Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over het bericht dat criminelen infiltreren in de Rotterdamse haven
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht dat criminelen infiltreren in de Rotterdamse haven (ingezonden 28 april 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 10 juni 2021).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2809.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat criminelen infiltreren in bedrijven in de Rotterdamse
haven?1
Antwoord 1
Infiltratie van criminelen in bedrijven in de Rotterdamse haven is een typisch voorbeeld
van het ondermijnende effect dat georganiseerde criminaliteit op onze samenleving
heeft. Omdat internationale drugshandel via mainports en andere logistieke knooppunten
loopt, zijn risico’s op infiltratiepogingen bij overheidsorganisaties en bedrijven
die actief zijn op onze toegangspoorten altijd aanwezig. Dit verdient én vereist onze
aandacht. Zowel binnen het Rijk als in de gemeente Rotterdam staat het onderwerp dan
ook hoog op de agenda.
Vraag 2
Kunt u aangeven hoeveel fte er beschikbaar is voor toezicht op smokkel in de Rotterdamse
haven? Kunt u daarbij ook aangeven hoeveel fte daarvoor beschikbaar was in de afgelopen
tien jaar? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
De Douane is verantwoordelijk voor toezicht op smokkel. De bestrijding van smokkel
van verdovende middelen is één van de prioriteiten van de Douane en maakt een belangrijk
onderdeel uit van de integrale goederencontroles. Vanuit verschillende onderdelen
van de Douane zijn 10642 douaniers werkzaam in of ten behoeve van de Rotterdamse haven. Omdat de Douane een
integrale controleaanpak hanteert is het niet mogelijk een specifieke onderverdeling
te maken naar fte’s alleen op smokkel in de Rotterdamse haven en dus ook niet om de
ontwikkeling over de afgelopen 10 jaar zichtbaar te maken.
Vraag 3
Klopt het dat de afgelopen jaren de in beslag genomen cocaïne vervijfvoudigde maar
het belangrijke politieteam (HARC) al die jaren niet is meegegroeid en slechts 18
mensen heeft, waardoor jaarlijks ongeveer 60 van de 130 drugsvangsten niet nader onderzocht
worden en signalen (bijvoorbeeld over corruptie) niet uitgeplozen worden? Wat vindt
u hiervan?
Antwoord 3
Het HARC-team is een samenwerkingsverband van Douane, FIOD, Zeehavenpolitie en het
Openbaar Ministerie. De opsporingscapaciteit van het HARC-team bestaat momenteel uit
25 fte. Het OM levert daarnaast een officier van justitie en een parketsecretaris.
Het HARC-team werkt nauw samen met onder meer het Team Bijzondere Bijstand (TBB) van
de Douane, dat aanhoudingen verricht van verdachten en drugspartijen afvoert. Het
TBB is dit voorjaar uitgebreid van 26 naar 32 fte en groeit de komende twee jaar naar
39 fte. Vanuit de districtsrecherche Zeehavenpolitie en de FIOD wordt het HARC-team
ondersteund met financiële en digitale expertise.
Niet alle drugsvondsten leiden tot een opsporingsonderzoek. Een deel van de gevonden
partijen geeft bijvoorbeeld geen aanleiding voor onderzoek. Dat kunnen drugs zijn
die worden aangetroffen in containers, die nog aan boord staan van schepen en die
bestemd zijn om via datzelfde schip hun weg te vervolgen naar een bestemming buiten
Nederland. Deze aangetroffen drugs worden in beslag genomen en vernietigd. De autoriteiten
in het bestemmingsland worden geïnformeerd over de drugsvondst ten behoeve van hun
onderzoek. Een ander deel van de niet opgevolgde drugsvondsten komt helaas voort uit
gebrek aan capaciteit. Capaciteit en specifieke expertise zijn schaars en dat betekent
dat niet in alle zaken diepgaand onderzoek gedaan kan worden. Mijn departement beziet
in het kader van de uitvoering van de motie Van Toorenburg-Yesilgöz-Zegerius3 wat er gedaan kan worden om de aanpak van georganiseerde ondermijnende (drugs)criminaliteit
op logistieke knooppunten te verbeteren.
Overigens zijn naast het HARC-team in Rotterdam ook verschillende andere samenwerkingsverbanden
en teams actief in de aanpak in de haven. Zo is in het voorjaar van 2020 het Combiteam
Havens (20–25 fte) ingericht door de FIOD, de Zeehavenpolitie en de Rijksrecherche.
De Zeehavenpolitie beschikt bovendien over een basisteam Havens, dat onder meer onderzoek
doet naar uithalers die worden aangehouden zonder dat zij in het bezit zijn van drugs.
Daarnaast is binnen de regionale recherche van de eenheid Rotterdam Team Oscar actief
(12 fte), dat is ingericht met ondermijningsgelden. Dit team houdt zich hoofdzakelijk
bezig met onderzoeken naar ondermijnende delicten in de haven zoals corruptie bij
georganiseerde drugssmokkel.
Vraag 4
Klopt het dat er mankracht vervangen is door camera’s bij de douane? Vindt u dit een
wenselijke ontwikkeling nu drugscriminaliteit lijkt toe te nemen?
Antwoord 4
Nee, dit klopt niet. Camera’s worden ingezet in aanvulling op en niet ter vervanging van de beschikbare toezichthoudende en handhavende capaciteit in de Rotterdamse haven.
Camera’s fungeren hierbij als extra «ogen op afstand» waarmee het toezicht in de haven
is versterkt. Er zijn inmiddels 225 camera’s geplaatst in de Rotterdamse haven. Dit
in samenwerking met het Havenbedrijf Rotterdam, politie, gemeente Rotterdam, ondernemersvereniging
Deltalinqs en de Havenmeester.
Vraag 5
Vindt u het wenselijk dat de beveiliging veelal door particuliere bedrijven wordt
uitgevoerd? Zo ja, waarom? Wat vindt u van de suggestie om de Rotterdamse haven aan
te wijzen als veiligheidsgebied, zoals bijvoorbeeld Schiphol, waardoor er meer controle
mogelijk is?
Antwoord 5
In beginsel worden particuliere ondernemingen, ook die gevestigd zijn in de Rotterdamse
haven, beveiligd door particuliere beveiligingsorganisaties (PBO). PBO’s zijn ingevolge
de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) verantwoordelijk
voor het bewaken van de veiligheid van personen en goederen of het waken tegen verstoring
van de orde en rust op terreinen en in gebouwen. Medewerkers van PBO’s zijn getraind
om terreinen op een gedegen manier te bewaken.
De bevoegdheid om een gebied als veiligheidsrisicogebied aan te wijzen ligt bij de
burgemeester, nadat de gemeenteraad hem deze bevoegdheid bij verordening heeft verleend
en na afstemming in het driehoeksoverleg (art 151b Gemeentewet). De burgemeester kan
hiertoe overgaan indien er sprake is van verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid
van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. In een veiligheidsrisicogebied
is, nadat de officier van justitie dit gelast, meer (preventieve) controle mogelijk,
bijvoorbeeld als het gaat om onderzoek aan kleding of voertuigen. Voor een deel van
de Rotterdamse haven geldt dat er sprake is geweest van aanwijzing als veiligheidsrisicogebied.
De gemeente Rotterdam verkent daarnaast de mogelijkheden van andere maatregelen, passend
bij de problematiek in de haven. Mijn departement ondersteunt daarin waar nodig.
Overigens is er op Schiphol sprake van een andere juridische doelbinding. In het kader
van het Besluit opsporing terroristische misdrijven zijn alle luchthavens aangewezen
als veiligheidsrisicogebied met het oog op de opsporing van terroristische misdrijven.
Bovendien is onderzoek aan onder meer kleding en bagage op Schiphol door opsporingsambtenaren
te allen tijde mogelijk, op grond van artikel 52 lid 5 Wet wapens en munitie.
Vraag 6
Bent u bereid de capaciteit bij de havens te verhogen, en zich daarbij niet te beperken
tot Rotterdam om een waterbedeffect te voorkomen?
Antwoord 6
Mijn departement bereidt op dit moment een integraal plan voor toegangspoorten voor,
conform de eind 2020 aangenomen motie Van Toorenburg-Yesilgöz-Zegerius.4 Dit plan zal een brede reikwijdte hebben, zodat versterkingen in de Rotterdamse haven
niet leiden tot een verplaatsing van de smokkel naar andere toegangspoorten (waterbedeffecten).
De uiteindelijke besluitvorming over extra capaciteit en de definitieve vormgeving
van dit plan is aan een nieuw kabinet.
Vraag 7
Bent u op de hoogte van de samenwerking tussen de politie, Belastingdienst, douane,
gemeente en andere partijen in TFOC (Transport Facilitated Organised Crime), waarbij
transportondernemers bewust worden gemaakt van hun rol in het voorkomen en bestrijden
van georganiseerde criminaliteit? Bent u bereid dat verder te ondersteunen en te stimuleren?
Zo ja, hoe?5
Antwoord 7
Ik ben op de hoogte van dit samenwerkingsverband. Middels het TFOC worden transportondernemers
bewust gemaakt van hun rol in het bestrijden van georganiseerde criminaliteit. Dat
gebeurt bijvoorbeeld door middel van flyers met opletpunten en informatie over bij
wie ze verdachte zaken kunnen melden. Uit de resultaten van de TFOC-actieweken, die
twee keer per jaar plaatsvinden in de regio Zeeland-West Brabant, blijkt dat deze
publiek-private samenwerking zeer effectief is. Tijdens dergelijke weken worden signalen
van medewerkers en informatie van betrokken overheidspartijen samengevoegd en verrijkt,
om zo gerichte acties uit te kunnen voeren. De meest recente actieweek van april 2021
leidde bv. tot inbeslagname van crimineel vermogen en vuurwapens en munitie, diverse
aanhoudingen en de ontmanteling van hennepkwekerijen in de regio.
Ik ondersteun TFOC vanuit de versterkingsgelden ondermijning, die op basis van het
Regeerakkoord beschikbaar zijn gesteld. In het najaar van 2020 heb ik bovendien extra
middelen beschikbaar gesteld voor de lokale en regionale aanpak. De inzet van het
TFOC kan hiermee worden verlengd tot en met 2022.
Vraag 8
Het rapport «Als de prooi de jager pakt» over integriteit bij de douane is nooit in
de openbaarheid verschenen omdat de toezichthoudende instanties niet mee wilden werken,
in hoeverre beperkt dit volgens u het tegengaan van corruptie en fraude bij drugssmokkel?6
Antwoord 8
Ik heb geen concrete signalen ontvangen dat door het niet publiceren van het rapport
het tegengaan van corruptie en fraude bij drugssmokkel wordt beperkt. In mijn brief
van 18 december 20207 heb ik u geïnformeerd over het algemene integriteitsbeleid van de rijksoverheid en
heb ik uiteengezet hoe dit integriteitsbeleid vorm krijgt bij de belangrijkste actoren
(waaronder de Douane) in de strijd tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit.
Vraag 9
Heeft u signalen dat er bij het nieuwe te verschijnen onderzoeksrapport ook geen medewerking
wordt verleend door toezichthoudende instanties?
Antwoord 9
In haar brief van 15 oktober 20208 heeft de Staatssecretaris van Financiën, Toeslagen en Douane aangegeven op welke
wijze een brede blik en inbreng van de verschillende partijen die actief zijn in de
Rotterdamse haven bij dat onderzoek is georganiseerd. Ik heb geen signalen dat er
bij dit nieuwe onderzoek geen medewerking wordt verleend.
Vraag 10
Bent u bereid het rapport alsnog openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
De onderzoekers zijn de eigenaren van het rapport, waarop het auteursrecht van toepassing
is. De onderzoekers hebben heel duidelijk te kennen gegeven dat zij niet willen dat
het rapport wordt gepubliceerd. Dit is ook herhaald door professor Fijnaut, de voorzitter
van de begeleidingscommissie, tijdens het rondetafelgesprek van de Vaste Kamercommissie
Financiën op 1 februari jl. Openbaarmaking is dan ook niet aan de orde.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.