bestaande afspraken voor de vaccinatie met AstraZeneca
worden afgezegd. Afgezegde afspraken zijn echter snel weer ingepland. De laatste leveringen
voor de 60-min stop van de AstraZeneca-vaccins waren nodig om de laatste zorgmedewerkers
bij de GGD’en en de leeftijdsgroep van 60 tot en met 64 jaar door de huisartsen te
laten vaccineren. De huisartsenpraktijken in alle provincies zijn kort daarna helemaal
beleverd voor de eerste prikken. Huisartsen hebben, na het besluit om het AstraZeneca-vaccin
niet meer toe te dienen aan de mensen onder de 60 jaar, in eerste instantie kunnen
doorprikken naar de leeftijdsgroepen 65- en 66-jarigen. De rest van de toeleveringen
van AstraZeneca in het tweede kwartaal zijn gebruikt om mensen die een eerste prik
met AstraZeneca hebben gekregen ook hun tweede prik te geven. In de brief van 21 mei
jl. is het aangegeven dat op basis van het advies van de Gezondheidsraad zo veel als
mogelijk het interval tussen de eerste en tweede prik AstraZeneca wordt verkort binnen
de ruimte die de bijsluiter hiervoor biedt (dat is een interval van 4 tot 12 weken).
Het besluit van begin april, om alleen 60-plussers nog te vaccineren met AstraZeneca,
heeft per saldo gezorgd voor een versnelling binnen de oudere leeftijdsgroepen. Ten
eerste kregen zorgmedewerkers een ander vaccin waardoor we meer vaccins over hadden
voor de groep van 60–64-jarigen en we hen sneller konden vaccineren. En ten tweede
hebben de medische hoog-risicogroepen die het vaccin AstraZeneca zouden krijgen een
alternatief vaccin aangeboden gekregen. In veel gevallen kunnen zij daarmee eerder
volledig beschermd zijn, omdat de periode tussen de eerste en tweede prik korter is
bij de vaccins van BioNTech/Pfizer en Moderna. En bij Janssen is zelfs maar één prik
nodig. Ook omdat BioNTech/Pfizer juist meer dan eerdere verwachte heeft geleverd in
het tweede kwartaal kunnen we meer mensen sneller vaccineren. Zo zijn de 1,5 miljoen
mensen met een medische indicatie nu zij geen AstraZeneca meer krijgen bij de huisarts,
maar BioNTech/Pfizer bij de GGD, eerder aan de beurt geweest voor hun eerste prik
en naar verwachting tot 8 weken eerder volledig beschermd tegen COVID-19.
De AstraZeneca prikstop leidt er toe dat de termijn waarop de hele 60- groep een eerste
prik heeft gehad met totaal een week is vertraagd voor de eerste prik. Tegelijkertijd
is er door het kortere interval van de andere vaccins een kortere doorlooptijd van
het gehele vaccinatieprogramma wanneer andere vaccins dan AstraZeneca vanaf dat moment
voor eerste prikken worden ingezet. Daarnaast heb ik de Tweede Kamer brief van 11 juni
jl. gemeld dat de keuze voor het Janssen-vaccin mogelijk wordt gemaakt in de loop
van de week van 21 juni (week 25). In die week is namelijk de verwachting dat er 75.000
vaccins beschikbaar zijn voor deze keuzemogelijkheid. De week erna (week 26) zijn
er naar verwachting 125.000 vaccins beschikbaar.
Vraag 15
Wat gaat er gebeuren met de rest van de leveringen van het AstraZeneca als eenmaal
60-plus is ingeënt?
Antwoord 15
Het kabinet heeft besloten om ons mogelijke surplus aan vaccins voornamelijk in te
zetten voor donatie aan derde landen die hier zelf niet in kunnen voorzien (vooral
lage- en midden-inkomenslanden). Donatie via de multilaterale kanalen (COVAX/GAVI/WHO)
wordt daarbij als de primaire weg gezien, idealiter via het EU Vaccine Sharing Mechanism.
Bilateraal doneren is ook mogelijk.
In mijn voortgangsbrief van 28 mei jl. heb ik u toegelicht dat Nederland Suriname
bij wil staan in de strijd tegen de pandemie, mede gezien onze bijzondere relatie
en de nauwe verwantschap tussen onze samenlevingen. In mijn voortgangsbrief van 18 juni
jl. heb ik toegelicht dat op 9 juni jl. een eerste partij van 90.000 doses AstraZeneca-vaccins
naar Suriname is gevlogen, welke direct werd ingezet in het vaccinatieprogramma aldaar.
Gezien het belang van continuïteit van het vaccinatieprogramma in Suriname, zijn op
23 juni 60.000 doses AstraZeneca aan Suriname geleverd. Zondag 27 juni zullen nog
100.000 doses AstraZeneca worden geleverd aan Suriname, zodat we aan het eind van
de week 250.000 doses AstraZeneca aan Suriname hebben gedoneerd. Aansluitend daarop
volgen nog grotere leveringen. Ik ben daarbij wel mede afhankelijk van de leveringsschema’s.
Dat kan maken dat planning van de leveringen aan Suriname hiervan wat afwijkt.
Vraag 16
Hoe snel kunnen de doelgroepen, waarvan de vaccinatie nu wordt uitgesteld hun vaccinatie
met een ander vaccin krijgen?
Antwoord 16
Voor alle groepen onder de 60 jaar, die op dit moment in aanmerking komen voor een
COVID-19 vaccinatie, is een andere oplossing gevonden. In mijn Kamerbrief van 13 april
jl., heb ik toegelicht welke andere vaccins de betreffende doelgroepen ontvangen.
De medische hoogrisicogroepen die door de huisarts werden gevaccineerd kunnen bijvoorbeeld
terecht bij de GGD’en of indien niet mobiel bij Thuisvaccinatie. Mensen met een neurologische
aandoening die de ademhaling aantast die niet in staat zijn om af te reizen naar een
vaccinatielocatie, krijgen thuis een mRNA-vaccin aangeboden via Thuisvaccinatie.
Vraag 17
Is dit scenario waarbij AstraZeneca alleen aan 60-plus wordt toegediend, reeds uitgewerkt
en voorbereid in de draaiboeken van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM) gegeven het feit dat al op 14 maart jl. de eerste prikstop was en 31 maart
jl. de tweede prikstop?
Antwoord 17
Binnen de uitvoeringspraktijk moet altijd rekening gehouden worden met verschillende
scenario’s. Het RIVM en de uitvoerende partijen voeren hier dagelijks overleg over.
De uitvoerende partijen hebben snel en adequaat kunnen anticiperen op het besluit
om het AstraZeneca-vaccin alleen toe te dienen aan zestigplussers en voor andere groepen
een ander vaccin in te zetten. In mijn Kamerbrief van 14 april jl. heb ik toegelicht
welke aanpassingen zijn gedaan voor de groepen die aanvankelijk in aanmerking kwamen
voor het AstraZeneca-vaccin.
Vraag 18
Zou u deze vragen elk afzonderlijk en met spoed kunnen beantwoorden?
Antwoord 18
Ja
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.