Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Simons over ‘buitenproportionele geweldstoepassing door de Rotterdamse politie’
Vragen van het lid Simons (BIJ1) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over buitenproportionele geweldstoepassing door de Rotterdamse politie (ingezonden 7 mei 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 15 juni 2021).
            Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2994.
         
Vraag 1
            
Heeft u de beelden gezien van de politieagent die een 17-jarige burger in Rotterdam
               omver duwt en met een vuist in zijn gezicht slaat?
            
Antwoord 1
            
Ja, ik heb de beelden van het politieoptreden in Rotterdam in een filmpje op twitter
               gezien.
            
Vraag 2
            
Deelt u de conclusie van de politieagent in kwestie, die volgens de persverklaring
               zijn eigen geweldstoepassing als «buitenproportioneel» beoordeelt?
            
Antwoord 2
            
Het is aan andere autoriteiten – in voorkomende gevallen de rechter – om te beoordelen
               of er wel of niet sprake is van buitenproportionele geweldsaanwending. Ik kan en zal
               niet in die beoordeling treden.
            
Vraag 3
            
Vond de politie al dat het geweld buitenproportioneel was voordat het filmpje naar
               buiten kwam?
            
Antwoord 3
            
Het oordeel of het aangewende geweld in overeenstemming was met de beginselen van
               proportionaliteit en subsidiariteit is een bevoegdheid van de korpschef. Meer ingrijpende
               vormen van geweldsaanwending – die op grond van artikel 18 van de Ambtsinstructie
               aan het Openbaar Ministerie moeten worden gemeld – worden tevens door de officier
               van justitie beoordeeld.1 Ik kan daarbij niet ingaan op de specifieke omstandigheden van een individueel geval.
            
Vraag 4
            
Wat is de reden dat de zaak tegen deze burger is geseponeerd? Is hiertoe besloten
               in relatie tot de geweldstoepassing door deze agent?
            
Antwoord 4
            
Het OM treedt niet naar buiten over specifieke strafzaken in verband met de privacy
               van betrokkenen.
            
Vraag 5
            
Is het gebruikelijk dat een zaak wordt geseponeerd na geweldstoepassing door de politie?
Antwoord 5
            
Het OM bekijkt elke strafzaak zorgvuldig op zichzelf en heeft haar eigen bevoegdheid
               om tot een sepot over te gaan. Dit is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
            
Vraag 6
            
Is er een tijdslijn van de geweldsmelding, de publicatie van het filmpje, het persbericht,
               seponering van de zaak, aanbieden van de excuses en andere gebeurtenissen in deze
               zaak? Kunt u deze delen?
            
Antwoord 6
            
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 kan ik niet ingaan op individuele casuïstiek.
Vraag 7 en 8
            
Wordt er bijgehouden hoeveel geweldsmeldingen en klachten een agent op zijn naam heeft
               staan? Zo ja, zijn de aantallen met betrekking tot de agent uit het filmpje bij u
               bekend en hoe verhouden deze aantallen zich tot het gemiddelde? Zo nee, waarom niet?
            
Als blijkt dat bij specifieke agenten het aantal geweldsmeldingen en/of klachten het
               gemiddelde overschrijden, hoe wordt dit meegewogen bij het onderzoek naar aanleiding
               van een geweldsmelding?
            
Antwoord 7 en 8
            
Geweldsmeldingen en klachten worden standaard geregistreerd. Dergelijke registraties
               zijn, indien daar aanleiding toe is, opvraagbaar voor bevoegde autoriteiten.
            
Geweldsmeldingen en de beoordeling daarvan zijn opzichzelfstaand. Het is daarom belangrijk
               om bij iedere afzonderlijke geweldaanwending onbevooroordeeld de feiten en omstandigheden
               die naar het oordeel van de betrokken agent aanleiding hadden gegeven voor zijn beslissing
               om geweld te gebruiken, in ogenschouw te nemen. Daarbij benadruk ik dat het enkele
               feit dat bepaalde agenten meer geweldsmeldingen op hun naam hebben, op voorhand niets
               zegt over de rechtmatigheid van die geweldsaanwending. De problematiek van een bepaald
               werkgebied waarbinnen een agent opereert kan maken dat het aantal geweldmeldingen
               van deze agent vergeleken met die van agenten die in andere minder risicovolle werkgebieden
               werkzaam zijn, een vertekend beeld geven.
            
Agenten die bijvoorbeeld werken in een uitgaansgebied, of die een specifieke nevenfunctie
               hebben zoals lid van de mobiele eenheid, lopen gelet op het hogere gevaarrisico dat
               daaraan is verbonden een grotere kans om bij hun taakuitvoering geweld te moeten toepassen.
            
De leidinggevende van de agent wordt op de hoogte gesteld van de beoordeling van de
               geweldsaanwending. Deze houdt overzicht en kan maatregelen nemen indien een reeks
               van geweldaanwendingen en/of klachten daartoe naar zijn of haar oordeel aanleiding
               geeft.
            
Vraag 9
            
Hoe worden eerdere beoordelingen door het VIK (afdeling Veiligheid, Integriteit en
               Klachten) hierin meegewogen?
            
Antwoord 9
            
Het is goed om te vermelden dat het VIK geen formele rol heeft in de beoordeling van
               geweld. Iedere geweldsaanwending moet op grond van de Ambtsinstructie (artikel 17)
               worden gemeld en door de hulpofficier van justitie worden getoetst. Een deel van de
               geweldsaanwendingen wordt door de politiechef (namens de korpschef) beoordeeld. Zoals
               in de beantwoording van vraag 7 en 8 reeds is aangegeven, wordt elke geweldaanwending
               afzonderlijk beoordeeld en worden eerdere beoordelingen daarin niet meegewogen. De
               afdeling VIK kan desgewenst wel klachten over geweldsaanwending onderzoeken, of een
               disciplinair onderzoek starten in opdracht van het bevoegde gezag na of naar aanleiding
               van een geweldsaanwending.
            
Vraag 10
            
Is het gebruikelijk dat een politieagent na geweldstoepassing degene op wie het geweld
               is toegepast opzoekt? Is dit in een protocol vastgelegd? Kunt u dit protocol delen?
            
Antwoord 10
            
De politie heeft mij aangegeven dat er geen protocol is voor dergelijke zaken. Het
               is niet gebruikelijk dat een politieagent na geweldstoepassing contact opneemt met
               de betrokkene. Indien daartoe aanleiding bestaat kan dit – al dan niet in overleg
               met de leidinggevende – worden besloten in het kader van informele klachtbemiddeling.
               De politie kan daarin rekenen op mijn steun, omdat het past bij het zijn van de lerende
               organisatie waar de politie hard aan werkt.
            
Vraag 11
            
Bent u bekend met een patroon aan andere uitingen van racisme en gevallen van buitensporige
               geweldstoepassing bij de Nederlandse Politie en expliciet bij het Rotterdamse korps,
               waaronder de gevallen die te zien zijn in de twee uitzendingen van Zembla «Bijten
               als beloning»?2
Antwoord 11
            
In de vraagstelling komen twee afzonderlijke onderwerpen aan bod, waar ik ten behoeve
               van de duidelijkheid achtereenvolgens op zal ingaan.
            
Als u doelt op de incidenten en de gedane uitlatingen door politiemedewerkers naar
               aanleiding van de racistische berichten in whatsapp-groepen heb ik eerder aangegeven
               dat deze volstrekt ontoelaatbaar zijn. De signalen vanuit de politieorganisatie en
               vanuit de samenleving om alerter te zijn op discriminerend gedrag en de dialoog aan
               te gaan over adequate sancties, worden opgevolgd door de politie. Ik verwijs u hiervoor
               naar de beantwoording van eerdere Kamervragen van de leden Van Nispen (SP) en Kathmann
               (Pvda) en de brief die ik op 20 mei jl. aan uw Kamer heb verstuurd.3 Het onderwerp komt daarnaast ook regelmatig aan de orde in mijn gesprekken met de
               politie en met burgemeesters, die zich vanuit hun rol als lokaal gezag betrokken voelen
               bij het thema. Zo heb ik naar aanleiding van de gebeurtenissen in Rotterdam recent
               met zowel politiechef Westerbeke als met burgemeester Aboutaleb gesproken.
            
Voor wat geweldstoepassing betreft ben ik bekend met de twee uitzendingen van het
               programma Zembla. Hierin is een klein aantal door omstanders gefilmde praktijkzaken
               vertoond. Op basis van dit kleine aantal kan niet de conclusie worden getrokken dat
               er sprake is van een patroon van racisme of buitensporige geweldstoepassing bij de
               eenheid Rotterdam of de gehele politieorganisatie, zoals in de vraagstelling wordt
               gesuggereerd. Dat wil ik graag helder hebben. Veruit de meeste geweldsaanwendingen
               worden als professioneel beoordeeld.4
Vraag 12 en 13
            
Welke handelingsbevoegdheden heeft u om in te grijpen bij uitingen van racisme en
               gevallen van buitensporige geweldstoepassing door de politie?
            
Heeft u deze bevoegdheden al eens ingezet? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12 en 13
            
Als Minister van Justitie en Veiligheid ben ik politiek verantwoordelijk voor het
               gebruik van geweld door de politie. Ik hecht daarom veel waarde aan de melding, registratie,
               beoordeling van en feedback op politiegeweld. Op grond van artikel 31 Politiewet 2012
               kan ik de korpschef algemene en bijzondere aanwijzingen geven met betrekking tot de
               uitoefening van diens taken en bevoegdheden. In het kader van geweldstoepassing heb
               ik de korpschef gevraagd om transparanter te zijn over geweld door de politie. Sinds
               dit jaar rapporteert de korpschef hierover in het jaarverslag dat ook aan uw Kamer
               wordt aangeboden. Ik benadruk dat – indien uitingen van racisme en gevallen van buitensporige
               geweldstoepassing door de politie daartoe aanleiding geven – ik hierover met de korpschef
               in gesprek treed. Dat kan via bestaande gremia maar dat kan uiteraard ook bilateraal.
               Naar aanleiding van de Zembla-uitzending over de honden bijvoorbeeld heb ik mijn zorgen
               geuit in het LOVP.
            
Vraag 14, 15 en 16
            
Wat doet een patroon van uitingen van racisme en gevallen van buitensporige geweldstoepassing
               volgens u met het imago van de politie?
            
Wat doet een patroon van uitingen van racisme en gevallen van buitensporige geweldstoepassing
               volgens u met het veiligheidsgevoel van burgers?
            
Wat zegt een patroon uitingen van racisme en gevallen van buitensporige geweldstoepassing
               volgens u over de cultuur binnen de politie? Hoe beoordeelt u die cultuur?
            
Antwoord 14, 15 en 16
            
Laat ik nogmaals benadrukken dat ik de aanwezigheid van een patroon van buitensporige
               geweldstoepassing of uitingen van racisme bij de politie – en de gemaakte koppeling
               daartussen – niet kan onderschrijven. Het overgrote deel van de geweldsmeldingen wordt
               als professioneel beoordeeld. Elk incident is er echter één teveel en kan de beeldvorming
               over het optreden van de politie en daarmee het veiligheidsgevoel bij burgers negatief
               beïnvloeden. De politie heeft zichzelf met de visie «Politie voor Iedereen» ten doel
               gesteld om met veilige, inclusieve en competente teams in verbinding te staan met
               de verschillende leefstijlen, aandachtsgebieden en culturen in de samenleving. Het
               voorkomen en tegengaan van alle vormen van (onbewuste) discriminatie door politiemedewerkers
               is hierbij een prioriteit.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.