Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eppink naar aanleiding van het bericht uit het Financieele Dagblad over de winstgevendheid van banken in het klimaat van lage rentes
Vragen van lid Eppink (JA21) aan de Minister van Financiën over risicovol streven naar rendement door banken. (ingezonden 4 juni 2021).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 25 juni 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «De bank maakt niet genoeg winst meer» in het Financieele
Dagblad van 3 juni 2021?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Zet de structureel te lage rente als gevolg van het desastreuze rentebeleid van de
Europese Centrale Bank (ECB) ook de winstmarges van de Nederlandse banken onder druk?
Antwoord 2
De rente is al geruime tijd laag als gevolg van incidentele en structurele factoren,
die zijn versterkt door de coronacrisis. Structurele oorzaken van de lage rente zijn
bijvoorbeeld de vergrijzing en een (mondiaal) spaaroverschot. Daarnaast geldt sinds
een paar jaar dat banken zelf een negatieve rente betalen over reserves die zij bij
de ECB moeten aanhouden. Wel is het zo dat een deel van de gestalde gelden bij de
ECB is uitgezonderd van een negatieve rente (via een systeem dat tiering heet).
Door de lage rente staan de rente-inkomsten van banken onder druk. Banken lenen namelijk
zowel geld in als uit: zij streven ernaar om daarbij hun rentemarge, het tariefverschil
tussen in- en uitleenrentes, op peil te houden. Door de dalende rente is het voor
banken lastig om die daling volledig door te rekenen in hun depositotarieven, omdat
deze dan negatief zouden worden. Dat onderschrijft ook De Nederlandsche Bank (DNB)
in haar Jaarverslag.2 Volgens DNB zorgt het uitzonderen van negatieve rentes door de ECB op een deel van
de reserves die banken bij het Eurosysteem aanhouden maar voor een gedeeltelijke compensatie
van de druk op de rente-inkomsten.3
Banken, waaronder Nederlandse banken, staan door het klimaat van lage rentes dus voor
een dilemma.4 Enerzijds willen zij hun winstgevendheid op peil houden. Anderzijds zien banken een
risico dat, als zij dit bereiken door een negatieve spaarrente, dit kan leiden tot
minder spaarklanten, reputatieschade en verlies aan inkomsten op andere producten.
Daarbij hebben Nederlandse banken publiekelijk aangegeven de zorgen van gewone spaarders
over de dalende rente op het netvlies te hebben.
Ik vind een weerbaar verdienmodel voor banken van belang. Onder meer omdat dit noodzakelijk
is voor de opbouw van buffers, waarmee banken tegen een stootje kunnen in slechtere
tijden. Dit komt ook de soliditeit van het financieel stelsel als geheel ten goede.
Ik blijf dit onderwerp dan ook nauwgezet volgen en heb in antwoord op schriftelijke
vragen van Van Dijk (CDA)5 aan DNB gevraagd haar rapportage over negatieve rente uit 2019 te actualiseren. Deze
zal ik voor het eind van de zomer met uw Kamer delen.
Vraag 3, 4
Zijn er ook in Nederland signalen dat banken rare fratsen uithalen om de winstmarges
te vergroten?
Zijn er ook in Nederland signalen dat banken excessieve risico’s gaan nemen en daarmee
de kiem leggen voor een volgende kredietcrisis?
Antwoord 3, 4
Zoals beschreven in antwoord op vraag 2 stelt de lage rente banken voor een dilemma.
Vooral banken die sterk afhankelijk zijn van hun rente-inkomsten zullen de dalende
rente voelen in hun winsten. Die banken zullen dan mogelijk op zoek gaan naar andere
inkomstenbronnen of moeten kosten gaan besparen. Naast rentetarieven concurreren banken
ook op andere factoren, waaronder de vaste kosten voor een bankrekening. Daarnaast
kan in algemene zin gelden dat een lage rente kan leiden tot een zoektocht naar rendement
(search for yield), waarbij grotere risico’s worden genomen om het rendement op peil te houden.6 Voor banken geldt dat het prudentieel raamwerk, waaronder het kapitaaleisenraamwerk,
zo is ingericht dat banken extra kapitaal dienen aan te houden indien zij risicovollere
activiteiten ondernemen. Hiermee wordt een eventuele toename in risico ondervangen.
Het is aan banken en toezichthouders om kwetsbaarheden tijdig te identificeren en
waar nodig te adresseren. Mijn indruk is dat wet- en regelgeving toezichthouders voldoende
mogelijkheden biedt om waar nodig adequaat in te grijpen.
Vraag 5
Is een ferme consolidatie van de bankensector in Europa een reëel scenario waarmee
Nederland rekening moet houden en waarop de staat dient te zijn voorbereid?
Antwoord 5
Het is op dit moment lastig in te schatten of een ferme consolidatie van de bankensector
in Europa een reële mogelijkheid is. Het is in de eerste plaats aan banken zelf om
de mogelijkheden voor fusies en overnames te verkennen en kansen en risico’s tegen
elkaar af te wegen. In 2019 informeerde ik uw Kamer reeds over dit thema per brief.7 Daarbij ging ik onder meer in op de verdeling van verantwoordelijkheden in het toezicht,
de relevante wet- en regelgeving voor verschillende kapitaal- en buffervereisten,
en het regelgevend kader omtrent fusies en overnames.
Ik herhaal mijn opvatting uit die brief dat hoewel consolidatie kansen kan bieden
om de Europese bankensector efficiënter en daarmee stabieler te maken, er ook risico’s
aan kleven. Hierbij valt te denken aan de kosten van het integreren van systemen,
of het samenvoegen van activiteiten. Ook kunnen bankengroepen groter en complexer
worden, wat een risico kan vormen voor de financiële stabiliteit («too-big-to-fail») en de diversiteit van het bankenlandschap. Daarnaast kunnen bankproducten in een
situatie van onvoldoende concurrentie juist duurder worden. Daarom is het verstandig
dat naast toezichthouders ook mededingingsautoriteiten een rol spelen bij de goedkeuring
van fusies en overnames.8
Indien risico’s zich voordoen kunnen toezichthouders en resolutieautoriteiten gebruik
maken van hun bevoegdheden om deze risico’s te mitigeren. Ik herhaal mijn standpunt
uit 2019 dat het kader voor grensoverschrijdende activiteiten voldoende waarborgen
en instrumenten bevat voor toezichthouders om risico’s bij de beoordeling van een
fusie of overname mee te wegen. Daarnaast zijn er waarborgen dat dochterondernemingen
zelfstandig aan vereisten moeten voldoen en in geval van grensoverschrijdende activiteiten
geldt dat een moeder- en dochteronderneming van dezelfde bankengroep voldoende kapitaal,
bail-inbare buffers (MREL) en liquiditeit moeten aanhouden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.