Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beckerman over artikel over sloop in de Groningse Schildersbuurt
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de sloop in de Groningse Schildersbuurt (ingezonden 22 december 2020).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
28 mei 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1302.
Vraag 1
Kent u het artikel «Omwonenden trekken aan de bel over sloop in Schildersbuurt Groningen»?1 Wat is hierop uw reactie?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw oordeel over het feit dat veel interieurs en historische elementen van de
woningen verloren gaan door de verbouwingen?
Antwoord 2
Als dit inderdaad het geval is, is dat een spijtige zaak. Tegelijkertijd besef ik
dat het niet altijd mogelijk is om dit tegen te houden. Wel moet worden voldaan aan
de betreffende wet- en regelgeving, waarop hieronder nader wordt ingegaan.
Vraag 3
Is het waar dat veel van de woningen beschermd stadsgezicht zijn? Zo ja, waarom worden
dan toch schoorstenen en (gebrandschilderde) glas-in-lood ramen gesloopt?
Antwoord 3
Voor deze en de hiernavolgende vragen heb ik contact gezocht met mijn collega van
OCW en de gemeente Groningen. Zij geven aan dat de Schildersbuurt inderdaad valt onder
het rijksbeschermde stadsgezicht »Schildersbuurt».
In algemene zin geldt dat het bij beschermde stads- en dorpsgezichten gaat om het
behoud van de historische karakteristieken, onder meer tot uiting komend in de historische
structuur en de samenhang van het gebied en om het samenspel tussen bebouwing en open(bare)
ruimtes. Dit betekent dat binnen beschermde gezichten vooral de ruimtelijke structuren,
de rooilijnen, bouwhoogtes, gevelindelingen en dakvormen zijn beschermd. Het betreft
dus alleen de buitenzijden van panden die beschermd zijn. Gevelwijzigingen waarbij
de detaillering wijzigt, zijn hierbij omgevingsvergunningplichtig. Voor het verwijderen
van een schoorsteen dient men een sloopmelding te doen. Dit betekent niet dat deze
ingrepen altijd zijn tegen te houden. Het is de gemeente Groningen niet bekend of
er specifiek schoorstenen of glas-in-lood in de Schildersbuurt zijn gesloopt.
Daarnaast geeft de gemeente aan dat omzetting van onzelfstandige woonruimtes naar
zelfstandige woonruimte niet alleen plaats vindt in de Schildersbuurt, maar binnen
de hele gemeente Groningen.
Vraag 4
Om hoeveel vernielingen/verbouwingen gaat het in totaal?
Antwoord 4
Van de gemeente Groningen begrijp ik dat een wijziging in bestaande beleidsregels
het sinds 2016 mogelijk maakt om onzelfstandige woonruimtes (studentenkamers) om te
zetten naar zelfstandige eenheden (studio’s of appartementen). Tussen 2016 en 2020
zijn voor deze omzetting 167 vergunningen verleend.
Hiervan zijn in de periode van 2016 t/m 2020 in de Schildersbuurt 41 omzettingen van
onzelfstandige woonruimte (kamerverhuur) naar zelfstandige woonruimte (studio’s) verleend.
Daarnaast zijn er bij de gemeente 60 sloopmeldingen binnengekomen. Hiervan heeft één
betrekking op het slopen van een schoorsteen en één van een dak.
Vraag 5
Is het waar dat door de ombouw van deze woningen tot kleine zelfstandige appartementen
het saldo aan bewoners, voornamelijk studenten, daalt? Kunt u dit nader toelichten?
Vindt u het wenselijk dat in tijden van grote woningnood het aantal beschikbare wooneenheden
daalt?
Antwoord 5
De gemeente Groningen staat omzetting van onzelfstandige naar zelfstandige eenheden
toe mits: de zelfstandige woning minimaal 24 m2 is, zich op één verdieping bevindt, door één huishouden bewoond wordt en het aantal
huishoudens na woningvorming afneemt. Gebleken is dat enkele nieuwe zelfstandige eenheden
soms worden bewoond door stellen. Gevolg daarvan is wel dat de bewonersintensiteit
in die gevallen na een omzetting niet afneemt of wellicht zelfs toeneemt. De afgelopen
periode heeft de gemeente de beleidsregels geëvalueerd. Hieruit is gebleken dat de
voorgaande situatie niet de overhand heeft.
Het klopt inderdaad dat het aantal eenheden door deze beleidsregel afneemt. In totaal
gaat het, tot en met 2020, om circa 700 kamers. Dit betreft een klein aandeel van
het totaalaantal kamers in de stad (circa 30.000). Daarnaast zijn er sinds 2016 circa
5.000 eenheden voor jongeren en studenten aan de markt toegevoegd. Op deze wijze draagt
de gemeente in belangrijke mate bij aan de behoefte aan jongeren- en studentenwoningen.
Vraag 6
Zijn soortgelijke casussen in anderen gemeenten bekend? Proberen gemeenten dit tegen
te houden en zo ja, op welke manier? Zo nee, ziet u mogelijkheden om met gemeenten
dit probleem in kaart te brengen en te kijken welke mogelijke oplossingen voor dit
probleem kunnen worden gevonden?
Antwoord 6
Er zijn mij voorbeelden bekend van gemeenten (o.a. Zwolle, Leiden en Den Bosch) die
bij sloop of verbouwen van bepaalde panden een bouwhistorisch onderzoek verplicht
stellen. Op deze manier kan waardevolle historische informatie gedocumenteerd worden.
Dit is echter geen waterdichte oplossing om de sloop van interieurs van panden die
geen monumentale status hebben, tegen te gaan.
Vraag 7
Welke middelen hebben gemeentebesturen om deze vormen van ongewenste sloop tegen te
gaan?
Antwoord 7
Als een pand is aangewezen als Rijksmonument of gemeentelijk monument valt naast het
exterieur ook het interieur onder de bescherming.
Bij karakteristieke panden, beeldondersteunende panden en panden in beschermde stadsgezichten,
is alleen de buitenkant (grotendeels) beschermd. Gemeenten hebben echter ook nog andere
middelen om vormen van ongewenste sloop tegen te gaan, zoals het wegnemen van bepaalde
prikkels die tot dit soort ontwikkelingen leiden. Zo bestaat de mogelijkheid om via
het gericht bestemmen in een bestemmingsplan bepaalde ontwikkelingen onmogelijk of
onaantrekkelijk te maken. Daarnaast kunnen gemeenten via hun huisvestingsverordening
en splitsingsvergunningen ook sturen op het wel of niet splitsen van woningen. Zij
kunnen hierbij beleidsregels hanteren, met bijvoorbeeld een leefbaarheidstoets.
Vraag 8
Bent u bereid om te kijken naar het vereenvoudigen van de procedures om een monumentenstatus
toe te kennen aan de waardevolle interieurs, waardoor het makkelijker wordt om voor
deze panden een beschermde status te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Nee, het vereenvoudigen van de procedures is niet nodig voor het verkrijgen van de
monumentenstatus. Het beleid en de criteria voor rijks- en gemeentelijke monumenten
zijn bekend. Een waardevol interieur is een van de criteria die wordt meegewogen.
De Groningse Schildersbuurt en de daar aanwezige bebouwing dateert voornamelijk uit
de periode 1850–1940. Erfgoed uit deze periode is op rijksniveau uitgebreid geselecteerd
en aangewezen, zodat hier nu een zeer terughoudend aanwijzingsbeleid geldt. De gemeente
Groningen heeft de mogelijkheid, ook op grond van een waardevol interieur, om panden
als gemeentelijk monument aan te wijzen.
Vraag 9
Bent u bereid om te onderzoeken op welke manier in de toekomst voorkomen kan worden
dat deze en soortgelijke projecten niet meer ten koste gaan van het historisch interieur
van woningen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Als projecten leiden tot een onaanvaardbaar verlies van erfgoed, dan kan bekeken worden
wat hiervan de oorzaak is en wat hieraan te doen is. Vanwege het besloten karakter
is overigens niet altijd inzichtelijk, zelfs bij monumenten, waar zich waardevolle
interieurs bevinden. Voorlichting over historische interieurs door onder andere de
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en participatieprojecten, zoals het project
over Wederopbouw-interieurs in de Achterhoek dat mijn collega van OCW ondersteunt
via de Erfgoeddeal, kunnen via bewustwording bijdragen aan respect voor de historische
waarden.
Vraag 10
Wat is de huidige status van de verkameringsregels en de verschillende pilotprojecten
en op welke manieren kunnen gemeenten deze effectief inzetten? Op welke wijze wordt
hier met gemeenten over gecommuniceerd?
Antwoord 10
Gemeenten kunnen in het geval van schaarste op de woningmarkt gebruik maken van de
Huisvestingswet 2014 en in hun huisvestingsverordening regels stellen over onttrekking,
samenvoeging, omzetting, verbouwing en splitsing van woonruimten. Hoewel deze instrumenten
uit de Huisvestingswet 2014 niet kunnen worden ingezet op grond van leefbaarheidsproblematiek,
mag een gemeente bij de vergunningverlening wel rekening houden met leefbaarheidsaspecten.
Op deze wijze kan bijvoorbeeld een quotum voor verkamering per straat of buurt gehanteerd
worden. Indien een gemeente waar geen schaarste heerst toch regels wil stellen over
verkamering kan dit op basis van het bestemmingsplan.
Voor de stand van zaken rondom de verschillende pilots in het kader van de aanpak
goed verhuurderschap verwijs ik u naar de Kamerbrief «uitkomst aanpak goed verhuurderschap»
die ik op 22 februari jl. aan de Tweede Kamer heb doen toekomen.
Vraag 11
Gezien de ambitie van de gemeente Groningen, zoals uit de voortgangsbrief over het
Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting blijkt, om 4.000 tot 4.500 studentenwoningen
te bouwen2, bent u van mening dat met de werkzaamheden zoals in voornoemde casus beschreven
deze ambitie makkelijker of moeilijker haalbaar zal zijn? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 11
De gerealiseerde aantallen studentenwoningen dragen bij aan de voornoemde ambitie.
De inzet van de gemeente Groningen om meer huisvesting voor studenten te realiseren
zorgt ervoor dat het aanbod voor deze doelgroep beter aansluit bij de vraag. Dat is
een goede stap. Daarnaast is het de verantwoordelijkheid van de gemeente om voor alle
woningzoekenden in te zetten op een passend woningaanbod en daarbij ook oog te hebben
voor de samenstelling van de stad en specifieke wijken. Die afweging daarin is een
lokale verantwoordelijkheid.
Vraag 12
Wilt u deze vragen apart beantwoord en niet clusteren alstublieft?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.