Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Baudet over het bericht dat vleesrunderen op vergiftigde grond hebben gegraasd
Vragen van het lid Baudet (FvD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht dat vleesrunderen op vergiftigde grond hebben gegraasd (ingezonden 23 september 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister voor Medische Zorg
(ontvangen 21 mei 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr.
391.
Het beleid rond het laten grazen van dieren in natuurgebieden zoals de uiterwaarden
is een gedeelde verantwoordelijkheid van verschillende departementen. Zo is LNV verantwoordelijk
voor de diergezondheid van deze gehouden dieren in natuurgebieden en voor de veiligheid
van het diervoeder dat mogelijk geoogst wordt in deze gebieden, I&W voor het bodem
en waterbeheer en VWS voor de voedselveiligheid m.b.t. de contaminanten in vlees en
andere producten zoals dioxine en PCBs.
Voor contaminanten zoals dioxine gelden Europese normen voor het diervoeder en voor
het vlees en de zuivel afkomstig van dieren. Hier wordt steekproefsgewijs op gemonitord
door de NVWA. Begin 2020 is een eerste analyse uitgevoerd waarbij de genoemde overschrijding
is gevonden. Naar aanleiding hiervan heeft NVWA-BuRO een deskstudie uitgevoerd, waarna
is besloten een onderzoek te starten naar dioxine en andere contaminanten.
De beantwoording van deze vragen kan het beste gelezen worden in samenhang met de
antwoorden op de vragen van de leden Kröger (GL) en Dik-Faber (CU) (kenmerk 2020Z15001, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2869) en van het lid Futselaar (SP) (kenmerk 2020Z23669, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2878).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Ons «vlees» graast op giftige grond: «Je neemt daarmee
wel bewust een risico»»? 1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bestaat er een nationaal overzicht van alle grassige gebieden waarbij het gevaarlijk
zou zijn om dieren hierop te laten grazen, met name als het vlees bedoeld is voor
menselijke consumptie? Zo ja, waar is dit overzicht te vinden? Zo nee, wordt dit overzicht
opgenomen in het lopende onderzoek van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA) naar de herkomst van o.a. dioxines en bent u bereid dit overzicht daarin op
te nemen?
Antwoord 2
Er bestaat geen nationaal overzicht van dergelijke gebieden. In het door NVWA-BuRO
geïnitieerde onderzoek naar de risico’s van vlees van runderen die hebben gegraasd
in de uiterwaarden, worden dieren uit verschillende gebieden, waarbij een sterke aanwijzing
op overschrijdingen van de norm is en die worden aangeboden voor de slacht, onderzocht
op dioxine. Wanneer een dioxineoverschrijding wordt gevonden wordt hier door de NVWA
op gehandhaafd. Het onderzoek kan niet alle grassige gebieden omvatten en dit onderzoek
is niet voorzien in het opstellen van een dergelijk overzicht.
Daarnaast wordt door de NVWA en het Wageningen Food Safety Research (WFSR) regulier
een brede monitoring op zware metalen en PCB’s gedaan onder de gehele populatie voedselproducerende
dieren in Nederland.
Vraag 3, 4
Kunt u aangeven of het natuurvlees ook in de reguliere handel terecht is gekomen en
zo ja: hoe en waar?
Kunt u aangeven of er ook natuurvlees aan het buitenland is verkocht?
Antwoord 3, 4
Wanneer een partij van een levensmiddel als schadelijk wordt bestempeld, dan ziet
de NVWA erop toe dat de betrokken ondernemers hun verantwoordelijkheid nemen, dat
wil zeggen dat zij de betrokken partij moeten traceren en uit de handel laten halen.
Het vlees dat vanuit deze casus aantoonbaar boven de wettelijke maximum limiet bleek,
was enkel verkocht aan consumenten via een website. Deze consumenten zijn individueel
geïnformeerd over de afwijking. Er is met deze partij vlees geen handel geweest naar
het buitenland.
Vraag 5
Kunt u uitsluiten dat er vlees voor menselijke consumptie is of wordt aangeboden met
te veel dioxine? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Bij langdurige te hoge blootstelling aan dioxines kunnen nadelige gezondheidseffecten
optreden. Of deze effecten ook kunnen optreden na consumptie van het rundvlees met
de te hoge dioxinegehaltes is nog onbekend.
Het is de verantwoordelijkheid van ondernemers en bedrijven om veilige levensmiddelen
in de handel te brengen. De NVWA houdt hier toezicht op. Jaarlijks voert de NVWA ook
een monitoringsprogramma uit in diervoeder en in levensmiddelen zoals vlees waarin
o.a. monsters op dioxines worden onderzocht. Hierbij toetst het monitoringsprogramma
hoe de monsters zich verhouden tot de Europees vastgestelde limieten. Ook diervoeder
wordt in het kader van het Nationaal Plan Diervoeders onderzocht op de aanwezigheid
van dioxines. Hierin is inbegrepen voeders bij de boer (bijvoorbeeld monsters van
kuilgras). Wanneer een overschrijding van de limiet aan dioxines gevonden wordt in
het monitoringsprogramma, wordt de houder geïnformeerd en geacht de betrokken partij
te traceren en uit de handel laten halen. Het is echter onmogelijk om elk karkas te
controleren.
Vraag 6
Vallen de grazers in de uiterwaarden onder een hoger risicoprofiel en onder de risicogebaseerde
monitoring op overschrijding van de dioxinenorm door de NVWA? Zo nee, waarom niet?2
Antwoord 6
Dat moet blijken uit het onderzoek dat NVWA-BuRO op dit moment uitvoert.
Op basis van signalen die december 2019 bij de NVWA zijn binnengekomen is een vooronderzoek
uitgevoerd in het voorjaar van 2020. De uitkomsten van dit vooronderzoek waren voor
bureau-NVWA aanleiding nader onderzoek starten, zie ook het antwoord op vraag 7. Afhankelijk
van de uitkomsten van dit onderzoek volgt een plan van aanpak. In de tussenliggende
periode worden de dieren uit de uiterwaardegebieden die deelnemen aan het NVWA-BuRO
onderzoek onderzocht op dioxine voordat besloten wordt om ze in de voedselketen toe
te laten.
Op dit moment is er geen reden, gezien vanuit risico’s voor de volksgezondheid, om
aanvullende maatregelen te nemen.
Vraag 7
Bent u bereid de NVWA natuurvlees niet alleen te laten testen op dioxines en PCB’s
maar ook op andere toxische stoffen, zoals cadmium, lood, kwik, chroom, PAK, arseen,
nikkel en waterstoffluoride? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Bureau-NVWA heeft inmiddels onderzoek geïnitieerd naar de veiligheid van het vlees
van de betreffende grazers. In dit onderzoek wordt ook beoordeeld welke andere stoffen
relevant zijn, om meegenomen te moeten worden in de controles van de voedselveiligheid
van het vlees van deze dieren. Vanaf begin 2021 zullen de eerste resultaten van het
bureau onderzoek binnen komen en zal de discussie starten over eventuele vervolgacties.
Zo zal op basis van de resultaten onder andere worden besloten op welke extra stoffen
het vlees gecontroleerd zal worden.
Vraag 8
Kunt u aangeven waarom er al jarenlang niet of sporadisch wordt gecontroleerd op de
veiligheid van natuurvlees?
Antwoord 8
«Natuurvlees» is een handelsnaam. Binnen de vleeskeuring en het toezicht op voedselveiligheid
van de NVWA vallen de dieren waarvan natuurvlees afkomstig is, onder dezelfde groep
als landbouwhuisdieren. Ook dieren die grazen in uiterwaarden komen dus in de steekproefsgewijze
NVWA monitoring op contaminanten, waaronder dioxines, terecht. Dit is zoals gezegd
een brede contaminantenmonitoring op de gehele dierpopulatie, uitgevoerd door NVWA
en WFSR. De nieuwe Europese controleverordening (OCR 2017/625) welke sinds december
2019 van kracht is, geeft de ruimte om dit programma meer risicogericht in te richten,
waarmee gericht dieren uit risicogebieden geselecteerd kunnen worden voor controle,
hierbij worden de uitkomsten van het onderzoek van bureau-NVWA gebruikt.
Vraag 9
Ziet u een eventueel verbod op het begrazen van de uiterwaarden als een tijdelijke
maatregel?
Antwoord 9
Gelet op het ingeschatte risico en de resultaten van het jaarlijkse monitoringsprogramma
voor dioxines in vlees is het op dit moment niet proportioneel om een tijdelijk verbod
op begrazing in de uiterwaarden op te leggen. Het lopende onderzoek van de NVWA moet
meer informatie geven over de blootstellingsroutes en de omvang van de problematiek.
Dit onderzoek zal naar verwachting medio 2021 zijn afgerond. Tot dan worden dieren
afkomstig uit de uiterwaarden extra bemonsterd. Dieren uit gebieden, waaruit na bemonstering
blijkt, die te hoge dioxine gehaltes in het vlees bevatten mogen niet ter verkoop
voor humane consumptie worden aangeboden.
Vraag 10
Bent u bereid om werk te maken van het reinigen van de rivierbodems en de uiterwaarden?
Antwoord 10
Dioxines zijn stoffen waarvoor in het verleden al veel maatregelen zijn genomen om
emissies naar het milieu te voorkomen. Door sanering in het verleden is de emissie
naar de lucht en water tot vrijwel nul gedaald (https://www.clo.nl/indicatoren/nl0159-emissie-dioxinen-van-afvalverbran…). Voor dioxines is een doelmatige sanering van bodem en water niet meer mogelijk.
Deze stoffen hebben de eigenschap dat ze nog lang in bodem en water terug te vinden
zijn. In een rivier kunnen de stoffen zich via het zwevend stof over grote afstanden
verspreiden en uitzakken naar de waterbodem.
Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn de gehalten in Nederlandse wateren
aanzienlijk gedaald. Na de jaren negentig is de daling beperkt. Rijkswaterstaat beschikt
niet over uitgebreide meetgegevens inzake het voorkomen van dioxine in de waterbodem/baggerspecie.
Dioxinen vormen namelijk geen onderdeel van het standaardpakket van stoffen die regulier
worden onderzocht voor het opstellen van de milieuverklaring bodemkwaliteit, die is
vereist voor het toepassen van baggerspecie in oppervlaktewater. Er wordt alleen aanvullend
een standaardpakket aan regulier te onderzoeken stoffen in rijkswateren bepaald op
basis van een onderzoek van Deltares uit 2012. Hieruit bleek dat dioxinen in minder
dan 5% van de gevallen leidde tot een overschrijding van de klassegrens A voor bagger.
De bovengrens van deze klasse is gebaseerd op de kwaliteit van het zwevend stof dat
via de grote rivieren ons land binnenkomt.
Vraag 11
In hoeverre draagt de granulietstort, onder andere in natuurplassen, bij aan de verontreiniging
van plassen, rivierbodems en uiterwaarden met de stof acrylamide, een Zeer Zorgwekkende
Stof (ZZS)?
Antwoord 11
Hiervoor verwijs ik allereerst naar antwoorden van de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat op eerdere vragen van uw Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021,
Aanhangsel 37 en 43 en 2280).
Het toegepaste granuliet is niet schadelijk voor mens of milieu. Onderzoeken waaruit
dit blijkt, heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat als bijlage
meegestuurd met de brieven aan uw Kamer op 5 maart (Kamerstuk 30 015, nr. 62), 31 maart (Kamerstuk 30 015, nr. 63) en 17 april (Kamerstuk 30 015, nr. 64). Rijkswaterstaat heeft vanuit haar verantwoordelijkheid voor de waterkwaliteit van
rijkswateren recent onderzoek gedaan naar de kwaliteit van het oppervlaktewater in
de plas Over de Maas. Het betreft monsters die op 23 september 2020 zijn genomen van
het oppervlaktewater in de plas Over de Maas, in de monding van de plas, en beneden-
en bovenstrooms van de plas. In geen van de monsters is acrylamide aangetoond. Ook
zijn bij metingen benedenstrooms van de plas door de drinkwaterbedrijven Dunea en
Evides geen bijzonderheden aangetroffen. Recent heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat uw Kamer ook geïnformeerd over soortgelijke resultaten voor de Kraaijenbergse
plas (Tweede Kamer, 30 oktober jl., 30 015, nr. 83).
Op 16 april j.l. heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat uw Kamer,
als aanvulling op de bestaande onderzoeken, een onafhankelijk onderzoek van Arcadis
aangeboden, naar de milieuhygiënische risico’s van het storten van granuliet (Kenmerk
2021D13878). Arcadis concludeert ook dat de toepassing van granuliet in Over de Maas geen negatieve
effecten heeft voor mens en milieu in de eindsituatie of tijdens de uitvoering.
Vraag 12
Bent u bereid om het adviesrapport dat vorig jaar is opgesteld over het actualiseren
van de lozingsvergunningen voor bedrijven te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?3
Antwoord 12
Ja, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft het adviesrapport «Pilot
bezien watervergunningen» reeds aan uw Kamer gestuurd (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2020 -2021 nr. 423).
Vraag 13
Hoe verhoudt uw voornemen om voor ZZS'en zoveel mogelijk de kraan dicht te draaien
met de voornemens van Rijkswaterstaat om door te gaan met de granulietstort?
Antwoord 13
Hiervoor verwijs ik u allereerst naar de antwoorden van de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat op eerdere vragen van uw Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021,
30 015, nr. 81).
Het toepassen van granuliet in de plas Over de Maas gebeurt door een private initiatiefnemer,
niet door of in opdracht van Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat is bevoegd gezag en
beoordeelt of de toepassing voldoet aan de regels van het Besluit bodemkwaliteit.
Eerder heeft de staatsecretaris van Infrastructuur en Waterstaat al aan uw Kamer gemeld
dat de toepassing van granuliet in Over de Maas voldoet aan de eisen van het Besluit
bodemkwaliteit. Een privaat project dat voldoet aan alle geldende wet- en regelgeving
kan door het bevoegd gezag niet stil gelegd worden. Zie ook het antwoord op vraag
11.
Vraag 14
Erkent u dat decentrale overheden waken over de kwaliteit van het grond-, oppervlakte-
en drinkwater? Zo ja, acht u de decentrale overheden bevoegd om bij de Raad van State
in beroep te gaan als zij van mening zijn dat een gebiedsbeheerder beleid voert dat
leidt tot een onaanvaardbaar negatief effect op de waterkwaliteit? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 14
Het bevoegd gezag, centraal en decentraal, waakt over de kwaliteit van grond-, oppervlakte-
en drinkwater in relatie tot handelingen die die kwaliteit zouden kunnen bedreigen.
Bevoegd gezag voor toepassingen in oppervlaktewater is het waterschap of de Minister
van Infrastructuur en Waterstaat. De mogelijkheid om bezwaar of beroep in te stellen
tegen besluiten van het bevoegd gezag is een recht dat elke belanghebbende toekomt,
ook als dat bijvoorbeeld een gemeente is.
Vraag 15
Bent u bereid om Rijkswaterstaat en andere gebiedsbeheerders te sommeren onmiddellijk
te stoppen met de granulietstort? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 15
Ik verwijs hiervoor naar de antwoorden op de vragen 11 en 13.
Vraag 16
Bent u bereid om de stortplaatsen voor granuliet en andere verontreinig(en)de stoffen
te saneren? Zo ja, binnen welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 16
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft uw Kamer laten weten dat
het toegepaste granuliet voldoet aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit en uit
de beschikbare onderzoeken blijkt dat het niet schadelijk voor mens of milieu (Tweede
Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 30 015, nr. 81). Er is geen aanleiding om over te gaan tot sanering. Zie ook vraag 11.
Vraag 17
Staat u het toe dat een decentrale overheid, in goed overleg met de gebiedsbeheerder,
overgaat tot het saneren van een stortplaats voor granuliet en/of andere verontreinig(en)de
stoffen? Zo ja, bent u bereid om deze partijen desgevraagd te ondersteunen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 17
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 16.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
T. van Ark, minister voor Medische Zorg -
Mede namens
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.