Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kuiken en Diertens over het bericht 'Faillissement van BOPEC kost overheid Bonaire € 300.000'
Vragen van de leden Kuiken (PvdA) en Diertens (D66) aan de Staatssecretarissen van Infrastructuur en Waterstaat en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Faillissement van BOPEC kost overheid Bonaire € 300.000» (ingezonden 23 maart 2021).
Antwoord van Staatssecretaris van Veldhoven-van der Meer (Infrastructuur en Waterstaat),
mede namens Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen
28 mei 2021).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Faillissement van BOPEC kost overheid Bonaire
€ 300.000» van 21 maart 2021?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het u bekend of er overleg heeft plaatsgevonden tussen de curator en de vakbonden
over de werknemers die in dienst blijven als «skeleton crew» om de potentiële veiligheidsrisico’s
beheersbaar te houden? Is het naar uw mening wenselijk dat vakbonden betrokken worden
bij de wijze waarop door de curator is besloten het personeel in zetten? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 2
Ja, op voordracht van de Gezaghebber van Bonaire heeft er overleg tussen de curator,
de general manager van Bopec en de vakbonden plaatsgevonden over de samenstelling
van de zogenaamde «skeleton crew». De vakbonden hebben daarbij een lijst met 23 namen
bij de curator aangeleverd. Over deze lijst is, nadat enkele aanpassingen waren doorgevoerd,
op 15 maart 2021 overeenstemming bereikt met de vakbonden, de general manager van
Bopec en de (toenmalige) bewindvoerder, ILT en RWS zijn hiermee in eerste instantie
ook akkoord gegaan. Kort daarna bleken echter meerdere door de vakbonden aangedragen
medewerkers op de lijst te staan die om verschillende redenen niet meer beschikbaar
waren. Vanwege de feitelijke onuitvoerbaarheid van dit akkoord, heeft de curator vervolgens
met de general manager van BOPEC en in afstemming met ILT en RWS een nieuwe gezamenlijke
lijst vastgesteld waarop alleen medewerkers staan met de vereiste ervaring en kwalificaties
waarvan vaststond dat zij ook daadwerkelijk beschikbaar en inzetbaar waren.
Vraag 3
Wie is verantwoordelijk voor de selectie van het personeel dat in dienst blijft om
de potentiële veiligheidsrisico’s beheersbaar te houden? Wie is verantwoordelijk voor
de kwalificaties van het personeel dat verantwoordelijk is voor het beheersbaar houden
van de potentiële risico’s?
Antwoord 3
Bij surseance van betaling dan wel faillissement is de bewindvoerder/curator primair
verantwoordelijk voor de selectie en de kwalificaties van de medewerkers die deel
uit maken van de skeleton crew. De bewindvoerder/curator heeft zijn beslissing genomen
op voordracht van de general manager van BOPEC en na akkoord door de toezichthouders
ILT en RWS. De rechter-commissaris in het faillissement van Bopec heeft ook de vereiste
toestemming verleend aan de curator voor het voortzetten van de onderneming van Bopec
in afgeslankte vorm, waarbij het de curator door de rechter-commissaris is toegestaan
voornoemde werknemers van de nieuwe lijst in dienst te houden.
Vraag 4
Is het juist dat er een getekend akkoord ligt tussen de vakbonden, de bewindvoerder
en de BOPEC-directie als een van de voorwaarden voor het verlenen van een eventueel
boedelkrediet? Zo ja, op welke wijze is dit akkoord nu betrokken bij de afwikkeling?
Antwoord 4
Zie antwoord vraag 2. Er lag op 15 maart 2021 een getekend akkoord tussen de bewindvoerder,
de general manager van Bopec en de vakbonden. Dat akkoord is echter komen te vervallen
nadat was gebleken dat dit onuitvoerbaar was doordat verschillende personeelsleden
niet meer beschikbaar waren. Genoemd akkoord was overigens geen voorwaarde voor het
verlenen van de bijdrage.
Vraag 5
Bij wie ligt de verantwoordelijkheid voor de potentiële veiligheidsrisico’s in het
geval van een private onderneming? En waarom?
Antwoord 5
De verantwoordelijkheid voor veiligheidsrisico’s ligt te allen tijde bij de vergunninghouder,
in dit geval BOPEC. Na het uitspreken van het faillissement is deze verantwoordelijkheid
overgegaan op de curator. ILT en RWS houden toezicht op de naleving van de vergunningvoorschriften.
Vraag 6
Is het mogelijk dat het kabinetsbeleid (indirect) heeft bijgedragen aan het uiteindelijke
faillissement van BOPEC? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen treft u om
de gevolgen van het faillissement op te vangen?
Antwoord 6
Sinds medio 2019 liggen alle commerciële activiteiten van BOPEC stil als gevolg van
onder andere internationale sancties tegen het moederbedrijf van BOPEC, Petróleos
de Venezuela, S.A. (PdVSA). De ernstige financiële problemen bij Bopec spelen al langer
en hebben ook al voor medio 2019 geleid tot ernstig achterstallig onderhoud. Daardoor
moest BOPEC steeds meer opslagtanks buiten gebruik stellen en is in 2019 een verbod
opgelegd voor het gebruik van beide steigers. De op 9 maart 2021 verleende surseance
van betaling en het op 18 maart 2021 uitgesproken faillissement van BOPEC zijn uiteindelijk
veroorzaakt door een ernstig tekort aan liquide middelen en het daardoor niet meer
betalen van het personeel en een reeks aan andere (preferente) schuldeisers en was
geen gevolg van kabinetsbeleid.
Vraag 7
Is overwogen om vanuit de rijksoverheid een regeling te treffen voor de loondoorbetaling
van het personeel dat ingezet wordt om de potentiële veiligheidsrisico’s te beheersen?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom eist men dan nu van het Openbaar Lichaam Bonaire
(OLB) een boedelkrediet?
Antwoord 7
Op 9 maart 2021 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en
Saba voorlopige surseance van betaling verleend aan BOPEC. BOPEC is vervolgens op
18 maart 2021 failliet verklaard. De curator is belast met het beheer en de vereffening
van de failliete boedel van het bedrijf. Nadat in eerste instantie door de bewindvoerder,
later de curator, was geconstateerd dat BOPEC niet over liquide middelen beschikte
om de hoogstnoodzakelijk operationele kosten te betalen heeft de bewindvoerder op
11 maart 2021 een verzoek om een bijdrage bij het Openbaar Lichaam Bonaire ingediend.
Het OLB heeft inmiddels een bijdrage van 250.000 dollar toegezegd. Deze bijdrage wordt
in twee tranches uitgekeerd; de eerste tranche van USD 125.000 is reeds uitbetaald.
De skeleton crew, het personeel dat wordt ingezet om de veiligheidsrisico’s te beheersen,
wordt door de curator betaald uit de bijdrage. De bijdrage heeft binnen het faillissement
een preferente status als boedelschuld en zal naar verwachting van de curator volledig
worden terugbetaald aan het OLB.
Vraag 8
Zijn er andere alternatieve regelingen overwogen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
BOPEC heeft op 8 maart 2021 zelf een verzoek tot surseance van betaling bij het gerecht
ingediend en deze surseance van betaling is op 9 maart 2021 door het gerecht verleend.
Na constatering door de bewindvoerder dat Bopec geen voldoende beschikbare liquiditeit
had om aan haar lopende verplichtingen te kunnen voldoen, is op verzoek van de bewindvoerder
de voorlopige surseance van betaling ingetrokken en is BOPEC door het gerecht in staat
van faillissement verklaard. Het faillissement is op 18 maart 2021 door het gerecht
uitgesproken.
Vraag 9
Bent u bereid om de haalbaarheid van een doorstart te onderzoeken, bijvoorbeeld in
de vorm van een participatiebedrijf waarin zowel de rijksoverheid als het OLB deelnemen?
Zo ja, op welke termijn gaat u dit onderzoek starten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
De curator heeft de mogelijkheden van een doorstart van BOPEC in onderzoek.
Vraag 10
In hoeverre is het verzoek van de curator tot het verstrekken van een boedelkrediet
door het Bestuurscollege strijdig (of in overeenstemming) met de Wet financiën openbare
lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in het bijzonder met artikel 11?
Antwoord 10
De Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet FinBES) staat
de inzet door het OLB van de post onvoorzien voor de operationele en boedelkosten
van BOPEC, zoals genoemd in artikel 13, niet in de weg. Deze post is immers een voorziening
voor het doen van noodzakelijke uitgaven die niet op de oorspronkelijke begroting
waren geraamd. Het OLB heeft besloten om een bijdrage te verstrekken, gelet op de
acute situatie en het belang van de openbare orde en veiligheid, waarbij beoogd is
dat de middelen vanuit de boedel op een later moment terugvloeien. Daarbij geldt dat,
ingeval in de toekomst nog andere uitgaven voor BOPEC nodig zullen zijn, de geëigende
weg het specifiek opnemen van deze uitgaven in de begroting is. Dit dient plaats te
vinden via een begrotingswijziging waarmee de eilandsraad heeft ingestemd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.