Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Stoffer over het bericht dat veel bezwaren tegen de vaststelling van de NOW1-steun worden afgewezen
Vragen van het lid Stoffer (SGP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat veel bezwaren tegen de vaststelling van de NOW1-steun worden afgewezen (ingezonden 25 maart 2021).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 28 mei
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2349.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Veel bezwaren afgewezen, sommige ondernemers
moeten alle loonsteun terugbetalen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herinnert u zich de beantwoording op eerder gestelde vragen van het lid Stoffer over
de terugbetalingen van de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid
(NOW1) en de wijze waarop de hoogte van de definitieve subsidie wordt bepaald?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Herinnert u zich het deel van uw antwoord waarin wordt aangegeven dat «het UWV ruime
terugbetalingstermijnen hanteert om werkgevers in staat te stellen omzet te genereren
waarmee de teveel verstrekte subsidie kan worden terugbetaald.»?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Kunt u de uitwerking van de ruime terugbetalingstermijnen toelichten? Worden er inderdaad
ruimere terugbetalingstermijnen gehanteerd dan bij reguliere terugbetalingstrajecten?
Antwoord 4
Allereerst geef ik graag een korte uitleg over de systematiek van de NOW. De NOW is
een tegemoetkoming voor de loonkosten van bedrijven, zodat zij zoveel mogelijk personeel
in dienst kunnen houden. De regeling wordt op basis van de loonsom van de referentiemaand
en het verwachte omzetverlies snel als voorschot van 80% uitgekeerd, zodat bedrijven
de lonen kunnen blijven betalen. Inherent aan deze systematiek is dat bij de vaststelling
gekeken wordt naar het daadwerkelijke omzetverlies en de loonsom, om te bepalen wat
de werkelijke hoogte is van de subsidie. Dit kan ertoe leiden dat de werkgever nog
een restant aan subsidie ontvangt van het UWV of dat de werkgever een deel van het
voorschot moet terugbetalen. Ook komt het voor dat werkgevers het volledige voorschot
terugbetalen, bijvoorbeeld omdat zij meer omzet hebben gedraaid dan verwacht en daarmee
niet meer in aanmerking komen voor de NOW. Het uitgangspunt van het terugvorderbeleid
is dat UWV zich coulant opstelt met betrekking tot de terugbetalingen en zo veel mogelijk
rekening houdt met de financiële mogelijkheden van de werkgever. De terugbetaling
van een vordering – waar nooit rente over wordt gerekend – kan zo nodig over een langere
periode worden uitgesmeerd. Werkgevers ontvangen in eerste instantie een brief met
een standaard terugbetaaltermijn van zes weken. UWV biedt echter de mogelijkheid om
de terugbetalingen over een langere periode te verdelen en er wordt op mijn verzoek
een coulant terugbetalingsregime gehanteerd. Een werkgever kan in het geval van een
terugbetaling telefonisch contact opnemen met UWV om een betalingsregeling van een
jaar af te spreken. Als ook deze termijn tot problemen zou leiden bij de werkgever,
kan samen met UWV worden bezien op welke termijn wel terugbetaald kan worden tot een
maximum van vijf jaar. Werkgevers kunnen inmiddels ook online met UWV afspraken maken
over een langere terugbetaaltermijn. Hiermee stelt UWV zich dus coulant op. Deze terugbetalingstermijnen
zijn ruimer dan de termijnen die bij reguliere terugbetalingstrajecten worden gehanteerd
door UWV. Dit geldt ook voor het niet rekenen van rente in vergelijking met de gebruikelijke
systematiek.
Vraag 5
Hoeveel procent van de ondernemers waarbij de NOW1-steun definitief is vastgesteld
moet een bedrag terugbetalen, doordat de loonsom is gedaald ten opzichte van januari
2020?
Antwoord 5
In de Monitoringsbrief van 9 maart 2021 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het eerste
beeld omtrent de vaststelling van de NOW1. Hierbij heb ik aangegeven dat gezien de
grote variëteit in bedrijven en in de subsidiebedragen het niet goed te zeggen is
of dit eerste beeld van de definitieve vaststellingen een representatief beeld geeft.
Zodra er meer subsidies zijn vastgesteld kan een beter beeld gegeven worden over de
terugbetalingen en de nabetalingen.
Tot en met 25 februari zijn er van de verzoeken tot vaststelling die zijn ingediend
41.439 verwerkt. Dit heeft geleid tot 13.550 nabetalingen voor een bedrag van 63,2
miljoen euro. Bij sommige bedrijven gaat het om grote bedragen, bij andere om kleinere.
Daarnaast moet er in 24.031 gevallen NOW-subsidie worden terugbetaald voor een totaalbedrag
van 366,2 miljoen euro. Bij ongeveer 80% van de terugvorderingen wordt het terugvorderingsbedrag
voor het grootste gedeelte bepaald doordat het omzetverlies lager blijkt dan eerder
door de werkgever was ingeschat. Bij ongeveer 20% van de terugvorderingen wordt het
terugvorderingsbedrag voor het grootste gedeelte door een loonsomdaling bepaald. De
overige 3.858 vaststellingsverzoeken waren op dat moment nog niet verwerkt. Uw Kamer
ontvangt binnen enkele weken een nieuwe monitoringsbrief, met daarin nieuwe cijfers.
Vraag 6
Kunt u meer inzicht verschaffen in de bedragen die ondernemers terug moeten betalen
en kunt u dit uitsplitsen naar bedrijven met minder dan 10, 10–25, 25–50, 51–150,
151–250 en meer dan 250 werknemers?
Antwoord 6
Onderstaand een overzicht van de aantallen nabetalingen en terugbetalingen en de (gemiddelde)
hoogte hiervan, uitgesplitst naar het aantal medewerkers.
NOW1 Vaststellingen naar bedrijfsgrootte (12 maart 2021)
Aantal medewerkers
Aantal nabetalingen
Hoogte nabetaling
Gemiddelde hoogte nabetaling
Aantal terugbetalingen
Hoogte terugbetalingen
Gemiddelde hoogte terugbetalingen
<10
11.430
€ 33.524.312
€ 2.933
19.114
€ 99.180.701
€ 5.189
10 tot 25
1.606
€ 14.609.192
€ 9.096
3.603
€ 79.643.002
€ 22.105
25 tot 50
385
€ 6.053.368
€ 15.723
855
€ 53.018.211
€ 62.010
50 tot 150
102
€ 5.716.057
€ 56.040
370
€ 68.059.938
€ 183.946
150 tot 250
16
€ 1.357.547
€ 84.847
49
€ 21.117.853
€ 430.977
250 of meer
11
€ 1.979.989
€ 179.999
40
€ 45.186.431
€ 1.129.661
13.550
€ 63.240.465
€ 4.667
24.031
€ 366.206.136
€ 15.239
Vraag 7
Hoeveel ondernemers hebben op dit moment bezwaar gemaakt tegen de definitieve vaststelling
van NOW1 en hoeveel van die bezwaren zijn toegewezen?
Antwoord 7
UWV heeft (stand 14 april) 1.938 bezwaren ontvangen, waarvan 1.359 bezwaren zijn afgehandeld
en 579 bezwaren nog lopen. Van deze bezwaren is 24% gegrond verklaard, 51% ongegrond,
4% niet-ontvankelijk en in 21% van de gevallen volgde een intrekking van het bezwaar
door de indiener.
Vraag 8
Bent u bekend met de brief van 22 maart jl. over de «dilemma’s in de NOW» waarin wordt
bericht dat u het UWV heeft gevraagd om bij de subsidievaststelling in bezwaar nadrukkelijk
in ogenschouw te nemen of incidentele beloningen in de referentiemaand mogelijk hebben
geleid tot een niet representatieve loonsom? Wat heeft dit appèl op het UWV concreet
uitgewerkt in de praktijk, bijvoorbeeld op het aantal toegekende bezwaren en hoe wordt
dit gemonitord?
Antwoord 8
Als de werkgever kan aantonen door middel van objectief verifieerbare gegevens uit
de loonadministratie dat de loonkosten in de referentiemaand niet representatief waren,
doordat er sprake was van het uitbetalen van bonussen, overuren, etc. dan kan UWV
deze gelden uit de loonsom filteren. UWV kon dit binnen het vaststellingsproces al
eerder voor de uitbetaling van vakantiegeld en een dertiende maand. Ondertussen kan
UWV dit in bezwaar ook voor incidentele componenten zoals de uitbetaling van vakantiedagen
en overuren of gratificaties en bonussen. Door deze componenten in bezwaar zoveel
mogelijk uit de loonsom te filteren wordt getracht onterechte vertekeningen in de
loonsom van de werkgever met gevolgen voor de hoogte van de NOW-subsidie zoveel mogelijk
tegen te gaan. Een bezwaar van de werkgever blijft hiervoor echter wel noodzakelijk,
omdat deze specifieke componenten niet in de automatische verwerking kunnen worden
ingebouwd. Een dalende loonsom als gevolg van vertrek van een werknemer of bedrijfseconomisch
ontslag zal als bezwaargrond doorgaans echter niet tot heroverweging kunnen leiden,
omdat het de opzet is van de NOW om de loonsom en daarmee de werkgelegenheid zoveel
mogelijk in stand te houden.
Vraag 9
Tevens schrijft u in de genoemde brief van 22 maart jl. dat het UWV altijd zorgvuldig
kijkt naar ingediende bezwaren om te bepalen of er ruimte is om de werkgever «binnen
de geest van de regeling tegemoet te komen», wat houdt dit concreet in en hoe worden
ondernemers hiermee tegemoet gekomen?
Antwoord 9
Zoals ik in eerdere brieven over de NOW heb aangegeven is er binnen de NOW-regeling
maar zeer beperkt ruimte voor maatwerk. Dat komt door de grofmazigheid van de regeling,
de snelheid waarmee de regeling tot stand is gekomen in het voorjaar van 2020, de
grote aantallen werkgevers die gebruik maken van de regeling en de snelle uitbetaling
van de voorschotten die noodzakelijk was om werkgevers snel te kunnen voorzien van
steun. Voor het overgrote deel werkt deze grofmazigheid van de regeling goed, maar
we hebben afgelopen jaar ook gezien dat er in bepaalde situaties niet de steun wordt
gekregen die een werkgever wel mag verwachten. Individueel maatwerk zou de regeling
voor UWV onuitvoerbaar maken. In bezwaar vindt echter een heroverweging plaats op
basis van de omstandigheden van het geval, zoals bijvoorbeeld bij vraag 8 is toegelicht.
Werkgevers ontvangen in eerste instantie dan minder subsidie dan waar de werkgever
op had gerekend, maar in bezwaar kan daar op worden teruggekomen door in de geest
van de regeling te handelen. In welke situaties dit het geval is, is altijd een individuele
beoordeling die op grond van verifieerbare gegevens moet worden gebaseerd. Tegelijkertijd
zijn er enkele patronen te zien op basis van de veelvoorkomende bezwaargronden die
zijn aangedragen en waar de geest van de regeling een andere uitkomst rechtvaardigt.
Op deze manier wordt invulling gegeven aan de toezegging gedaan door de Minister-President
aan de mevrouw van den Berg van de CDA-fractie tijdens het debat van 24 maart jl.
om te kijken wat er verder mogelijk is om te doen voor bedrijven die te maken hebben
met grote terugvorderingen als gevolg van de gekozen referentiemand in de NOW, waarin
voor sommige werkgevers sprake is van incidenteel hogere beloningen.
Bij UWV is ondertussen flink opgeschaald in capaciteit bij de afdeling Bezwaar en
Beroep om de bezwaren die voortkomen uit de NOW-regeling te kunnen behandelen. Dat
neemt nog steeds niet weg dat het systeem onder druk kan komen te staan als de stroom
aan bezwaren te groot wordt.
In de onderstaande (niet-limitatieve) situaties zal een bezwaar doorgaans gegrond
worden verklaard, hoewel hier vooraf geen zekerheid over kan worden gegeven omdat
iedere casus uniek is en in een bezwaarfase individueel beoordeeld zal moeten worden.
a. Schonen loonsom:
i. incidentele beloningen in de referentiemaand leiden mogelijk tot een niet representatieve
loonsom;
ii. werknemers die voor de referentiemaand uit dienst zijn gegaan maar waar de eindafrekening,
als all-in loon, verloond is in de referentiemaand. Dit is overigens geen kwestie
van maatwerk, maar van het correct uitvoeren van de regeling;
b. Samentellen loonheffingennummers: wijzigingen van rechtsvorm zonder dat de bedrijfsvoering
is veranderd, zoals wanneer een eenmanszaak overgaat in een BV;
c. Samentellen loonheffingennummers: fusies en afsplitsingen in een concernrelatie zonder
dat er mutaties in het werknemersbestand plaatsvinden;
d. Overige situaties die aangemerkt kunnen worden als opvolgend werkgeverschap, daaronder
kan ook worden begrepen de situatie van inleenkrachten die na de referentiemaand in
dienst komen van de inlener.
In de bijlage bij deze antwoorden stuur ik uw Kamer een aantal praktijkvoorbeelden
waarbij voor deze voorbeelden inzichtelijk wordt gemaakt wanneer en waarom een bezwaar
gegrond kan worden verklaard. Wat dat betreft zal ook handelen in de geest van de
regeling in bepaalde situaties leiden tot het ongegrond verklaren van een ingediend
bezwaar.
De voorbeelden in de bijlage zien voornamelijk op bezwaren met betrekking tot de loonsom.
Ik wil er voor de volledigheid ook nog op wijzen dat, zoals ook aangegeven in antwoord
5, de meeste terugbetalingen binnen de NOW-regeling tot nu toe voortkomen uit een
minder lage omzet dan ten tijde van de voorschotverlening door de werkgever was opgegeven.
Oftewel het omzetverlies waar de hoogte van het in eerste instantie uitgekeerde voorschot
op was gebaseerd, blijkt achteraf mee te vallen. Hoewel in een situatie van omzetverlies
geen sprake kan zijn van goed nieuws, is het feit dat een werkgever ondanks de Coronacrisis
toch meer omzet heeft gedraaid dan vooraf was ingeschat bij de aanvraag van de NOW
positief te noemen. Daar hoort vervolgens dan wel een lagere NOW-subsidie bij, en
dus een terugbetaling op basis van het te hoge voorschot: de werkgever heeft door
de hoger dan verwachte omzet minder steun nodig gehad. Bezwaren die worden ingediend
op basis van een terugbetaling die volgt uit een hogere omzet dan waarop het voorschot
was gebaseerd zullen normaliter dus ook worden afgewezen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.