Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Jansen over de woningnood
Vragen van het lid Jansen (FvD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de woningnood (ingezonden 22 april 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
19 mei 2021).
Vraag 1
Wat is de actuele stand van het woningtekort?
Antwoord 1
Het tekort op basis van de beschikbare prognose bedraagt 331 duizend woningen, wat
neer komt op 4,2% van de woningvoorraad. In juni 2021 zal ik de Kamer informeren over
het tekort op basis van de geactualiseerde CBS-prognose. Het woningtekort wordt berekend
met behulp van het Primos-model van ABF-research. Momenteel zijn alleen de uitkomsten
van Primos 2020 beschikbaar, waarin nog geen rekening is gehouden met de effecten
van de corona-pandemie op de bevolkings- en huishoudensontwikkelingen.
Vraag 2
Hoeveel mensen staan er op dit moment ingeschreven op de wachtlijsten voor sociale
huurwoningen? Hoeveel daarvan zijn 30 jaar of jonger?
Antwoord 2
De wachttijd en zoektijd van woningzoekenden verschilt per regio. Daarover heb ik
uw Kamer geïnformeerd bij de Staat van de Volkshuisvesting 2019. In onderstaande figuur
is de inschrijfduur en, waar beschikbaar, tussen haakjes ook de actieve zoekduur per
regio weergegeven. Uit het WoON2018 rapport blijkt dat de actieve zoekduur voor een
sociale huurwoning van een corporatie gemiddeld 24 maanden is. Het is niet bekend
hoeveel van de mensen die zijn ingeschreven op wachtlijsten 30 jaar of jonger zijn.
Het aandeel jonge huishoudens (jonger dan 35 jaar) in gereguleerde corporatiewoningen
is wel bekend. Dit is 12% van alle huishoudens in gereguleerde corporatiewoningen
(Staat van de Volkshuisvesting 2019).
Vraag 3
Wat doet u om de toegang tot de woningmarkt voor jongeren te vergroten?
Antwoord 3
Starters hebben het niet makkelijk op de woningmarkt. Het woningaanbod is beperkt
en de concurrentie is groot. De bouw van woningen is daarom topprioriteit voor dit
kabinet. Met de Woningbouwimpuls en de Regeling Vermindering Verhuurderheffing is
ingezet op het versnellen van de woningbouw en het bevorderen van de nieuwbouw in
het betaalbare segment. Tot nu toe wordt er met de woningbouwimpuls bijgedragen aan
de bouw van ruim 95.000 woningen, waarvan 66% in het betaalbare segment. Aedes, VNG
en het ministerie hebben in een bestuurlijke afspraak vastgelegd dat binnen twee jaar
de bouw kan starten van 150.000 sociale huurwoningen waarvoor vermindering verhuurderheffing
is aangevraagd. De bouwproductie van corporaties stijgt in twee jaar naar 25.000 woningen.
BZK, AEDES en VNG hebben gezamenlijke de Taskforce nieuwbouw corporaties ingericht.
Deze Taskforce gaat de bouw van de woningen aanjagen en helpen om knelpunten op te
lossen.
Het duurt enige tijd voordat deze woningen er staan. Daarom stimuleer ik ook de bouw
van flexwoningen en zijn er maatregelen om starters op korte termijn te helpen. Bijvoorbeeld
door meerderjarigen tot 35 jaar vrij te stellen van overdrachtsbelasting (tot € 400.000)
en door het verbeteren van de informatievoorziening voor starters op de woningmarkt.
Tevens heb ik de Tweede Kamer recentelijk een brief gestuurd waarin ik onder andere
de sector oproep tot transparantie in het koopproces van een huis om wanpraktijken
tegen te gaan, zodat kopers een eerlijkere kans krijgen. Hier zullen ook starters
van profiteren.
Vraag 4
Hoeveel woningen zijn er gebouwd in de periode dat de regering demissionair was?
Antwoord 4
De regering is sinds 15 januari 2021 demissionair. CBS publiceert maandcijfers, voor
april 2021 zijn de maandcijfers nog niet beschikbaar. In het eerste kwartaal van 2021
zijn volgens het CBS in totaal 19 duizend nieuwbouwwoningen gereedgemeld. De toevoegingen
door transformatie worden later dit jaar door het CBS gepubliceerd, naar schatting
worden per kwartaal gemiddeld 2,5 duizend woningen middels transformatie toegevoegd.
Vraag 5
Hoeveel procent van de gebouwde woningen in 2020 had een marktwaarde van minder dan
200.000 euro? Hoeveel procent heeft een marktwaarde van minder dan 300.000 euro? Hoeveel
procent heeft een marktwaarde van minder dan 400.000 euro en hoeveel procent een marktwaarde
van meer dan 400.000 euro?
Antwoord 5
De gestelde vraag is moeilijk te beantwoorden, omdat de precieze data niet voorhanden
zijn. De kwartaalrapportages van de NVM1 geven een inzichtelijk beeld. Daarin rapporteren zij de kwartaalcijfers wat betreft
nieuwbouwwoningen (inclusief door transformatie) die nieuw op de markt komen en aangeboden
zijn door NVM-makelaars. Hun categorisering is dezelfde als gesteld in de vraag. Belangrijk:
het gaat niet om gebouwde woningen en niet om het volledige aanbod. In de Staat van
de Woningmarkt die ik in juli verstuur zal ik over de WOZ-waarde van de gebouwde woningen
rapporteren. De cijfers zijn op dit moment nog niet beschikbaar.
Jaar
Kwartaal
Tot € 200.000
€ 200.000 – tot € 300.000
€ 300.000 – tot € 400.000
€ 400.000 – tot € 500.000
Vanaf € 500.000
2020
Q1
1%
21%
32%
21%
25%
Q2
3%
20%
29%
21%
28%
Q3
1%
16%
31%
22%
30%
Q4
2%
16%
30%
23%
30%
Bron: NVM, kwartaalcijfers nieuwbouw 2021-1
Vraag 6
Wat vindt u een realistische prijs voor een starterswoning?
Antwoord 6
Er is geen eenduidige definitie van wat precies wordt verstaan onder een starterswoning.
De wensen over bijvoorbeeld locatie, het aantal vierkante meters en het type woning
(gezinswoning of een appartement) van starters lopen uiteen en daar hoort ook een
verschillend prijskaartje bij. In de randstad krijg je bijvoorbeeld minder vierkante
meters voor hetzelfde bedrag dan op andere plekken in het land. Daarnaast is de financiële
positie van starters ook zeer divers. Ik vind het net als u belangrijk dat iedereen
de kans heeft om prettig en betaalbaar te kunnen wonen. Starters hebben het gezien
het hoge woningtekort nu extra lastig om er tussen te komen. Dat baart mij zorgen.
Het is daarom vooral belangrijk dat we zorgen dat er in snel tempo meer woningen beschikbaar
komen en dat deze woningen aansluiten op de verschillende behoeftes van alle woningzoekenden,
inclusief starters. Dan gaat het om de prijs en ook om de locatie, de omvang en het
type woning. Onder andere met de woningbouwimpuls zetten we hier op in: tot nu toe
wordt er met de middelen van de woningbouwimpuls bijgedragen aan de bouw van ruim
95.000 woningen, waarvan 66% in het betaalbare segment. De definitie van betaalbaar
die hierbij wordt gehanteerd voor koopwoningen is woningen onder de NHG-kostengrens.
Deze ligt momenteel (per 1-1-2021) op EUR 325.000. Voor sociale koopwoningen wordt
in de woondealregio’s het nu ook mogelijk de NHG-kostengrens te hanteren (middels
een experiment op basis van de Crisis- en Herstelwet). Voor andere regio’s is de verkoopgrens
van sociale koopwoningen EUR 200.000.
Vraag 7
Heeft het kabinet overwogen om de woningbouw uit te sluiten van stikstofregels? Zo
ja, wat was de conclusie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Overwegingen ten aanzien van de woningbouw (als onderdeel van de bouwsector) zijn
expliciet betrokken bij de totstandkoming van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering.
Dat heeft erin geresulteerd dat de zogenaamde partiele vrijstelling van de Natura
2000-vergunningplicht voor het aspect stikstof onderdeel is geworden van deze wet.
Dat betekent dat voor activiteiten van de bouwsector met tijdelijke, kleine deposities
in de bouwfase voor wat betreft het aspect stikstof geen vergunning hoeft te worden
aangevraagd. De gebruiksfase blijft wel onderhevig aan een vergunningsplicht.
Daarnaast heeft kabinet ook verschillende andere stappen gezet om de huidige knelpunten
voor woningbouw op te lossen. Sinds maart 2020 is de eerste depositieruimte voor de
woningbouw en een zevental infrastructuurprojecten in het stikstofregistratiesysteem
beschikbaar door het realiseren van de snelheidsverlaging. Op 24 april 2020 heeft
het kabinet de structurele aanpak ingesteld (Kamerstuk 35 334, nr. 82), waarmee diverse (bron)maatregelen zijn aangekondigd. Daarmee kan de natuur gemakkelijker
herstellen en wordt het mogelijk maatschappelijke en economische activiteiten mogelijk
te maken. Deze aanpak met bron- en natuurmaatregelen is daarmee het fundament waarmee
nieuwe vergunningen afgegeven kunnen worden. Ook wordt er aan andere instrumenten
voor toestemmingsverlening gewerkt, waarvan extern en intern salderen, de natuurbank
en het stikstofregistratiesysteem al voorbeelden zijn.
Vraag 8
Kunt u een inschatting maken van de gemiddelde meerkosten per gebouwde woning als
gevolg van milieuregels?
Antwoord 8
Wat de bouwregelgeving betreft kennen we één milieuregel, te weten de MPG-eis (MPG
staat voor Milieuprestatie Gebouwen).
Wat deze MPG-eis betreft is in het kader van de wettelijke procedure onderzoek uitgevoerd
naar de lasteneffecten van deze maatregel2. De conclusie van dit onderzoek is dat de extra kosten van de recente aanscherping
van de milieuprestatie eis tot 0,8 beperkt zijn tot niet-materiële kosten in het bouwproces
en incidentele kosten om kennis te nemen van de maatregel. De niet-materiële kosten
zijn geschat op maximaal 0,1 miljoen euro per jaar voor de gehele jaarlijkse bouwproductie;
de incidentele kosten voor bedrijven zijn geschat op eenmalig 1,2 miljoen euro op
het moment van invoering van de maatregel.
Deze kosten zijn dermate laag dat zij niet zullen leiden tot een merkbare kostenverhoging
in de bouw. De aanscherping leidt niet tot duurdere bouwmaterialen en -producten.
De niet-materiële en incidentele kosten zijn niet verschillend per woningtype.
Vraag 9
Wat is de consequentie voor de bouwkosten van een woning als gevolg van het gasverbod?
Antwoord 9
Het betreft hier kosten die aan de Wet VET (Wet Voortgang Energietransitie) gerelateerd
zijn. Deze wijziging is per 1 juli 2018 ingegaan en regelt dat de aansluitplicht voor
aardgas vervalt. Deze wet valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Economische
Zaken en Klimaat.
In oktober 2018 verwachtte BDB Bouwkostendata dat het gasloos bouwen, afhankelijk
van het gebouwtype, tot een bouwkostenstijging zou leiden van circa 1% tot 8%. Voor
de gebruiker dalen echter de maandelijkse gebruikskosten omdat de woning geheel of
gedeeltelijk zelfvoorzienend zou worden.3
Vraag 10
Deelt u de mening dat milieuregels versoepeld moeten worden om sneller en meer te
kunnen bouwen?
Antwoord 10
Nee. Alle wettelijke maatregelen zijn een gevolg van zorgvuldige politieke besluitvorming
op nationaal dan wel Europees niveau en kennen hun eigen achtergrond en merites. Net
als andere sectoren dient ook de gebouwde omgeving zijn bijdrage te leveren aan het
realiseren van milieudoelstellingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.