Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Laan en Smeets over het fixen van matchfixing
Vragen van de leden Van der Laan en Smeets (beiden D66) aan de Ministers voor Medische Zorg en voor Rechtsbescherming over het fixen van matchfixing (ingezonden 9 april 2021).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 20 mei 2021). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2598.
Vraag 1
Hoe beoordeelt u het bericht «Fout in nieuwe gokwet zorgt voor «meer risico op matchfixing»,
sportbonden boos»?1
Antwoord 1
Ik ken het bericht. Voor het overige verwijs ik naar de antwoorden op de gestelde
vragen.
Vraag 2
Kunt u, in aanvulling op de schriftelijke vragen van 1 april jongstleden van het lid
Van der Laan, schematisch een overzicht geven van de taken, verantwoordelijkheden
en bevoegdheden van alle partijen binnen het aanpakken van matchfixing, zoals sportbonden,
de Fiscale Inlichtingen en OpsporingsDienst (FIOD), het Instituut Sportrechtspraak
(ISR), de internationale integriteitsorganisatie van gokkantoren (IBIA), de politie,
het openbaar ministerie, de Financial Intelligence Unit (FIU), de Kansspelautoriteit,
het Functioneel Parket (FP) en de Belastingdienst?
Antwoord 2
Voor een effectieve aanpak van matchfixing is het noodzakelijk dat alle betrokken
partners vanuit hun eigen taken en verantwoordelijkheden een bijdrage leveren aan
het voorkomen en bestrijden van sportfraude, waaronder matchfixing, en dat zij de
handen ineenslaan. Dit laatste gebeurt op drie niveaus: operationeel in het Signalenoverleg
Sportfraude, beleidsmatig in het Nationaal Platform Matchfixing (NPM) en strategisch
in het Strategisch Beraad Matchfixing (SBM). Alle betrokken partners hebben een verantwoordelijkheid
om die samenwerking naar beste vermogen in te vullen. Daarbij is de verdeling van
specifieke verantwoordelijkheden als volgt.
– Het Openbaar Ministerie (Functioneel Parket) is verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging van strafbare
feiten. Signalen van matchfixing worden onderzocht op aanknopingspunten voor strafrechtelijk
onderzoek in Nederland. Matchfixing is niet apart strafbaar gesteld in Nederland.
Voor de strafrechtelijke aanpak van matchfixing komen vooral oplichting (art. 326
WvSr), niet-ambtelijke corruptie (art. 328 ter WvSr), witwassen (art. 420bis e.v.
WvSr) en bedreiging met geweld (art. 285 WvSr) in beeld. Het OM onderzoekt in voorkomend
geval ook of het strafrecht een rol kan spelen bij signalen over het aanbieden van
illegale gokmogelijkheden en van niet transparante geldstromen rondom sportclubs.
– De politie en daarbinnen de afdeling Landelijke Informatie (ALI) van de Dienst Landelijke Informatieorganisatie is het centrale punt in Nederland
waar de signalen en informatie vanuit het Signalenoverleg bij elkaar komen. ALI analyseert,
weegt en veredelt de ontvangen signalen/informatie en zij werkt de informatie op.
Indien dit leidt tot bruikbare «harde» opsporingsinformatie geleidt ALI deze door.
In nauwe samenwerking met het (lokale) gezag wordt opvolging gegeven aan de signalen
en voert de betreffende eenheid het onderzoek uit én levert hiervoor de benodigde
capaciteit/inzet.
– De FIOD heeft een belangrijke verantwoordelijkheid bij de strafrechtelijke aanpak van fiscale
fraude, witwassen en (niet ambtelijke) corruptie. Vanuit die algemene taakopdracht
neemt de FIOD deel aan het genoemde Signalenoverleg Sportfraude.
– Het Instituut Sportrechtspraak (ISR) kan binnen de kaders van het tuchtrecht onderzoek doen en betrokkenen in de
sport die zich schuldig maken aan matchfixing tuchtrechtelijk vervolgen.
– De Belastingdienst heeft buiten het heffen en innen van rijksbelastingen geen specifieke taak, verantwoordelijkheid
of bevoegdheid bij het aanpakken van matchfixing.
– De Kansspelautoriteit (Ksa) houdt er toezicht op dat vergunninghouders zich houden aan de regelgeving op
het terrein van kansspelen. Aanbieders van sportweddenschappen behoren voor, tijdens
en na de wedstrijd alert te zijn op de integriteit van de weddenschap, die door matchfixing
kan worden aangetast, alsmede maatregelen nemen als dat aan de orde is (bijv. een
weddenschap intrekken). Deze toezichtstaak is conform de wettelijke taak die de Kansspelautoriteit
er sinds de inwerkingtreding van de Wet kansspelen op afstand bij heeft gekregen,
namelijk: het tegengaan en beperken van manipulatie met sportwedstrijden, voor zover
deze betrekking heeft op sportwedstrijden waarvoor op grond van titel III, titel IV
dan wel titel Vb van de wet op de Kansspelen vergunning is verleend tot het organiseren
van kansspelen (artikel 33b van de Wet op de Kansspelen). Ook houdt de Ksa toezicht
op de naleving van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
(Wwft), voor zover het de aanbieders van kansspelen betreft die onder de reikwijdte
vallen van die wet.
– De sportbonden onderscheiden drie deelgebieden in de bestrijding van matchfixing: preventie, detectie,
correctie. Op alle drie de deelgebieden zijn zij actief. In het kader van preventie
vindt er onder meer voorlichting en begeleiding plaats van spelers, scheidsrechters,
trainers etc. In het kader van detectie hebben sportbonden onder meer meldpunten ingericht
en vindt er informatie-uitwisseling plaats op internationaal niveau. Correctief optreden
bestaat uit tuchtrechtelijk optreden en handhaven van sancties.
– De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de FIU-Nederland zijn vastgelegd in Hoofdstuk 3.1 van de Wwft en onderliggende wet- en regelgeving.
Hoe gemelde ongebruikelijke transacties door verschillende meldingsplichtige instellingen
worden opgepakt bij de FIU-Nederland is in het antwoord op vraag 4 toegelicht.
– De International Betting Integrity Association (IBIA) is een not-for-profit organisatie opgericht door de grootste aanbieders van
(online) sportweddenschappen. IBIA zet zich in voor integriteit in de gereguleerde
weddenschapsbranche. IBIA heeft een Monitoring & Alert Platform dat verdachte activiteiten
op de wedmarkten van haar leden opspoort en rapporteert. Op basis van partnerschappen
deelt IBIA ook informatie met onder meer FIFA, UEFA, de Tennis Integrity Unit (TIU)
en het Internationaal Olympisch Comité (IOC). Een andere relevante organisatie is
de Global Lottery Monitoring System (GLMS), met een vergelijkbaar systeem om verdachte
wedactiviteiten op te sporen. GLMS is een samenwerkingsverband van loterijen. Onder
meer de Nederlandse Loterij Organisatie (NLO/Toto) is hier aan verbonden.
Vraag 3
Klopt het dat de wet Kansspelen op afstand (Koa) beoogt om sneller signalen van matchfixing
op te vangen en door te spelen naar sportbonden? Zo ja, hoe snel dient een online
bookmaker (met vergunning in Nederland) na een constatering van matchfixing een melding
te doen en hoe snel komt deze melding vervolgens terecht bij de sportbond?
Antwoord 3
De Wet kansspelen op afstand beoogt de integriteit van de (sport)weddenschap zo goed
mogelijk te borgen. Dat is belangrijk omdat uit onderzoek blijkt dat een deel van
de matchfixing gokgerelateerd is.2 Met de inwerkingtreding van de wet- en regelgeving met betrekking tot kansspelen
op afstand zijn aanbieders van sportweddenschappen verplicht om informatie over ongebruikelijke
gokpatronen op event-niveau (die niet te herleiden zijn naar ongebruikelijke transacties van personen)
onverwijld te melden aan de SBIU en de betrokken sportorganisaties. Dat kan bijvoorbeeld
het geval zijn als een aanbieder, die verplicht is aangesloten bij een internationaal
samenwerkingsverband opgericht om de risico’s van matchfixing zoveel mogelijk te beperken
(GLMS, IBIA), ziet dat disproportioneel vaak wordt gewed op een onbelangrijke wedstrijd
of dat odds waartegen wordt gewed opeens wijzigen. Een aanbieder dient ingevolge artikel 4.8
lid 4 Besluit kansspelen op afstand informatie over ongebruikelijke gokpatronen op
event-niveau onverwijld, dus zonder uitstel, aan de SBIU en de betrokken sportorganisaties
te melden. Informatie die herleidbaar is naar een ongebruikelijke transactie van een
persoon, dient ingevolge de Wwft onverwijld te worden gemeld aan FIU-Nederland. Zie
ter zake ook het antwoord op vraag 4.
Vraag 4
Wordt het proces van constateren door bookmakers tot het melden bij sportbonden inderdaad
vertraagd door de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)
en de regels bij de FIU? Zo ja, hoe gaat dit in zijn werk en hoe erg is deze vertraging?
Antwoord 4
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 dienen aanbieders informatie over ongebruikelijke
gokpatronen op event-niveau (die niet te herleiden zijn naar ongebruikelijke transacties van personen)
onverwijld te melden aan de betrokken sportorganisaties. Voor zover het gaat om ongebruikelijke
transacties van personen in de zin van de Wwft geldt dat de FIU-Nederland in deze
wet is aangewezen als de autoriteit waar verrichte en voorgenomen ongebruikelijke
transacties onverwijld dienen te worden gemeld door verschillende meldingsplichtige
instellingen, waaronder online kansspelaanbieders. De FIU-Nederland analyseert deze
meldingen en brengt transacties en geldstromen in kaart die in verband kunnen worden
gebracht met witwassen en onderliggende basisdelicten alsmede financieren van terrorisme.
Ongebruikelijke transacties die door het hoofd van de FIU-Nederland verdacht zijn
verklaard, worden ter beschikking gesteld aan de diverse (bijzondere) opsporingsdiensten
en inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Deze verdacht verklaarde transacties zijn
derhalve reeds verrijkt met informatie uit openbare en gesloten bronnen. De opsporingsdiensten
kunnen vervolgens binnen de bestaande wettelijke kaders besluiten om deze transacties
te delen met de sportbonden, met name in de samenwerkingsoverleggen die reeds zijn
opgericht met als doel mogelijke matchfixing gezamenlijk effectief aan te pakken.
Ongebruikelijke transacties die in het kader van de Wwft zijn gemeld, kunnen met zich
brengen dat signalen van mogelijke matchfixing vertraagd bij de sportbonden terecht
komen. Dit hangt samen met de geheimhoudingsverplichting voor zowel meldingsplichtige
instellingen als FIU. Deze verplichting vloeit voort uit de standaarden van de Financial
Action Task Force (FATF) en de Europese anti-witwasrichtlijn. Hiervan kan niet worden
afgeweken. Om mogelijke vertraging te voorkomen is speciaal voor signalen van mogelijke
matchfixing met de sportbonden afgesproken dat bij de FIU-Nederland een zogeheten
fast lane zal worden vorm gegeven, waarbij verdacht verklaarde transacties onverwijld onder
de aandacht worden gebracht van de FIOD en de politie. Zij melden deze signalen zo
snel mogelijk aan de sport, waarbij alleen als sprake is van een opsporingsbelang
enige vertraging kan optreden. Dit traject zal verder worden uitgewerkt binnen het
Strategisch Beraad Matchfixing, waaraan de relevante partners deelnemen. Na een jaar
zal een evaluatie ervan plaatsvinden.
Vraag 5
Wat is de definitie van «voldoende grond», zodat de FIU een transactie verdacht kan
verklaren en vervolgens alsnog kan melden bij de sportbonden?
Antwoord 5
De FIU-Nederland kan gegevens die zij vanuit haar Wwft-taak verwerkt verstrekken aan
(bijzondere) opsporingsdiensten, voor zover zij die behoeven voor de uitvoering van
hun taak. Artikel 2:13, tweede lid, Besluit politiegegevens vermeldt wanneer persoonsgegevens
door de FIU-Nederland kunnen worden verstrekt. Dit kan de FIU-Nederland doen als kort
gezegd uit haar analyse is gebleken dat er een redelijk vermoeden is dat een misdrijf
is begaan of ter voorkoming of opsporing van misdrijven die een ernstige bedreiging
van de rechtsorde opleveren. Zoals gemeld in het antwoord op vraag 4 kunnen de opsporingsdiensten
dit dan vervolgens delen met de sportbonden.
Vraag 6
Wordt er binnen de Wwft en de FIU onderscheid gemaakt in de hoogte van de gemoeide
bedragen en in hoeverre meldingen geheim moeten blijven? Zo ja, hoe gaat dit in zijn
werk?
Antwoord 6
Op grond van artikel 15, eerste lid, Wwft zijn in het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018
per meldingsplichtige instelling de indicatoren vastgesteld op grond waarvan een transactie
dient te worden aangemerkt als een ongebruikelijke transactie. Voor kansspelen op
afstand geldt de subjectieve indicator dat een transactie voor de instelling aanleiding
geeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren
van terrorisme. Een vermoeden van mogelijke matchfixing is op zichzelf al voldoende
om te veronderstellen dat de transactie verband kan houden met witwassen en daarom
onder de subjectieve indicator gemeld moet worden. De reden hiervoor is dat matchfixing
vaak samenhangt met witwassen. Daarbij is de hoogte van het gemoeide bedrag van de
transactie niet relevant. Daarnaast is er de objectieve indicator dat een girale betalingstransactie
voor een bedrag van € 15.000 of meer als een ongebruikelijke transactie geldt. Op
alle ongebruikelijke transacties van alle meldingsplichtige instellingen bestaat een
verplichting tot geheimhouding richting de cliënt en derden (artikel 23, eerste lid,
onderdeel a, Wwft). In artikel 22, eerste lid, Wwft is de geheimhoudingsverplichting
voor onder meer de FIU-Nederland neergelegd. De geheimhoudingsverplichting voor zowel
meldingsplichtige instellingen als FIU vloeit voort uit de standaarden van de Financial
Action Task Force (FATF) en de Europese anti-witwasrichtlijn. Hoe gemelde ongebruikelijke
transacties worden opgepakt bij de FIU-Nederland is in het antwoord op vraag 4 toegelicht.
Vraag 7
Welke wettelijke oplossingsrichtingen zijn er binnen de Wwft en de Koa om alsnog zo
snel als mogelijk matchfixing op te sporen en aan te pakken?
Antwoord 7
Voor zover het gaat om het acteren op signalen van matchfixing is van belang dat het
merendeel van matchfixing niet-gokgerelateerde matchfixing betreft. Voor deze signalen
geldt de geheimhouding van de Wwft niet, zodat aanbieders deze net als elke burger
kunnen melden bij sportorganisaties. Gaat het om matchfixing in relatie tot sportweddenschappen,
dan geldt dat aanbieders van deze weddenschappen signalen van ongebruikelijk gokpatronen
op event niveau, onverwijld met de sportbonden en de SBIU moeten delen. Het melden van ongebruikelijk
transacties die te herleiden zijn tot een persoon of een account, loopt via de FIU-Nederland
met – wanneer dat aan de orde is – gebruikmaking van een fast lane bij FIU-Nederland. Zie ook de beantwoording van vraag 4.
Vraag 8
Speelt de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) een rol bij het al dan niet
melden van matchfixing bij sportbonden?
Antwoord 8
De AVG is van toepassing op gegevens die tot een persoon te herleiden zijn. Als er
geen wetgeving is die bepaalt dat verzamelen van gegevens en gegevensuitwisseling
gegrond is, moet iedere gegevensverwerking en -uitwisseling voldoen aan de voorwaarden
van de AVG. Voor matchfixing die gokgerelateerd is, is er sprake van niet-tot-persoon-herleidbare
signalen (de informatie op event-niveau) en wél-tot-persoon-herleidbare signalen. Op deze laatste categorie signalen
zijn de Wwft en de Wet politiegegevens van toepassing. Voor de gegevensverwerking
bij matchfixing die alleen sportgerelateerd is, speelt de AVG een rol omdat hiervoor
geen andere specifieke wettelijke bepalingen van kracht zijn. Hierbij moet altijd
getoetst worden of persoonsgegevens binnen de kaders van de AVG worden verwerkt.
Vraag 9
Bent u bereid een afschrift van uw reactie op de brandbrief van NOC*NSF, KNVB en KNLTB
de Kamer te doen toekomen?
Antwoord 9
Naar aanleiding van de brief van NOC*NSF, KNVB en KNLTB zijn we in overleg getreden
met de betreffende sportbonden. De uitkomst van dit gesprek is in de antwoorden op
de verschillende sets Kamervragen verwerkt.
Vraag 10
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 10
Ja
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van de leden Bikker (ChristenUnie)
en Van Nispen (SP), ingezonden 8 april 2021 (vraagnummer 2021Z05548) en van de leden Kuik (CDA) en Van der Staaij (SGP), ingezonden 9 april 2021 (vraagnummer
2021Z05632)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.