Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Helder over het bericht 'Grapperhaus informeerde Kamer verkeerd over dode informant en de brief van de Inspectie Justitie en Veiligheid d.d. 16 april 2021 aan de korpschef
Vragen van het lid Helder (PVV) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Grapperhaus informeerde Kamer verkeerd over dode informant» en de brief van de Inspectie Justitie en Veiligheid d.d. 16 april 2021 aan de korpschef (ingezonden 28 april 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 26 mei 2021).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2806.
Vraag 1
Kent u het bericht «Grapperhaus informeerde Kamer verkeerd over dode informant»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hebt u de brief van de Inspectie Justitie en Veiligheid van 16 april 2021 met onderwerp
«Vragen over onderzoeken naar het TCI van DLIO» gelezen?2
Antwoord 2
Er is mij een brief van de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: Inspectie) aan
de korpschef met hetzelfde onderwerp bekend van 23 april 2021. Deze is gepubliceerd
op de website van de Inspectie. In mijn brief aan uw Kamer van 26 april jl., baseer
ik mij op de brief van de Inspectie van 23 april 2021.3
Vraag 3
Klopt het dat de Inspectie hierin concludeert en uitdrukkelijk, zelfs twee keer, bevestigt,
dat de Rijksrecherche geen (strafrechtelijk) onderzoek heeft gedaan, hetgeen ook door
het Openbaar Ministerie wordt bevestigd?
Antwoord 3
De Inspectie concludeert dit ook in de brief van 23 april 2021.
Vraag 4, 5, 6 en 7
Erkent u dat u in het Nota-overleg met de commissie Justitie en Veiligheid op 3 februari
2021 op twee mededelingen van bovengetekende, inhoudende dat de betrokken politieagenten
niet door de Rijksrecherche zijn gehoord, hebt gezegd: «dit is het Inspectierapport
en dat is mijn huiswerk» en «dat moet ik op enig moment respecteren.»?
Bent u het met ons eens dat u, als baas van het Openbaar Ministerie, waar de Rijksrecherche
onderdeel van is, vervolgens zelf onderzoek had kunnen en moeten doen in een dergelijke
zware zaak, waar de vraag speelt over de dood van twee politie-informanten?
Waarom zijn de betrokken politieagenten, die al sinds 2016 wijzen op structurele misstanden
op de werkvloer en bij hun leidinggevenden, niet door de Rijksrecherche gehoord? En
zo nee, waarom zijn zij niet gehoord in zo’n zware zaak waar de vraag speelt of er
causaal verband is tussen deze misstanden en de dood van twee politie-informanten?
Klopt het dat de betrokken politieagenten over het gebeuren rondom de politie-informanten
moesten zwijgen op last van de betreffende leidinggevende(n) van het Team Criminele
Inlichtingen (TCI) en/of de Dienst Landelijke Informatieorganisatie en/of de Landelijke
Eenheid?
Antwoord 4, 5, 6 en 7
Tijdens het notaoverleg politie op 3 februari heb ik mij gebaseerd op de bevindingen
van de Inspectie Justitie en Veiligheid, zoals geformuleerd in het eerste deelrapport
over de taakuitvoering van twee dienstonderdelen bij de Landelijke Eenheid.4 De bevindingen van de Inspectie zijn voor mij een gegeven.
Conform het rapport van de Inspectie heb ik gemeld dat de Inspectie interviews heeft
gehouden met medewerkers en oud-medewerkers van de DLIO. Tevens heb ik erop gewezen
dat de Inspectie met betrekking tot de taakuitvoering van het Team Criminele Inlichtingen
(TCI) van de LE in haar rapport concludeert dat het bevoegd gezag en de direct betrokken
hernieuwd vertrouwen hebben in het TCI en dat er geen aanleiding is geweest tot nader
onderzoek.
In mijn brief van 26 april jl. heb ik uw Kamer gemeld dat de Inspectie op grond van
een eigenstandige reconstructie op procesniveau concludeert dat de Rijksrecherche
geen (strafrechtelijk) onderzoek heeft gedaan rondom gebeurtenissen in 2015 en 2019,
in tegenstelling tot hetgeen in het Inspectierapport over de DLIO was vermeld.5 Nu is gebleken dat er geen onderzoek heeft plaatsgevonden, heb ik de politie en het
OM alsnog verzocht een onafhankelijk feitenonderzoek in te stellen. Ik kan niet vooruitlopen
op de uitkomsten van dit onderzoek. Voor zover de vertrouwelijkheid het toelaat, zal
ik uw Kamer informeren over de uitkomsten van het onderzoek.
Vraag 8 en 9
En zo ja, bent u het met ons eens dat u door de verantwoordelijken van de Landelijke
Eenheid verkeerd, of op zijn minst onvolledig, bent u geïnformeerd?
Deelt u onze mening dat de Kamer hierdoor ook met een kluitje in het riet is gestuurd,
omdat onwelgevallige informatie door de Landelijke Eenheid duidelijk onder de pet
is gehouden? Zo ja, gaat u stappen ondernemen tegen de hiervoor verantwoordelijken
bij de Landelijke Eenheid en zo ja, welke?
Antwoord 8 en 9
De Inspectie heeft op basis van een eigenstandige reconstructie op procesniveau geconcludeerd
dat de Rijksrecherche geen (strafrechtelijk) onderzoek heeft gedaan rondom gebeurtenissen
in 2015 en 2019. De Inspectie heeft mij desgevraagd laten weten dat zij niet heeft
geconstateerd dat de Landelijke Eenheid tijdens het onderzoek naar de DLIO op enig
moment informatie heeft achtergehouden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.