Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kuiken, Westerveld en Hijink over het bericht 'Durfinvesteerders zien brood in tieners met lichte psychische klachten, zwaardere patiënten belanden op wachtlijst'
Vragen van de leden Kuiken (PvdA), Westerveld (GroenLinks) en Hijink (SP) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Durfinvesteerders zien brood in tieners met lichte psychische klachten, zwaardere patiënten belanden op wachtlijst» (ingezonden 23 maart 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
14 mei 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2296.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Durfinvesteerders zien brood in tieners met
lichte psychische klachten, zwaardere patiënten belanden op wachtlijst»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 9
Welke concrete veranderingen heeft u tot stand gebracht in de afgelopen periode, waarin
u meermaals constateerde dat de geestelijke gezondheidszorg verziekt is door marktwerking?
Wat gaat u, met gepaste urgentie, doen om zo voortvarend mogelijk in te grijpen in
dit systeem dat wat betreft de stellers van deze vragen vooral is geënt op marktwerking
en zich meer bezighoudt met het tevreden houden van investeerders en aandeelhouders
dan met het bieden van de beste zorg voor kwetsbare jongeren?
Antwoord 2 en 9
Zorggeld moet effectief, doelmatig en rechtmatig worden besteed. Een zorgaanbieder
moet een positief resultaat kunnen behalen. Dat is nodig om als organisatie gezond
te blijven en is in het belang van de continuïteit van zorg voor de patiënten en cliënten.
Tegelijkertijd is er in de zorg geen plaats zijn voor zelfverrijking. Het is van belang
dat er goede afspraken worden gemaakt over tarieven en eventuele winstuitkeringen
door de gemeenten met hun te contracteren aanbieders. Het is belangrijk dat gemeenten
weloverwogen de keuze maken welke aanbieders ze contracteren voor welke zorgvormen
én onder welke voorwaarden zij dit doen. Het programma «Inkoop en Aanbesteden Sociaal
domein» kan gemeenten ondersteunen bij het vormgeven van hun inkoop. Het biedt ook
ondersteuning aan gemeenten bij het bepalen van hun tarifering.
Daarnaast wordt gewerkt aan het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorgaanbieders
(Wibz).2 Dit betreft onder andere wetgeving op grond waarvan voorwaarden kunnen worden gesteld
aan winstuitkering, als zich excessen voordoen en het noodzakelijk is die tegen te
gaan. De Wibz bouwt als aanpassingswet voort op de aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders
((a)Wtza). Ik ben voornemens de maatregelen die worden voorbereid in het kader van
de Wibz ook te laten gelden voor aanbieders in de jeugdzorgsector. Dit sluit aan bij
de motie Kuiken en Peters3 waarin wordt gevraagd om te onderzoeken welke maatregelen kunnen worden genomen om
excessieve winstuitkering tegen te gaan.
Onlangs heeft u het rapport «Normering winstuitkering zorg» ontvangen als bijlage
bij de voorgangsbrief over de aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders ((a)Wtza)
en de Wibz4. De uitkomsten van dit onderzoek worden betrokken bij de verdere uitwerking van de
Wibz.
Vraag 3
Bent u van mening dat het acceptabel is dat er «geleurd» moet worden met suïcidale
tieners omdat zij voor het systeem te duur zijn om te helpen? Zo nee, welke directe
conclusie verbindt u daaraan?
Antwoord 3
Het is niet acceptabel dat jongeren met suïcidale gedachten niet geholpen worden.
Hulp moet tijdig ingezet worden voor kinderen en jongeren die dit nodig hebben. Gemeenten
hebben de plicht om jeugdhulp en ondersteuning te bieden en zijn verantwoordelijk
voor het beschikbaar stellen van jeugdhulp. Ook hebben gemeenten vanuit de Jeugdwet
de verplichting om hun gecontracteerde aanbieders een reële prijs te betalen. Het
eerder genoemde programma «Inkoop en Aanbesteden Sociaal domein» kan gemeenten ondersteunen
bij het vormgeven van hun inkoop. Het biedt hierbij ook ondersteuning t.a.v. de vraag
op welke wijze gemeenten in hun tarifering onderscheid kunnen maken in meer lichte
en zwaardere zorg.
Daarnaast werk ik aan een AMvB «reële prijzen Jeugdwet». Deze AMvB moet gemeenten
helpen om tot een reële prijs te komen en nadere invulling geven aan hun verplichting
om te voorzien in reële prijzen.
Naast reële prijzen voor aanbieders is het belangrijk dat weinig-voorkomende specialistische
zorg voldoende beschikbaar is. Dit willen we realiseren door de maatregelen die worden
voorgesteld in het wetsvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen».
Dit wetsvoorstel heeft als doel om de beschikbaarheid van zorg voor de meest kwetsbare
jeugdigen te borgen. Eén van de voorgestelde maatregelen is de verplichte regionale
samenwerking en bovenregionale afstemming van gemeenten ten aanzien van (de inkoop
van) bepaalde weinig voorkomende specialistische zorgvormen. Door regionale samenwerking
komen gemeenten beter in positie om te sturen op het gecontracteerde zorgaanbod, met
als doel het realiseren van een sluitend zorglandschap in de regio en het borgen van
de beschikbaarheid van specialistische zorg voor jeugdigen. Tevens wordt in het wetsvoorstel
een aantal vereisten met betrekking tot intern toezicht, transparante financiële bedrijfsvoering
en de openbare jaarverantwoording wettelijk verankerd, waardoor financiële problemen
bij jeugdzorginstellingen vroegtijdig worden gesignaleerd. Dit draagt bij aan het
verminderen van de continuïteitsproblematiek, waardoor de beschikbaarheid van zorg
voor jeugdigen beter wordt geborgd.
Vraag 4
In hoeverre kunnen gemeenten eisen stellen over maximale winsten bij zorgaanbieders?
Antwoord 4
Gemeenten zijn in het kader van de Jeugdwet verantwoordelijk voor het formuleren van
kwaliteitscriteria en het contracteren van aanbieders die doelmatige en veilige jeugdhulp
kunnen bieden. Gemeenten kunnen als inkopende partij in hun contractering en zelfs
in verordeningen randvoorwaarden en harde criteria opnemen om winsten te beperken
of om op z’n minst zicht te hebben op het feit dat er winsten worden gemaakt. Het
is belangrijk dat gemeenten weloverwogen de keuze maken welke aanbieders ze contracteren
voor welke zorgvormen én onder welke voorwaarden zij dit doen. Een voorbeeld hiervan
is Den Bosch. Zij hebben er voor gekozen om in de nieuwe contractronde voor contracten
per 2022 op te nemen dat er een maximum winstpercentage van 5% is toegestaan voor
aanbieders.
Bij de contractering van een aanbieder en de levering van de jeugdhulp is het aan
de gemeente om te beoordelen of deze voldoet aan de lokaal vastgestelde kwaliteitseisen
en of deze doelmatig en veilig geboden wordt. Dit vraagt van gemeenten goed opdrachtgeverschap
in de vorm van contractbeheer of contractmanagement inclusief een beoordeling van
de rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitgaven, ook gedurende de looptijd van
het contract.
Vraag 5
Is het volgens u wenselijk dat Nederlandse ggz-aanbieders verdienmodellen hebben die
blijkbaar aantrekkelijk zijn voor buitenlandse investeerders? In hoeverre is dit juridisch
houdbaar? Komt dit de zorg voor kwetsbare jongeren ten goede?
Antwoord 5
Zoals eerder genoemd vind ik dat geld voor zorg niet bedoeld is voor zelfverrijking.
Een zorgaanbieder moet wel een positief resultaat kunnen behalen. Dat is nodig om
als organisatie gezond te blijven en is in het belang van de continuïteit van zorg
voor patiënten en cliënten. Daarom is het belangrijk dat er goede afspraken over tarieven
en eventueel winstuitkeringen worden gemaakt door de gemeenten met hun te contracteren
aanbieders. Zorginstellingen moeten, ongeacht het eigenaarschap, zich houden aan de
wet- en regelgeving, bijvoorbeeld op het gebied van kwaliteit. Zie ook de beantwoording
van vraag 2.
Vraag 6
Zijn er meer van dit soort investeringsmaatschappijen actief in de jeugdzorg? Zo ja,
hoeveel en hoeveel zorg verlenen zij?
Antwoord 6
Ik heb geen overzicht van eigenaren van instellingen in de jeugd-ggz. Ik heb hierover
navraag gedaan bij branchevereniging van investeringsmaatschappijen, de Nederlandse
Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP). De NVP vertegenwoordigt circa 90%
van het door participatiemaatschappijen beheerde vermogen in Nederland. Op basis van
een inventarisatie onder haar leden laat de NVP weten dat het aantal Nederlandse participatiemaatschappijen
dat investeert in aanbieders van jeugd-ggz en andere onderdelen van de jeugdzorg,
beperkt is. Naar schatting van de NVP hebben vijf tot zeven investeringsmaatschappijen
nu geïnvesteerd in twee tot vier zorgaanbieders in de jeugdzorg.
Vraag 7
Bent u bereid zich hierbij uit te spreken richting de directeur van deze onderneming,
en in het algemeen, dat deze werkwijze niet bijdraagt aan het verkorten van wachtlijsten
«door samenwerking met traditionele ggz»?
Antwoord 7
De directeur van de betreffende organisatie heeft mij laten weten zich niet te herkennen
in het beeld dat geschetst wordt door het artikel. Ten aanzien van het verkorten van
wachtlijsten heeft hij aangegeven dat de organisatie actief is in regionale samenwerkingsverbanden,
bijvoorbeeld aan de transfertafels, om gezamenlijk met andere aanbieders te zoeken
naar regionale oplossingen voor wachtlijsten.
Vraag 8
Hoe vaak is de afgelopen vijf jaar sprake geweest van buitenlandse investeringen in
Nederlandse (jeugd)-ggz instellingen? Heeft u zicht op welke instellingen het betreft
en de effecten die dit gehad heeft?
Antwoord 8
Ik heb geen overzicht van alle investeringen die in de (jeugd-)ggz worden gedaan.
Concentraties (waaronder fusies en overnames) in de zin van de Mededingingswet moeten
bij de NZa gemeld worden voor de zorgspecifieke fusietoets. De verplichting een concentratie
bij de NZa te melden geldt voor een zorgaanbieder die in de regel met minstens vijftig
personen zorg verleent. De NZa heeft aangegeven de afgelopen vijf jaar geen soortgelijke
overnames te hebben beoordeeld waarbij een buitenlandse investeerder een (jeugd) ggz-instelling
overneemt. Wel heeft Orpea SA, een Franse investeerder die actief is op het gebied
van intramurale zorg in Europa (waaronder Nederland), via haar indirecte Nederlandse
dochterondernemingen een enkele keer een ggz-instelling overgenomen. Orpea SA is door
middel van haar indirecte Nederlandse dochterondernemingen al langer actief op de
Nederlandse zorgmarkt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.