Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kat over het bericht ‘Kabinet: Voedselaanbod voor de voedselbanken op peil houden’
Vragen van het lid Kat (D66) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Kabinet: voedselaanbod voor de voedselbanken op peil houden» (ingezonden 6 mei 2021).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 28 mei
2021).
Vraag 1
In hoeverre wordt er in de periode 2021–2027 een toename verwacht van het aantal huishoudens
dat een beroep zal doen op de dienstverlening van de voedselbank en kunt u dit uitsplitsen
in regio, leeftijd en andere relevante kenmerken?1
Antwoord 1
In het najaar van 2020 deelde de Vereniging Voedselbanken Nederland (VBNL) haar zorgen
over een verwachte toename van het aantal klanten door de gevolgen van de coronacrisis.
Tegelijkertijd deelde VBNL ook het signaal dat steeds meer voedselbanken te maken
krijgen met een teruglopend voedselaanbod. Beide ontwikkelingen zijn op dit moment
niet goed te vangen in duidelijke cijfers of prognoses voor de komende jaren. Desondanks
ziet VBNL al een groei in het aantal klanten van de voedselbanken, zoals cijfers op
hun website laten zien.2 Gemiddeld zag VBNL een groei van 7% in 2020, met hierin sterke regionale verschillen.
De grootste stijging is te zien in de regio’s Amsterdam en Rotterdam. De cijfers geven
een eerste beeld van de te verwachte opgave de komende jaren. Het kabinet neemt de
signalen van de voedselbank uiterst serieus en houdt de vinger aan de pols voor wat
betreft de verwachte toename van het aantal klanten van de voedselbanken door de coronacrisis.
Vraag 2
Op welke wijze verhoudt deze eventuele toename zich tot de toegezegde Europees Sociaal
Fonds (ESF) gelden voor de periode 2021–2027?
Antwoord 2
Zoals benoemd in eerdere brieven aan uw Kamer3, is het kabinet voornemens om 3% uit de voor Nederland beschikbare ESF+ middelen
in te zetten om voedselhulp (en eventuele andere vormen van materiële hulp) te bieden
aan de meest behoeftigendoelgroep. Dit is de doelgroep die de voedselbanken bedient.
Momenteel vinden gesprekken plaats met Voedselbanken Nederland en de Europese Commissie
over de nadere uitwerking van de inzet van deze ESF+ middelen. Omdat het gaat om de
inzet van middelen uit het Europese structuurfonds ESF+, is het van belang om bij
de nadere uitwerking te borgen dat deze in overeenstemming is met de vereisten die
worden gesteld in de Europese verordeningen.4
Vraag 3
In hoeverre bent u van mening dat een toename van het aantal huishoudens dat een beroep
moet doen op de voedselbank een signaal is dat er elders in de ondersteuning van minima
iets tekort schiet?
Antwoord 3
Het kabinet zet zich – samen met gemeenten en maatschappelijke organisaties – in om
financiële problemen van burgers en bedrijven zoveel mogelijk te voorkomen en terug
te dringen en via arbeidsmarkt- en inkomensbeleid dat mensen in de armoede of schulden
terecht komen. Via de Participatiewet (algemene en bijzondere bijstand) zorgt het
kabinet voor een financieel vangnet. Het kabinet waardeert het werk van de voedselbanken.
Zij leveren, dankzij de inzet van vele duizenden vrijwilligers, een waardevolle bijdrage
aan het ondersteunen van mensen met een laag inkomen en het tegengaan van voedselverspilling.
De kracht van de voedselbanken is dat het een initiatief vanuit de samenleving is,
het kabinet ziet de voedselbanken dan ook niet als onderdeel van het stelsel van sociale
zekerheid. Dat laat onverlet dat voedselbanken in de ogen van het kabinet toegevoegde
waarde hebben en een relevante gesprekspartner voor het kabinet zijn om periodiek
signalen uit te kunnen wisselen.
Vraag 4, 5 en 6
In hoeverre is er bij gemeenten zicht op de groep die gebruik maakt van de dienstverlening
van de voedselbank en of zij ook gebruik maken van de ondersteuning van minima door
gemeenten?
Als er mensen zijn die wél gebruik maken van de dienstverlening van de voedselbank,
maar niet van de gemeentelijke minimavoorzieningen, wat zijn hiervoor de redenen?
Op welke wijze werken gemeenten samen met voedselbanken om zicht te hebben op de doelgroep
en passende dienstverlening aan te bieden?
Antwoorden 4, 5 en 6
Voedselbanken kunnen voor gemeenten dienen als vindplaats van mensen met financiële
problemen. Een groep financieel kwetsbare mensen meldt zich bij voedselbanken die
zich (nog) niet eerder bij de overheid heeft gemeld. Voedselbanken vervullen daarmee
ook een belangrijke verwijsfunctie naar andere (gemeentelijke) voorzieningen en vindplaats
voor kwetsbare groepen.
Eén van de uitgangspunten van VBNL voor het toekennen van een voedselpakket als noodhulp
is het credo «Geen pakket zonder traject». Van hun klanten verwacht VBNL dan ook dat
zij op enige termijn zullen meewerken aan het vinden van een oplossing van hun financiële
problemen. In de meeste gevallen betreft dat hulp zoeken bij de gemeente, zoals begeleiding
naar werk of schuldhulpverlening, indien daar nog geen sprake van is. Tevens is de
maximale periode voor het gebruik van de voedselbanken in principe drie jaar.5 Volgens VBNL stijgt de laatste jaren het percentage klanten dat langer dan 3 jaar
van de voedselbanken afhankelijk is.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet, voor andere
wetten uit het sociaal domein en voor het lokale armoedebeleid. Er zijn verschillende
voorbeelden van voedselbanken die door samenwerking met de gemeente en met behulp
van maatschappelijke initiatieven hun dienstverlening inzetten. Gemeenten kunnen voedselbanken
(net als andere maatschappelijke organisaties die lokaal actief zijn) ondersteunen
en kunnen hiervoor ook de financiële middelen die zij van het rijk ontvangen voor
de uitvoering van het armoedebeleid inzetten. Sommige gemeenten organiseren bijvoorbeeld
de huisvesting van lokale voedselbanken.
Vraag 7
Kunt u meer uitleg geven over het sociale impact business model, wat dit inhoudt en
op welke wijze on-demand productie volgens dit model plaats zou kunnen vinden?
Antwoord 7
Dit model biedt de mogelijkheid voor zowel het systemisch terugdringen van voedselverspilling
in de productieketens als het zorgdragen voor een stevig basisaanbod van gezonde kwaliteitsproducten
voor voedselhulp programma’s. Dit model is erop gericht om op een efficiënte en grootschalige
wijze, beschikbare rest- en bijstromen, die in hun huidige vorm niet bruikbaar zijn
voor voedselbanken of de commerciële markt, te verwerken naar lang houdbare, flexibel
in te zetten gezonde en smaakvolle producten. Een haalbaarheidsstudie zal o.a. duidelijkheid
moeten geven over de organisatievorm, vanuit een uniek partnership van bedrijven en
maatschappelijke organisaties. Het idee erachter is dat de producten door een flexibel
netwerk van partijen in de voedselketen «on-demand» worden geproduceerd volgens een
sociale impact business model. Dit houdt in dat de productie voor voedselhulp porgramma’s
flexibel en wendbaar georganiseerd kan worden, doordat de geschikte overschotten van
verse producten in kort tijd worden verwerkt binnen de bestaande fabrieken, tijdelijk
worden bewaard in voorraadkamers, en uitgeleverd naar de verschillende locaties naar
behoefte. Werken volgens het sociale impact business model betekent dat organisaties
hun inzet leveren met oog voor mens, maatschappij en milieu, met een eerlijke vergoeding
voor de kosten. Door de schaalgrootte van het netwerk kunnen er zo honderdduizenden
producten per week een goede bestemming vinden, wordt de keten verspillingsvrij, en
wordt de voedselhulp in Nederland naar een volgend niveau gebracht.
Vraag 8
In hoeverre wordt er in de gesprekken tussen de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met Voedselbanken Nederland en de Europese
Commissie over de besteding van de ESF-middelen gezocht naar manieren om deze middelen
in te zetten voor het structureel terugdringen van armoede?
Antwoord 8
Het kabinet spant zich in om armoede structureel terug te dringen. Dat doet het kabinet
onder meer via het arbeidsmarkt- en inkomensbeleid. Hierbij zet het kabinet in op
het vinden van betaald werk of uitbreiding van het aantal gewerkte uren, omdat werk
de meest duurzame weg uit armoede is. In aanvulling hierop draagt de inzet van ESF-middelen
bij aan het bestrijden van armoede. De inzet van de Nederlandse ESF-middelen is voornamelijk
gericht op mensen aan het werk helpen en duurzaam aan het werk houden. Als het gaat
om de inzet van ESF-middelen voor materiele steun (zoals voedselhulp), dan vraagt
de Europese Commissie (EC) in de (concept) ESF+ verordening om het nemen van begeleidende
maatregelen naast het verstrekken van voedselhulp met als doel armoede en sociale
uitsluiting tegen te gaan. Dat aspect zal ook aan bod komen in de gesprekken over
de besteding van ESF-middelen. Het principe van de voedselbanken «geen pakket zonder
traject» past hier goed bij.
Vraag 9
Wat worden de opdracht en doelen van de op te richten werkgroep?
Antwoord 9
In de werkgroep komen de meer praktische zaken aan de orde die komen kijken bij het
programmeren van dit ESF-onderdeel. Daarbij valt te denken aan de inkoop van de voedselhulp
door de nieuwe stichting (zoals vermeld in de Kamerbrief van 28 april jl.), de distributie
van de voedselhulp, de verantwoording van de besteding van de middelen en de uitwerking
van de hierboven genoemde begeleidende maatregelen.
Vraag 10
Op welke wijze worden de lessen uit de evaluatie van kinderarmoedegelden, waarbij
ook sprake was van directe materiële hulp, meegenomen bij het opstellen van de plannen
voor de besteding van de ESF gelden?
Antwoord 10
Uit de reeds gehouden tussentijdse evaluaties6 over de middelen kinderarmoede zijn twee aandachtspunten naar voren gekomen die ook
relevant zijn bij de ondersteuning van voedselbanken voor de meeste behoeftigen doelgroep.
In de eerste plaats betreft dat het belang om de doelgroep te bereiken: niet iedereen
uit de doelgroep vraagt ondersteuning. Voedselbanken Nederland spant zich in om te
bevorderen dat mensen zich melden, onder meer via de recent gestarte campagne «Niks
om je voor te schamen». In de tweede plaats blijkt dat een integrale aanpak van belang
is: er moet niet worden volstaan met het bieden van materiële ondersteuning. Ook hiervoor
heeft Voedselbanken Nederland aandacht, via het hierboven genoemde principe «geen
pakket zonder traject». De EC vraagt hiervoor tevens aandacht bij de inzet van ESF-middelen
in de vorm van begeleidende maatregelen. Deze aspecten zullen ook aan bod komen in
de uitwerking van de plannen voor de besteding van de ESF+ middelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.