Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over het munitietekort van militairen
Vragen van het lid Van Haga (Groep-Van Haga) aan de Staatssecretaris Minister van Defensie over munitietekort van militairen (ingezonden 17 mei 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Visser (Defensie), mede namens Minister van Defensie
(ontvangen 3 juni 2021).
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat vanaf 2023 het munitiebudget structureel achteruitgaat van 140
miljoen euro naar 80 miljoen euro? Indien ja, wat zijn hiervan de consequenties?
Antwoord 1
Zoals vermeld in mijn brief van 21 mei jl. (kenmerk 2021Z08736) bedragen de gemiddelde kosten voor conventionele munitie voor opleiding en training
(niet zijnde de voorraad kapitale munitie1) jaarlijks circa € 140 miljoen, waarvan circa een kwart wordt gebruikt voor vaste
kosten voor bijvoorbeeld instandhouding en keuringen (typeclassificatie en levensduurverlengend
onderzoek). Conventionele munitiesoorten, waaronder springmiddelen, klein kalibermunitie
en vuursteunmunitie voor opleiden en training inclusief vaste kosten, worden gefinancierd
vanuit het exploitatiebudget. Om het verbruik van conventionele munitie voor opleiding
en training aan te vullen, is echter jaarlijks € 80 miljoen beschikbaar.
Voor de jaren 2020 en 2021 is ervoor gekozen om het budget voor munitie incidenteel
met € 40 miljoen te verhogen. Voor 2022 is het voornemen dat eveneens te doen, onder
voorbehoud van goedkeuring van uw Kamer met de eerste suppletoire begroting waarvan
dit voornemen deel zal uitmaken. Hierdoor wordt de mismatch tijdelijk beperkt. Tegelijkertijd
zoekt Defensie een structurele oplossing voor deze mismatch.
Om het verbruik in overeenstemming te brengen met het beschikbare budget, richt Defensie
zich in een eerste stap op het verminderen van het verbruik van duurdere munitiesoorten
van de grotere wapensystemen ter hoogte van minstens € 20 miljoen, waarbij nog steeds
de vereiste mate van geoefendheid kan worden behaald. Daarbij onderzoekt Defensie
bijvoorbeeld de mogelijkheden om in 2022 meer gebruik te maken van simulatie in een
digitale omgeving. Verder bekijkt Defensie of minder dure trainingsmunitie kan worden
gebruikt, die uiteraard wel aan de geldende kwaliteits- en veiligheidseisen voldoet,
zoals het gebruik van goedkopere granaten met een kleiner bereik voor de training
van artilleriewaarnemers.
Om de volledige mismatch structureel op te lossen, worden afhankelijk van de ruimte
op de Defensiebegroting, verdere stappen bezien. Met het huidige defensiebudget en
alle opgaven, niet alleen op gebied van munitievoorraden, maar ook op het gebied van
bijvoorbeeld IT en vastgoed, valt niet uit te sluiten dat keuzes moeten worden gemaakt,
die gevolgen kunnen hebben voor de geoefendheid en gereedheid van eenheden en daarmee
voor missies en operaties. Om de geoefendheid van de individuele militair te blijven
garanderen, is en blijft hierbij het uitgangspunt dat er geen aanpassingen worden
gedaan aan het verbruik van munitie, zoals klein kaliber oefenmunitie, voor de basisvaardigheden
van de individuele militair.
Indien het knelpunt niet structureel wordt opgelost, zal op termijn de inzetvoorraad
munitie moeten worden gebruikt om de munitie voor opleiding en training aan te vullen.
Inzetvoorraden zijn nodig om deel te nemen aan missies of voor het beschikbaar stellen
van eenheden in het kader van de eerste hoofdtaak. In de Kamerbrief «Aanvulling munitievoorraden
fase 2» heb ik u aangegeven dat Defensie de inzetvoorraden munitie voor de tweede
hoofdtaak en de voorraad kapitale munitie voor opleiding en training, niet voor een
specifieke hoofdtaak, weer op niveau brengt (Kamerstuk 27 830, nr. 265). Hoewel dit een significante eerste stap is, wordt als vervolg beschouwd wat nodig
is om te voldoen aan een inzet in het kader van de eerste hoofdtaak, inclusief kapitale
en conventionele munitie voor opleiding en training. In de Defensievisie 2035 is inzichtelijk
gemaakt welke stappen Defensie zou kunnen zetten om de (munitie-)voorraden voor de
eerste hoofdtaak aan te vullen en zijn deze stappen op hoofdlijnen financieel gekwantificeerd,
inclusief de tweede en derde orde effecten, zoals extra opslagcapaciteit voor munitie
(Kamerstuk 34 919, nr. 71 van 15 oktober 2020). Met de eventuele groei naar inzetvoorraden voor de eerste hoofdtaak,
inclusief tweede en derde orde effecten, zou circa € 4 tot € 6 miljard voor de planperiode
van 15 jaar gemoeid zijn, waarvan ongeveer de helft voor de inzetvoorraad munitie.
Het is aan een volgend kabinet om hierover een besluit te nemen.
Vraag 2, 5, 6 en 8
Hebt u onderzocht in hoeverre de kwaliteit van trainingen afneemt indien met simulaties
wordt getraind in plaats van met echte munitie? Indien ja, kan de Minister uitleggen
waarom deze keuze verantwoord is?
Hebt u onderzocht wat de effecten van de structurele bezuinigingen zijn op het moreel
van het personeel?
Wat gaat u doen om het moreel van het personeel de komende jaren op peil te houden?
Wat gaat u, in het licht van de structurele bezuinigingen, doen om er voor te zorgen
dat de kwaliteit niet achteruit gaat?
Antwoord 2, 5, 6 en 8
Er is nu geen sprake van structurele bezuinigingen. De afgelopen jaren heeft het kabinet
extra middelen beschikbaar gesteld voor Defensie, waarmee belangrijke stappen zijn
gezet richting het herstel en de modernisering van de krijgsmacht. Voor diverse wapensystemen
wordt, naast oefenen en trainen met echte munitie, digitale simulatie reeds toegepast,
waarbij de kwaliteit van de opleiding en/of niveau van militairen gelijk is gebleven
of is verbeterd. Beide processen hebben voor- en nadelen, maar een combinatie leidt
ertoe dat militairen uiteindelijk beter getraind worden. Op dit moment onderzoekt
Defensie welke schietoefeningen kunnen worden uitgebreid met en/of worden vervangen
door digitale simulatie, zonder dat dit invloed heeft op de kwaliteit en niveau van
de opleiding. Om de geoefendheid van de individuele militair te blijven garanderen,
is en blijft hierbij het uitgangspunt dat er geen aanpassingen worden gedaan aan het
verbruik van munitie, zoals klein kaliber oefenmunitie, voor de basisvaardigheden
van de individuele militair. Er is daarom geen reden om aan te nemen dat de stappen
die Defensie op dit moment onderneemt leiden tot een effect op het moreel. Met het
huidige defensiebudget en alle opgaven, niet alleen op gebied van munitievoorraden,
maar ook op het gebied van bijvoorbeeld IT en vastgoed, valt niet uit te sluiten dat
keuzes moeten worden gemaakt, die effect kunnen hebben op het moreel van het personeel.
Bij de werkbeleving van het defensiepersoneel is overigens sprake van een significante
verbetering van de motivatie (+5%), de tevredenheid (+10%) en het vertrouwen in de
toekomst (+9%). Daarover bent u geïnformeerd in de Personeelsrapportage 2020 (kenmerk
2021D18311 van 19 mei 2021). Deze positieve trend werd eerder versterkt na de totstandkoming
van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2018–2020 in 2019 en heeft zich in 2020 doorgezet,
mede door de maatregelen uit de Defensienota 2018 die nu gerealiseerd worden. Maar
om toegerust te zijn op de uitdagingen voor de toekomst is dit niet voldoende. Vervolgstappen
zoals geschetst in de Defensievisie 2035 kunnen helpen om deze trend vast te houden.
Volgende kabinetten zullen zich hierover buigen.
Vraag 3
Deelt u de mening dat er vanwege een tekort aan munitie nooit meer «pinda, pinda»
mag worden geroepen?
Antwoord 3
Een munitietekort is altijd onwenselijk. Om die reden heeft Defensie de afgelopen
periode flink geïnvesteerd in munitie (Kamerstuk 27 830, nr. 265) en worden er, om de geoefendheid van de individuele militair te garanderen, geen
aanpassingen gedaan aan het verbruik van munitie, voor de basisvaardigheden van de
individuele militair, zoals klein kaliber oefenmunitie. Het herstel en het in balans
brengen van de organisatie blijft echter een groot aandachtspunt. Zie verder het antwoord
op vraag 1.
Vraag 4 en 7
Bent u ervan op de hoogte dat er inmiddels meer dan 9.000 vacatures bij Defensie openstaan?
Wat gaat u doen om het personeelstekort te dichten?
Antwoord 4 en 7
Zoals vermeld in de Personeelsrapportage 2020, had Defensie op 1 januari 2021 9.061
(militaire) vacante functies (Kamerstuk 35 570, nr. 90 van 19 mei jl.). Hierbij is het goed om een aantal zaken in ogenschouw te nemen.
Zo is jaarlijks sprake van de in- en uitstroom van circa 3.000 tot 4.000 militairen,
conform de regels in het huidige Flexibel Personeelssysteem (FPS). Hierdoor heeft
Defensie standaard een flink aantal functies structureel open staan. Daarnaast zijn
niet alle vacante functies ook vacatures (zie voor nadere duiding Kamerstuk 35 000 X, nr. 130 van 8 april 2019). Dat komt vanwege grote aantallen militair personeel in opleiding
(Defensie leidt grotendeels zelf haar personeel op), militair personeel dat tussen
functies rouleert (conform het functieroulatiesysteem) en re-integranten. Bovendien
geldt dat een vacante functie pas een vacature wordt, zodra die daadwerkelijk wordt
opengesteld voor vulling. Bij reorganisatietrajecten bijvoorbeeld, blijven functies
regelmatig enige tijd vacant. Het besef is verder gegroeid dat niet elke vacature
hetzelfde effect heeft op de gereedheid en inzetbaarheid. Vandaar dat de focus nu
ligt op het werven van personele capaciteit voor die schaarstecategorieën die cruciaal
zijn voor de gereedheid en inzetbaarheid.
In een aparte brief op 28 mei jl. bent u geïnformeerd over de HR-transitie (Kamerstuk
35 570, nr. 91). Deze uitgebreide brief is geheel gewijd aan de maatregelen die Defensie neemt om
het personeelstekort tegen te gaan en de personele gereedheid structureel te verbeteren.
Kortheidshalve verwijs ik naar deze brief.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, staatssecretaris van Defensie -
Mede namens
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.