Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Erkens en Paul over de brief van de regering over de bekostiging van investeringsvoorstellen uit het Nationaal Groeifonds
Vragen van de leden Erkens en Paul (beiden VVD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat en van Financiën over de brief van de regering: Bekostiging investeringsvoorstellen uit Nationaal Groeifonds (ingezonden 13 april 2021).
Antwoord van Minister Blok (Economische Zaken en Klimaat) en van Minister Hoekstra
(Financiën) (ontvangen 1 juni 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2020–2021, nr. 2565.
Vraag 1
Op welke manier is rekening gehouden met een enigszins gebalanceerde verdeling van
de bekostiging investeringsvoorstellen Nationaal Groeifonds over het gehele land?
Antwoord 1
Spreiding van investeringen uit het Nationaal Groeifonds (NGF) over regio’s is geen
doel op zich. De impact op het duurzame verdienvermogen van individuele voorstellen
blijft voorop staan. Gezien de verschillen in economisch gewicht tussen de regio’s
ligt het in de verwachting dat belangrijke economische clusters ook in de toekomst
meer investeringen aantrekken.
Het kabinet heeft in haar besluit tot toekenning het zwaarwegende en onafhankelijke
advies van de beoordelingsadviescommissie gevolgd. Conform de brief d.d. 7 september
20201 kan de commissie een redelijke spreiding van investeringen in de verschillende regio’s
in haar advies meenemen. Het doel van het NGF is immers het verdienvermogen van heel
Nederland te verbeteren.
In de eerste ronde is een redelijk evenwichtige spreiding over de regio’s bereikt,
vooral als men de grote reserveringen voor infrastructuur buiten beschouwing laat.
Ook voor de volgende ronde zullen departementen worden aangemoedigd de regionale spreiding
in aanmerking te nemen bij selectie van de in te dienen voorstellen.
Provincie
Investering NGF
Investering NGF excl. Infra reserveringen
Groningen
95
95
Friesland
0
0
Drenthe
0
0
Overijssel
30
30
Gelderland
65
65
Utrecht
23
23
Flevoland
0
0
Noord-Holland
1.604
104
Zuid-Holland
1.118
118
Zeeland
56
56
Noord-Brabant
74
74
Limburg
79
79
Vraag 2
Wordt de conclusie van de adviescommissie om de aanvraag voor de buisleidingen tussen
de Rotterdamse haven en het chemiecomplex Chemelot af te wijzen inderdaad gedeeld
door de aanvragers zelf? Zijn adviescommissie én aanvragers ervan overtuigd dat dit
project ook zonder overheidssteun succesvol van de grond kan komen? Bent u bereid
na te gaan of dit daadwerkelijk het geval is en ons daarover zo spoedig mogelijk te
informeren?
Antwoord 2
In het advies van de adviescommissie is te lezen dat zij inderdaad verwacht dat dit
project ook zonder bijdrage uit het Nationaal Groeifonds van de grond kan komen. De
fondsbeheerders mengen zich niet in de inhoudelijke weging van voorstellen door de
commissie, om zo de onafhankelijke rol van de commissie te waarborgen.
Het Havenbedrijf Rotterdam neemt vanaf nu het initiatief om, in samenwerking met de
betrokken departementen, de propositie voor de buisleidingen verder uit te werken.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) heeft u hierover onlangs geïnformeerd.2 Gedetailleerde business cases per leiding worden opgesteld en relevante alternatieven
worden meegewogen uitgaande van de te verwachten volumes. Hierbij wordt ook gekeken
of de leidingen privaat gefinancierd kunnen worden.
Vraag 3
Bent u bekend met het in consultatie brengen door de Vlaamse overheid van een buisleidingentraject
tussen de haven van Antwerpen en chemiecomplex Chemelot? Welke gevolgen zou het aanleggen
van deze Vlaamse verbinding hebben voor de concurrentiepositie van de Rotterdamse
haven?
Antwoord 3
Ja. De consultatie in Vlaanderen gaat nu om één buisleiding met een fossiele grondstof
voor Chemelot en het Ruhrgebied. In Nederland wordt in samenwerking met andere stakeholders,
waaronder het Havenbedrijf Rotterdam, gewerkt aan een verkenning van een buisleidingenbundel
voor fossiele grondstoffen, waterstof en gelijkstroom vanuit Rotterdam naar Chemelot
en het Ruhrgebied en mogelijk CO2 vanuit Chemelot en het Ruhrgebied richting Rotterdam. De Minister van IenW heeft
u hierover onlangs geïnformeerd.2 Over beide tracés wordt afgestemd met Noord-Rijn Westfalen en Vlaanderen, waarmee
Nederland samenwerkt in de trilaterale chemiestrategie om gezamenlijk klimaatneutraal
te worden in 2050. Naast ontlasting van het spoor, het basisnet en de verduurzaming
van de industrie is deze verkenning ook nadrukkelijk bedoeld voor de versterking van
de concurrentiekracht van de industrie- en havenclusters in Nederland, waaronder de
Rotterdamse haven. Daarvoor is het van groot en gedeeld belang dat de waterstofinfrastructuur
met een verbinding tussen Rotterdam en Duitsland tot stand komt.
Vraag 4
Bent u van plan gehoor te geven aan het advies over het voorstel «Buisleidingenbundel»,
waarover in het Rapport Eerste Beoordelingsronde over de variant met vier leidingen
(waaronder een verbinding voor waterstof) wordt gesteld dat de rijksoverheid menskracht
beschikbaar moet maken om de regierol te nemen om te komen tot een gezamenlijke private
businesscase en budget te reserveren voor de planologische verankering hiervan? En
zo ja, op welke wijze?
Antwoord 4
Het kabinet onderschrijft het advies van de commissie om capaciteit vrij te maken
voor het ontwikkelen van een gedetailleerde business case en de planologische inpassing.
Zoals toegelicht in de antwoorden op vraag 2 en 3, heeft het Havenbedrijf Rotterdam
het initiatief genomen om, in samenwerking met het Rijk, te komen tot een verdere
uitwerking van de studie. Het gaat om de vormgeving van de integrale verdere verkenning,
met ook oog op de brede kabinetsbelangen rondom de buisleidingenbundel, zoals verduurzamingskansen
voor de industrie in het cluster Chemelot en versterking van de strategische positie
van de Rotterdamse haven. Dit project vraagt, zoals de beoordelingscommissie van het
NGF in haar advies heeft aangegeven, een gezamenlijke regie op vorm en inhoud, om
de belangen van de regio’s, de industriële clusters en ook de Nederlandse positie
richting Duitsland integraal te beschouwen. Het is in dit stadium echter te vroeg
om te spreken over budgettaire reserveringen.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.