Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Paulusma over de inhaalzorg in de curatieve zorg
Vragen van het lid Paulusma (D66) aan de Minister voor Medische Zorg over de inhaalzorg in de curatieve zorg (ingezonden 8 juni 2021).
Antwoord van Minister Van Ark (Medische Zorg) (ontvangen 25 juni 2021).
Vraag 1
Kunt u inzicht geven in de samenstelling en omvang van de «inhaalzorg»? Voor welke
specialismen en aandoeningen is de nood het hoogst?
Antwoord 1
Op 26 mei heb ik uw Kamer geïnformeerd over het kader passende inhaalzorg medisch
specialistische zorg (msz). Onderdeel hiervan is dat ziekenhuizen (zowel reguliere
ziekenhuizen als umc’s) in kaart brengen hoeveel zorg ingehaald moet worden en hoe
ze dat gaan doen. Afgelopen weken hebben ziekenhuizen plannen hiervoor opgesteld en
met zorgverzekeraars besproken. De zorgverzekeraars zijn deze plannen momenteel met
de ziekenhuizen aan het aanvullen en aanscherpen, zodat er inzicht komt in de totale
geschatte omvang van de inhaalzorg en de mogelijkheid om deze in 2021 op te pakken.
Half juli kan naar verwachting het inzicht worden gegeven door zorgverzekeraars en
de Nederlandse Zorgautoriteit (NZA) over de omvang van de inhaalzorg per specialisme.
Ik wil benadrukken dat een randvoorwaarde voor het inhalen van zorg is dat zorgprofessionals
kunnen herstellen van de periode waarin zij onder moeilijke omstandigheden hun werk
hebben verricht. Dit vraagt om zorgvuldige afwegingen bij het opschalen van zorg,
met zeggenschap van zorgprofessionals en aandacht voor hun herstelbehoefte.
Vraag 2
Is de huidige wachtlijst voor inhaalzorg ook de actuele, of staan er wellicht ook
nog patiënten op die ondertussen elders geholpen zijn, geen zorg meer nodig hebben
of zorg via de eerste lijn kunnen krijgen?
Antwoord 2
De NZa monitort sinds het begin van de crisis de toegankelijkheid van zorg en blijft
dit ook doen. Wachttijdinformatie wordt continu door zorgaanbieders aangeleverd bij
de NZa via het Zorgbeeldportaal en is daarmee actueel naar de laatst beschikbare data.
Deze informatie gaat over patiënten die nog geholpen moeten worden. Patiënten die
elders geholpen zijn, geen zorg meer nodig hebben of zorg via de eerste lijn kunnen
krijgen, zijn geen onderdeel van deze cijfers.
Vraag 3
Kunt u stap voor stap aangeven hoe het plannen van inhaalzorg in zijn werk gaat vanaf
het moment dat een patiënt zijn arts belt en zijn of haar wensen geeft voor het plannen
van de inhaalzorg, ofwel in het eigen ziekenhuis, ofwel in de regio?
Antwoord 3
In het kader passende inhaalzorg msz hebben partijen afgesproken dat zorgprofessionals
de patiënt actief zullen informeren over de wachttijd voor de behandeling en actief
zullen wijzen op de mogelijkheid om de behandeling elders wellicht sneller te krijgen.
Voor zorgaanbieders is een informatiekaart ontwikkeld om hen te ondersteunen in de
communicatie met patiënten over inhaalzorg. Zorgverleners kunnen patiënten daarbij
verwijzen naar de zorgverzekeraar voor bemiddeling. Een patiënt kan vervolgens contact
opnemen met zijn/haar zorgverzekeraar om de mogelijke opties te bespreken. Het is
uiteraard aan de patiënt om te beslissen of hij of zij daar gebruik van wil maken.
Wel benadruk ik dat bij de uitvoering van inhaalzorg rekening gehouden moet worden
met de beschikbaarheid van voldoende personeel en er gebruik wordt gemaakt van zorgclassificaties
voor de prioritering van inhaalzorg. Deze randvoorwaarden zijn allen beschreven in
het kader passende inhaalzorg msz.
Vraag 4
Wie neemt voor de patiënt de leiding in de verspreiding en bemiddeling van zijn of
haar inhaalzorg in een regio?
Antwoord 4
Zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor zorgbemiddeling. In het kader inhaalzorg
is afgesproken dat zij heldere communicatie verstrekken over de mogelijkheden hiervan
voor patiënten. Daarmee hebben zorgverzekeraars een belangrijke regionale coördinatierol
in het borgen van de toegankelijkheid van inhaalzorg. Echter, het is de patiënt die
bepaalt (samen met zijn/haar zorgprofessional) of hij/zij eerder geholpen wenst te
worden en daarvoor bereid is naar een andere (soms verder weg gelegen) zorgaanbieder
te gaan, of liever wat langer wacht en daarmee in de buurt of bij de vertrouwde zorgverlener
geholpen kan worden.
Vraag 5
Hoe worden patiënten actief geïnformeerd over de planning voor inhaalzorg en de mogelijkheden
die zij hebben om zelf de keuze te maken om elders (sneller) te worden geholpen?
Antwoord 5
Zorgverleners informeren patiënten actief over wachttijden voor behandelingen binnen
de eigen instelling en de mogelijkheid van zorgbemiddeling door de zorgverzekeraar.
Zorgverzekeraars hebben, zoals al aangegeven bij vraag 4, hun communicatie hierop
ingericht. Daarnaast is al verschillend communicatiemateriaal ontwikkeld, zoals de
informatiekaart waarnaar ik verwijs in vraag 3. Ook wordt er in een werkgroep bestaande
uit de Patiëntenfederatie, Zorgverzekeraars Nederland (ZN), Landelijke Huisartsen
Vereniging (LHV), NZa en VWS momenteel communicatiemateriaal ontwikkeld om de patiënt
te informeren over de mogelijkheden betreft inhaalzorg.
Vraag 6
Wordt er gedaan aan verwachtingenmanagement richting patiënten over hoe lang gemiddeld
de wachttijd is in Nederland voor hun geplande behandeling, met name omdat het doel
is om in Nederland een zo eerlijk mogelijke verdeling te hebben van behandelcapaciteit?
Antwoord 6
Ja. Dit zit enerzijds in heldere communicatieverstrekking, zie hiervoor mijn antwoord
op vraag 4 en 5. Anderzijds zit dit in monitoring (die openbaar is) om zo goed mogelijk
inzicht te krijgen wat het actuele beeld is. Beide aspecten zijn onderdeel van het
kader passende inhaalzorg msz.
Vraag 7
Verwijzen ziekenhuizen patiënten direct door naar zorgverzekeraars of verwijzen zorgaanbieders
direct door naar andere zorgaanbieders in de regio?
Antwoord 7
In het kader is afgesproken dat ziekenhuizen patiënten actief verwijzen naar hun zorgverzekeraar.
Het is wel mogelijk dat een zorgverlener een patiënt naar een andere zorgaanbieder
verwijst, maar een zorgverlener weet niet hoe een patiënt is verzekerd en of de patiënt
de zorg bij de verwezen aanbieder volledig vergoed krijgt. Daarom is afgesproken dat
de patiënt naar de verzekeraar wordt verwezen.
Vraag 8
Wat gebeurt er als er geen overeenstemming is binnen het Regionaal Overleg Acute Zorgketen
(ROAZ) over het oplossen van de gesignaleerde knelpunten binnen het spreiden van herstelzorg?
Antwoord 8
Het ROAZ kan als overlegorgaan dienen om knelpunten te zien en te bespreken en oplossingen
te genereren. Echter, het blijft aan het ziekenhuis en de zorgverzekeraar om concrete
afspraken te maken over de mogelijkheden voor inhaalzorg. Daarnaast signaleert de
NZa samen met betrokken partijen knelpunten in de toegang tot (reguliere) zorg en
de vervolgzorg. Indien nodig zorgt de NZa samen met betrokken partijen voor een oplossing.
Vraag 9
Wat gebeurt er als er in een regio of landelijk als de planning van de inhaalzorg
achterblijft? Wie heeft dan doorzettingsmacht?
Antwoord 9
De NZa blijft de ontwikkelingen rondom inhaalzorg en breed de toegankelijkheid van
zorg monitoren en voert hier ook periodiek overleg over met partijen. Wanneer geconstateerd
wordt dat de planning achterblijft, zal dit in het overleg dat ik op regelmatige basis
met de zorgpartijen heb, worden besproken. Inhaalzorg is namelijk een gezamenlijke
opdracht, waarbij elke partij zijn rol pakt en verantwoordelijkheid neemt om inhaalzorg
passend en snel te kunnen verlenen. Daar waar knelpunten ontstaan, wordt gezamenlijk
gezocht naar maatwerkoplossingen.
De NZa houdt daarnaast toezicht op zorgverzekeraars op de wijze waarop zij invulling
geven aan hun zorgplicht. Daarbij heeft de NZa onder andere oog voor de wijze waarop
de zorgverzekeraars hun verzekerden informeren over hun rol als bemiddelaar en hoe
zij dit daadwerkelijk uitvoeren en de wijze waarop zorgverzekeraars bijdragen aan
het terugdringen van de wachttijden.
Vraag 10
Wat is de positie van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) binnen het plan voor
de inhaalzorg en de spreiding van patiënten in een regio tussen ziekenhuizen en zelfstandige
behandelklinieken? Wat is het gevolg indien deze negatief is?
Antwoord 10
De ACM hanteert als uitgangspunt dat de concurrentieregels veel ruimte bieden voor
samenwerking, zolang de samenwerking in het belang van de patiënt is. De concurrentieregels
staan afspraken tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars over inhaalzorg dan ook
niet in de weg. Een patiënt kan er immers mee gebaat zijn om voor niet-spoedeisende
inhaalzorg naar een andere zorgaanbieder bemiddeld te worden als hij daarmee sneller
wordt geholpen. Daarbij is het voor de ACM wel van belang dat de betrokken partijen
transparant zijn over de keuzemogelijkheden voor patiënten. En dat beslissingen over
doorverwijzingen samen met patiënten genomen worden. Als een patiënt de voorkeur heeft
voor een bepaalde zorgaanbieder, bijvoorbeeld omdat die dichterbij is of omdat de
patiënt daar reeds bekend is, dan kan de patiënt niet gedwongen worden naar een andere
zorgaanbieder te gaan. Kortom, de patiënt behoudt zijn keuzevrijheid. De patiënt zal
in voorkomende gevallen dan wel een langere wachttijd bij de zorgaanbieder van zijn
voorkeur moeten accepteren. De ACM waakt er ook voor dat de samenwerkende partijen
niet andere aanbieders, zoals ZBC’s, uitsluiten van de afspraken rond inhaalzorg.
Het is van belang dat alle beschikbare capaciteit zo goed mogelijk gebruikt wordt.
Vraag 11
Zijn er zorgen onder zorgaanbieders en zorgverzekeraars over de positie van de ACM
bij het plan van inhaalzorg?
Antwoord 11
Ik heb geen signalen ontvangen van zorgaanbieders of zorgverzekeraars dat de positie
van de ACM in de weg zit bij het plan van inhaalzorg. De ACM heeft gedurende de hele
coronacrisis constructief meegedacht over de mogelijkheden om de zorg in Nederland
zo goed mogelijk in te richten tijdens de pandemie.
Vraag 12
Is en wordt er tijdens deze pandemie ook onderzoek gedaan naar gepast gebruik van
zorg, met andere woorden dat inzichtelijk wordt gemaakt of er ook momenten zijn geweest
dat het uitstellen van zorg juist niet tot gezondheidsschade of juist tot verbetering
van de situatie van de patiënt heeft geleid, bijvoorbeeld bij klachten aan het bewegingsapparaat?
Zo ja, kunt u dit verder toelichten? Zo nee, bent u bereid dit onderzoek te initiëren?
Antwoord 12
Ik ben niet bekend met onderzoeken over of uit- of afstel van zorg tot verbetering
heeft geleid. Met de beweging naar de Juiste Zorg op de Juiste Plek en passende zorg
wordt gezamenlijk door het veld en VWS al langere tijd gewerkt om de patiënt voorop
te stellen in zijn/haar zorgbehoefte en daarmee juiste zorg op de juiste plek te leveren.
Door de verschillende trajecten die hierop lopen, waaronder een evaluatietraject,
vind ik het niet nodig om aanvullend onderzoek te initiëren.
Vraag 13
Is en wordt er tijdens deze pandemie ook onderzoek gedaan of zorg uitstellen in het
ziekenhuis, waardoor behandeling in de eerste lijn noodzakelijk was, juist leidt tot
betere kwaliteit? Zo ja, kunt u dit verder toelichten? Zo nee, bent u bereid dit onderzoek
te initiëren?
Antwoord 13
Vanuit het Ministerie van VWS is er geen verzoek richting een dergelijk onderzoek
gedaan. De juiste zorg op de juiste plek krijgen is een beweging die al langer gaande
is en wellicht door de coronacrisis is versneld. Er lopen al verschillende trajecten
hierop, waaronder een evaluatietraject. Ik vind het dan ook niet nodig om nu een nieuw
onderzoek te initiëren.
Vraag 14
In hoeverre wordt het opstarten van inhaalzorg gebruikt om de juiste zorg op de juiste
plek te stimuleren?
Antwoord 14
In het kader passende inhaalzorg msz is dit expliciet opgenomen onder de eerste randvoorwaarden.
Bij het uitvoeren van de inhaalzorg zorgen ziekenhuizen, klinieken en zorgverzekeraars
ervoor dat dit in lijn is met de principes van De Juiste Zorg op de Juiste Plek en
passende zorg. De crisis heeft voor patiënten, zorginstellingen en zorgverzekeraars
allerlei vernieuwingen met zich meegebracht. Ziekenhuizen nemen de geleerde lessen
uit de crisis mee, bijvoorbeeld rond de inzet van digitale of hybride zorg en over
de samenwerking met bijvoorbeeld huisartsen, zelfstandige klinieken en de VVT-sector.
Vraag 15
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk, en uiterlijk de week voor het commissiedebat
Medisch specialistische zorg/ziekenhuiszorg op 5 juli 2021, beantwoorden?
Antwoord 15
De vragen zijn ieder afzonderlijk beantwoord en de deadline is hierbij ook gehaald.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.