Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Koekkoek en Ellemeet over het monitorrapport 'Leefomstandigheden van kinderen in de asielopvang'
Vragen van de leden Koekkoek (Volt) en Ellemeet (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het monitorrapport «Leefomstandigheden van kinderen in de asielopvang» (ingezonden 27 mei 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 23 juni
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3206.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Kinderen in asielzoekerscentra (azc’s) staan vaak stijf
van de stress: «Ik zie het verdriet in hun ogen»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft u kennisgenomen van het monitorrapport «Leefomstandigheden van kinderen in de
asielopvang» van de Werkgroep Kind in azc over het gebrek aan veiligheid en stabiliteit
in azc’s en gezinslocaties?2
Antwoord 2
Ja, ik heb kennisgenomen van het monitorrapport. Het monitorrapport is door de Werkgroep
Kind in azc overhandigd aan de Directeur Migratiebeleid van het Ministerie van Justitie
en Veiligheid op 18 mei jl. Ik ben de leden van de Werkgroep Kind in azc en de betrokken
organisaties erkentelijk voor het onderzoek en het monitorrapport. Dit geldt ook voor
de deelnemers aan het onderzoek en de medewerking van het COA hieraan. Zoals het monitorrapport
beschrijft zijn er de afgelopen jaren verschillende verbeteringen doorgevoerd voor
kinderen in azc’s. In het vorige rapport van de werkgroep stonden 92 aanbevelingen,
waarvan 71 voor het COA. Hiervan zijn 65 aanbevelingen opgepakt en zes nog in ontwikkeling.
Zo zijn onder andere de fysieke leefomgeving, het activiteitenaanbod en de kindvriendelijke
voorlichting over de asielprocedure verbeterd en is de rol van de contactpersonen
kind verstevigd. Desondanks blijkt dat er nog (verdere) verbeteringen nodig zijn en
worden hiervoor aanbevelingen gedaan. Deze aanbevelingen worden nader bestudeerd.
Vraag 3
Was het u reeds bekend dat kinderen in de asielopvang zich onveilig voelen en hun
zorgen niet durven te uiten bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) vanwege
de vrees dat dit tegen hen gebruikt kan worden tijdens de asielprocedure?
Antwoord 3
Nee, dit was mij niet reeds bekend. Het monitorrapport beschrijft dat uit de interviews
met ouders en kinderen op vier locaties blijkt dat zij hun zorgen vaak niet durven
te uiten bij het COA, maar uit de interviews blijkt niet wat hiervoor de reden is.
In algemene zin geldt dat, wanneer de asielaanvraag is afgewezen, de kennis die het
COA over de vreemdeling heeft van groot belang is voor de ketenpartners die ook met
de vreemdeling in gesprek zijn in het kader van het vertrektraject. Binnen een lokaal
ketenoverleg (LKO) kan dan ook, binnen de wettelijke kaders, informatie worden gedeeld.
Informatie die echter is verkregen uit de gesprekken van kinderen met COA-medewerkers wordt daarbij niet gedeeld. Het COA heeft geen inhoudelijke taak in de asielprocedure
en wanneer kinderen met COA-medewerkers willen praten over onveilige gevoelens (of
zorgen) dan kan dat zonder dat het COA die informatie deelt met ketenpartners. Voorts
heeft het COA een signaleringsfunctie in het geval van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Ik vind het ook belangrijk dat asielzoekers, en zeker kinderen, zich veilig voelen
en eventuele zorgen durven te uiten bij het COA. In dit kader verwijs ik verder naar
mijn antwoord op vraag 7.
Vraag 4
Is het u bekend dat de vele verhuizingen van kinderen in de asielopvang ontwrichtend
werken en de continuïteit van zorg en onderwijs in de weg staan?
Antwoord 4
Ja, onder andere om deze redenen is conform het regeerakkoord ingezet op het tot een
minimum beperken van verhuisbewegingen, zeker waar het schoolgaande kinderen betreft.
Hoewel het gemiddeld aantal verhuisbewegingen vrij laag ligt (rond de één), zijn er
uitschieters met meerdere verhuisbewegingen gedurende het verblijf bij het COA. De
inzet is en blijft dit zoveel mogelijk te beperken. Ik verwijs u verder naar mijn
antwoord op vraag 6.
Vraag 5
Bent u bereid de aanbevelingen uit het monitorrapport over te nemen? Zo ja, op welke
termijn bent u voornemens dat te doen? Zo nee, kunt u per aanbeveling die u niet overneemt
motiveren waarom u dat niet doet?
Antwoord 5
De aanbevelingen aan mijn departement en het COA worden de komende tijd gezamenlijk
verder verkend. Op deze termijn is het niet mogelijk uitsluitsel te geven over welke
aanbevelingen wel of niet worden overgenomen. In zijn algemeenheid geldt dat de aanbevelingen
serieus bekeken worden en dat bijvoorbeeld naar aanleiding van de vorige rapportage
ook diverse verbeteringen zijn doorgevoerd bij het COA, zoals de versteviging van
de rol van de «contactpersonen kind».
Bij de overweging en een besluit een aanbeveling wel of niet over te nemen is het
belang van het kind een eerste overweging. Tegelijkertijd worden daarin ook aspecten
als wet- en regelgeving en financiën meegenomen. Sommige aanbevelingen zijn gedaan
aan andere organisaties of departementen. Ook geldt bij fundamentelere keuzes dat,
gezien de demissionaire status van het kabinet, het niet in de rede ligt dat deze
keuzes door dit kabinet gemaakt worden. Om deze redenen kan ik dan ook niet toezeggen
alle aanbevelingen over te nemen.
Ten aanzien van een aantal aanbevelingen zijn er al lopende acties of ontwikkelingen.
Zo geldt bijvoorbeeld al dat de prioriteit en inzet is om ervoor te zorgen dat de
achterstanden bij de IND worden opgelost. Aanbevelingen waar het COA onder andere
al mee aan de slag is gegaan, naast bovengenoemde, zijn de ouderschapsondersteuning
en het vergroten van de participatie en het gevoel van erkenning bij kinderen en jongeren
door het activeren van jeugdraden op locatie.
Vraag 6
Wat gaat u concreet doen om de verhuizingen van kinderen in de asielopvang te voorkomen,
nu uit het monitorrapport blijkt dat een aantal kinderen nog steeds meerdere keren
worden verhuisd gedurende hun asielprocedure?
Antwoord 6
De afgelopen jaren is inzet gepleegd om het aantal verhuizingen van kinderen in de
asielopvang tot een minimum te beperken. Uit het monitorrapport blijkt ook dat het
merendeel van de kinderen in 2019 en in de eerste helft van 2020 één verhuisbeweging
heeft gemaakt. Toch zijn er uitschieters naar boven in het aantal verhuisbewegingen
geconstateerd. Tenzij de verhuizing op verzoek van een gezin zelf is, zijn de inspanningen
erop gericht deze verhuisbewegingen verder te beperken. Gelet op de gevolgen van onder
andere de doorlooptijden in de asielprocedure en de COVID-19 maatregelen blijft het
echter een uitdaging om verhuisbewegingen te voorkomen. Indien er verhuisd dient te
worden wordt er rekening gehouden met het belang van het kind door de verhuizing indien
mogelijk plaats te laten vinden in de vakantieperiodes en door gebruik te maken van
een verhuischecklist waarmee de belangen van een gezin in beeld worden gebracht die
van invloed kunnen zijn op een verhuizing. Niettemin blijf ik ernaar streven om de
verhuisbewegingen tot een minimum te beperken. Daarbij teken ik wel aan dat binnen
de inrichting van het huidige asielproces er altijd verhuisd moet worden. In dit kader
is de uitwerking van het voorgenomen flexibel asielsysteem relevant. De asielprocedure
start op een Gemeenschappelijke Vreemdelingenlocatie (GVL), waar alle asieldiensten
samen werken en vanuit een integrale benadering zo vroeg mogelijk in het proces de
kansrijkheid van de aanvraag vaststellen. Door snel onderscheid te maken tussen groepen
asielzoekers kan het vervolg doelgericht worden vormgegeven, bijvoorbeeld door vergunninghouders
zo veel mogelijk direct vanuit de GVL te plaatsen in of nabij de gemeente van huisvesting.
Op deze manier verwacht ik verhuisbewegingen verder te beperken. Dit geldt overigens
voor alle asielzoekers, niet alleen voor kinderen.
Vraag 7
Bent u bereid ervoor te zorgen dat kinderen in de asielopvang toegang hebben tot een
toegankelijk vertrouwenspersoon, zodat zij hun ideeën, zorgen en signalen van onveiligheid
durven te uiten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Uiteraard vind ik het van belang dat kinderen in de asielopvang hun zorgen kunnen
uiten. Ik wil de drempel die kinderen voelen om hun zorgen met COA-medewerkers te
bespreken dan ook zo laag mogelijk hebben. De behoefte aan een vertrouwenspersoon
en laagdrempelige begeleiding zal verder opgepakt worden.
Vraag 8
Wat gaat u doen om de rol van COA-contactpersonen kind te verduidelijken en verstevigen,
en waar nodig hier meer Fte voor vrij te maken?
Antwoord 8
De rol van de contactpersonen kind is de afgelopen jaren verstevigd. Toch valt er
volgens het rapport nog werk te verrichten als het aankomt op bijvoorbeeld de wijze
waarop de rol dient te worden vormgegeven en de tijd die beschikbaar is. Het COA gaat
hierin door op de ingeslagen weg naar aanleiding van de vorige rapportage en investeert
in verdere deskundigheidsbevordering. Hiervoor wordt onder andere samenwerking gezocht
met verschillende organisaties en het uitnodigen van experts om workshops, voorlichting
en trainingen te verzorgen voor de contactpersonen kind.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.