Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Thijssen over de stijgende energienota op lange termijn
Vragen van het lid Thijssen (PvdA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de stijgende energienota op lange termijn (ingezonden 16 april 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Yeşilgöz-Zegerius (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen
9 juni 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2537.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Energienota stijgt op termijn flink»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat de vier grote netwerkbedrijven in Nederland een bedrag van meer dan
honderd miljard euro moeten investeren in de verbouwing van ons elektriciteitsnetwerk?
Hoe reëel is de hoogte van het genoemde bedrag?
Antwoord 2
Als gevolg van de energietransitie is de verwachting dat de vraag naar transportcapaciteit
van het elektriciteitsnetwerk sterk gaat toenemen. In welke mate dit precies toeneemt
is onzeker. PricewaterhouseCoopers (hierna: PwC) heeft in opdracht van Netbeheer Nederland
een onderzoek gedaan naar de financiële impact voor netbeheerders. In dit onderzoek
gaat PwC ervan uit dat netbeheerders meer dan honderd miljard euro gaan investeren
in de periode tot 2050. Deze inschatting is mede gebaseerd op de investeringsprognoses
van netbeheerders. De prognoses zijn in grote mate gebaseerd op het Klimaatakkoord
en houden tevens rekening met de maakbaarheid. Op de lange termijn (na 2030) geeft
PwC aan dat de onzekerheid over de omvang van de investeringen toeneemt. PwC verwacht
echter niet dat de investeringen na 2030 significant zullen dalen, omdat de energietransitie
na 2030 nog niet is afgerond. Ik heb geen aanleiding om aan te nemen dat de schatting
van PwC van de omvang van de investeringen te hoog of te laag is. Omdat de schatting
betrekking heeft op een periode tot ver in de toekomst is de omvang onzeker.
Vraag 3
Hoe hoog zijn de nettarieven voor bedrijven in vergelijking met de nettarieven voor
huishoudens? Indien deze tarieven verschillen, kunt u uitleggen waarom?
Antwoord 3
Netbeheerders mogen niet discrimineren tussen verschillende typen gebruikers. Ze hanteren
daarom dezelfde tarieven voor huishoudens en bedrijven. Dit betekent dat een huishouden
en een bedrijf hetzelfde tarief betalen als ze een vergelijkbare aansluiting op een
vergelijkbare manier gebruiken.
Sommige bedrijven maken veel meer gebruik van het elektriciteitsnet dan andere bedrijven.
In welke mate het elektriciteitsnet gebruikt wordt is van invloed op de hoogte van
het nettarief. Een bedrijf dat het elektriciteitsnet zwaarder belast moet in beginsel
ook een hoger nettarief betalen. Het is daarom niet mogelijk om een algemene vergelijking
te geven van het nettarief van een bedrijf in vergelijking tot het nettarief van een
gemiddeld huishouden.
Een eerlijke verdeling van de netkosten tussen verschillende groepen afnemers wordt
gerealiseerd door een aantal randvoorwaarden aan te houden die gelden voor de nettarieven:
de tarieven mogen niet discrimineren, moeten transparant zijn en moeten de werkelijke
kosten weerspiegelen. Door deze randvoorwaarden toe te passen ligt het voor de hand
dat (groepen van) afnemers die meer kosten veroorzaken in het elektriciteitsnet ook
een tarief betalen dat aansluit bij deze veroorzaakte netkosten.
Het is niet mogelijk om per afnemer exact vast te stellen hoeveel netkosten er worden
veroorzaakt. Daarom worden de kosten van het elektriciteitsnet verdeeld aan de hand
van verdeelsleutels die met een bepaalde mate van abstractie een verband leggen tussen
het gebruik van het elektriciteitsnet, de veronderstelde kosten die met dat gebruik
gepaard gaan, en het daaraan gekoppelde nettarief. De Autoriteit Consument en markt
(hierna: ACM) heeft de bevoegdheid om deze verdeelsleutels te bepalen. De ACM moet
hierbij uitgaan van de eerder genoemde randvoorwaarden.
Vraag 4
Deelt u de mening dat een manier om de energietransitie eerlijk voor elkaar te krijgen
is dat huishoudens met een laag of middeninkomen er financieel niet op achteruit zouden
moeten gaan als zij een gemiddelde hoeveelheid energie verbruiken, en dat dit bijvoorbeeld
kan door de heffingskorting in de energiebelasting te verhogen?
Antwoord 4
Er is terecht veel aandacht voor de betaalbaarheid van de energietransitie. De energietransitie
moet haalbaar en betaalbaar blijven. Begin van het jaar verwachtte het Centraal Bureau
voor de Statistiek (hierna: CBS) een daling van de energierekening in 2021 voor een
huishouden met een gemiddeld verbruik ten opzichte van vorig jaar, met name door lagere
leveringstarieven. Dit was op basis van de prijzen in januari 2021. Deze prijzen fluctueren
door het jaar heen. In het voorjaar van volgend jaar zal het CBS komen met een update
van het beeld voor de korte termijn. Op de lange termijn, richting 2030, verwacht
het PBL een beperkte stijging van de energierekening voor een huishouden met een gemiddeld
verbruik.
De energierekening bestaat naast belastingen op energie en de nettarieven ook uit
commerciële prijzen voor gas en elektriciteit. Hier heeft het kabinet geen invloed
op. Het kabinet stuurt daarom niet op de ontwikkeling van de energierekening, maar
monitort de ontwikkeling hiervan wel nauwgezet.
Of een huishouden zijn energierekening kan betalen, hangt bovendien niet alleen af
van de uitgaven aan energie, maar ook van het besteedbare inkomen en de andere noodzakelijke
uitgaven van huishoudens. Het kabinet weegt in de koopkrachtbesluitvorming jaarlijks
alle plussen en minnen voor huishoudens, waaronder de energierekening.
Het is mogelijk om de energiebelastingen te verlagen door de heffingskorting in de
energiebelasting te verhogen. Bij het Klimaatakkoord is deze heffingskorting reeds
sterk gestegen als gevolg van de aanpassing van de lastenverdeling in de ODE naar
een derde voor huishoudens en twee derde voor bedrijven. Een nadeel van deze maatregel
is echter dat het niet mogelijk is om deze te richten op specifieke groepen vanwege
het feit dat een dergelijke verhoging voor alle huishoudens en bedrijven zou gelden.
Vraag 5
Bent u bereid de heffingskorting in de energiebelasting te verhogen om het in bovenstaande
vraag genoemde te kunnen garanderen? Zo nee, hoe bent u dan voornemens te voorkomen
dat kleinverbruikers straks de prijs gaan betalen voor de noodzakelijke transitie
van gas naar elektriciteit? En op welke wijze bent u voornemens woonlastenneutraliteit,
een van de uitgangspunten van het klimaatakkoord, te realiseren?
Antwoord 5
Voor het antwoord op uw eerste vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4.
Betaalbaarheid is voor het kabinet een belangrijk uitgangspunt bij de energietransitie.
Het is onwenselijk dat de rekening van de transitie alleen bij kleinverbruikers terecht
zou komen. De lasten moeten rechtvaardig worden verdeeld. De Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in het commissiedebat over het Klimaatakkoord Gebouwde
Omgeving van 22 april jl. toegezegd dat zij uw Kamer een brief zal sturen over de
betaalbaarheid van de energietransitie, waaronder de motie van lid Beckerman over
woonlastenneutraliteit.
Vraag 6
Vindt u het een gewenste ontwikkeling dat deze investeringen worden verrekend in de
energienota? Bent u bereid de grote vervuilers structureel meer te laten betalen dan
ze op dit moment doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Ik ben niet bevoegd om de kostenverdeling van de elektriciteitsnetten vast te stellen,
deze bevoegdheid ligt bij de ACM. Het is ook voor de ACM niet toegestaan om de kostenverdeling
te wijzigen met als primaire doel om voor een specifieke groep aangeslotenen hogere
of lagere energielasten te realiseren. Dit zou in strijd zijn met het Europese uitgangspunt
dat de nettarieven die gebruikers betalen gebaseerd zijn op de werkelijke kosten die
netbeheerders maken voor het aanleggen en beheren van netten. Dit uitgangspunt zorgt
er ook voor dat de investeringen in de elektriciteitsnetten moeten worden betrokken
bij de nettarieven. De stijging van de nettarieven kan wel beperkt worden door bepaalde
netkosten uit de algemene middelen te betalen. Dit is mogelijk voor bijvoorbeeld de
kosten voor het verwijderen van gasaansluitingen en de kosten voor het elektriciteitsnet-op-zee.
Het is echter aan een volgend kabinet om hier keuzes over te maken. Op 28 april jl.
heeft het kabinet het interdepartementaal beleidsonderzoek over de financiering van
de energietransitie (Kamerstuk 32 813, nr. 689) aan uw Kamer gezonden. Dit onderzoek gaat nader in op de kosten van de energietransitie
en de keuzes die hierin gemaakt kunnen worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.