Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van Kathmann over de aanpak van matchfixing
Vragen van het lid Kathmann (PvdA) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de aanpak van matchfixing (ingezonden 9 april 2021).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 20 mei 2021). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2540.
Vraag 1
Kent u het bericht «Sportbonden uiten zorgen aan politiek over aanpak matchfixing»?
Herinnert u zich het amendement op het wetsvoorstel kansspelen op afstand (Koa)?1 2
Antwoord 1
Beide vragen beantwoord ik bevestigend.
Vraag 2
Deelt u de mening van de sportbonden dat u te weinig urgentie voelt om haast te maken
met de aanpak van matchfixing? Zo ja, hoe komt dat en wat gaat u doen om dit te verbeteren?
Zo nee, waar blijkt het tegendeel dan uit?
Antwoord 2
Nee, die mening deel ik niet. Al enkele jaren zet de Minister van Justitie en Veiligheid
zich samen met andere partners in voor het versterken van de aanpak van matchfixing.
Samenwerking vindt plaats op drie niveaus: operationeel in het signalenoverleg, beleidsmatig
in het Nationaal Platform Matchfixing (NPM) en op strategisch niveau in het Strategisch
Beraad Matchfixing (SBM). De afgelopen jaren is met name het boven tafel krijgen van
voldoende sterke signalen ingewikkeld gebleken. Daarom is medio 2019, bij wijze van
tweejarige pilot, een informatiecoördinator (IC) aangesteld. Deze IC heeft als opdracht
om de samenwerking tussen de partners te versterken en de uitwisseling en verrijking
van signalen te stimuleren. De evaluatie van deze pilot wordt voor de zomer van dit
jaar verwacht. In dat kader wordt ook nagedacht over vervolgstappen en het ligt in
de rede daarbij ook de ontwikkelingen rondom de Wet kansspelen op afstand mee te nemen.
De resultaten van de evaluatie zullen met uw Kamer worden gedeeld.
Vraag 3
Deelt u de mening dat om matchfixing tijdig te herkennen en te voorkomen, het van
belang is om kennis en inlichtingen van vergunninghouders en de sportwereld bij de
Kansspelautoriteit te bundelen in een Sports Betting Intelligence Unit (SBIU)? Zo
ja, hoe wordt hier op dit moment concreet invulling aangegeven? Wat is de stand van
zaken ten aanzien van een SBIU? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Die mening onderschrijf ik ten dele. De Kansspelautoriteit heeft een aantal wettelijke
taken. Het bundelen van kennis en informatie over matchfixing hoort daar niet bij.
De Kansspelautoriteit houdt er toezicht op dat vergunninghouders van sportweddenschappen
maatregelen treffen om matchfixing binnen hun wedaanbod te detecteren en tegen te
gaan. Dit is conform de wettelijke taak die de Kansspelautoriteit er na de inwerkingtreding
van de Wet kansspelen op afstand bij heeft gekregen, namelijk: het tegengaan en beperken van manipulatie met sportwedstrijden, voor zover deze betrekking
heeft op sportwedstrijden waarvoor op grond van titel III, titel IV dan wel titel
Vb van de wet op de Kansspelen vergunning is verleend tot het organiseren van kansspelen (artikel 33b van de Wet op de Kansspelen).3 Binnen de Kansspelautoriteit is de Sports Betting Intelligence Unit (SBIU) opgericht
ter uitvoering van het toezicht op de naleving van de matchfixingsverplichtingen van
vergunde kansspelaanbieders.
Het voorgaande houdt in dat de informatiepositie van de Kansspelautoriteit/SBIU zich
beperkt tot hetgeen de vergunninghouders aanbieden. Momenteel is dat het landgebonden
aanbod van de Toto (Nederlandse Loterij) en ZEbetting&gaming (paardenrennen). Vanaf
oktober komen hier de online vergunninghouders van sportweddenschappen bij.
Vraag 4
Deelt u de mening dat voorkomen moet worden dat signalen die op matchfixing duiden
via een melding op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van
terrorisme (Wwft) op een grote hoop komen te liggen en niet herkend dreigen te worden
als signaal van matchfixing? Zo ja, hoe gaat u zorgen dat dit wordt voorkomen? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ja, die mening deel ik. Voorkomen moet worden dat ongebruikelijke transacties die
zijn gemeld door instellingen op grond van de Wwft niet tijdig worden herkend als
signaal van matchfixing. Om dat te voorkomen zijn meldingsplichtige instellingen verplicht
om bij een dergelijke melding onder meer de omstandigheden aan te geven op grond waarvan
de transactie als ongebruikelijk wordt aangemerkt (artikel 16, eerste lid, onderdeel
e, Wwft). Daarmee wordt voor de FIU-Nederland duidelijk(er) om wat voor signaal het
gaat. Daarnaast is de FIU-Nederland op grond van artikel 17 Wwft bevoegd om gegevens
of inlichtingen op te vragen bij een instelling die een melding heeft gedaan of bij
een instelling die naar het oordeel van de FIU-Nederland beschikt over gegevens of
inlichtingen die relevant zijn voor haar analyse van ongebruikelijke transacties.
Tevens zorgen onder meer de analysemogelijkheden waarover de FIU-Nederland beschikt,
het internationale netwerk en de jarenlange vaardigheden van de FIU-onderzoekers voor
een goede uitgangspositie om meldingen van ongebruikelijke transacties, ook over mogelijke
matchfixing, te analyseren. Verder wordt in goed overleg met de sport bekeken op welke
wijze het wedden op eigen wedstrijden (als mogelijke indicatie voor matchfixing) zoveel
mogelijk aan de voorkant kan worden voorkomen en op welke wijze de signalen die via
de FIU-Nederland moeten lopen zo snel mogelijk bij de sport kunnen landen. Daarbij
zal in de keten een fast lane worden vormgegeven. Door goede werkafspraken in de keten kunnen signalen de sportorganisaties
zo snel mogelijk bereiken.
Toelichting
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van de leden Bikker (ChristenUnie)
en Van Nispen (SP), ingezonden 8 april 2021 (vraagnummer 2021Z05548), van de leden Kuik (CDA) en Van der Staaij (SGP), ingezonden 9 april 2021 (vraagnummer
2021Z05632) en van de leden Van der Laan en Smeets (beiden D66), ingezonden 9 april 2021 (vraagnummer
2021Z05634).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.