Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kathmann over sancties voor racisme en discriminatie binnen de politie
Vragen van het lid Kathmann (PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over sancties voor racisme en discriminatie binnen de politie (ingezonden 1 april 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 11 mei 2021).
            Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2471.
         
Vraag 1
            
Kent u het bericht «Dit werd gezegd in de omstreden appgroep van Rotterdamse agenten»
               en het bericht «Korpsleiding gaat praten met agenten na onrust over «milde» aanpak
               racisme»?1,
               2
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Deelt u de mening dat racisme en discriminatie binnen de politie het draagvlak van
               de politie naar buiten toe aantasten en tot verdeeldheid of onbegrip kunnen leiden
               binnen de politieorganisatie als dit probleem niet goed wordt aangepakt? Zo ja, waarom?
               Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 2
            
De Grondwet is voor elke Nederlander duidelijk. Allen die zich in Nederland bevinden,
               worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging,
               politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
               Dit geldt ook voor de politie. Alle politiemedewerkers verbinden zich daaraan via
               de beroepscode en de eed of de belofte die ze bij hun aanstelling afleggen.
            
De signalen vanuit de politie en vanuit de samenleving over discriminerend gedrag
               binnen de politie en de sancties die hierop volgen, zijn gehoord en worden opgevolgd
               door de politie. De korpsleiding zal het sanctiestelsel tegen het licht houden. De
               korpsleiding is hierover ook in gesprek met de politietop en het Netwerk Divers Vakmanschap.
               Samen met de korpschef zal ik over dit onderwerp ook nadere gesprekken voeren met
               onder andere het gezag en betrokkenen en organisaties die zich inzetten tegen racisme
               en discriminatie.
            
Vraag 3
            
Deelt u de mening dat binnen en buiten de politieorganisatie geuit onbegrip over de
               laagte van straffen in geval van racisme binnen de politie een indicatie kan voor
               het feit dat die straffen te laag zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 3
            
De oproep door politiemedewerkers en de samenleving om over de aanpak van discriminerend
               gedrag door politiemensen nader in gesprek te gaan is duidelijk gehoord. De politie
               zal hierover in gesprek gaan, met oog voor emoties en ontwikkelingen in de samenleving
               en rekening houdend met de mogelijkheden die hiervoor al beschikbaar zijn. Klachten
               en aangiften met betrekking tot de politie worden onderzocht door het OM en een onafhankelijke
               klachtencommissie. Zij beoordelen het gedrag en optreden van de politie. Het OM heeft
               eerder geconcludeerd dat er geen sprake is geweest van strafrechtelijk verwijtbaar
               handelen. Wel blijkt uit het disciplinaire onderzoek dat door de politie is uitgevoerd
               dat sprake is van ernstig laakbaar handelen en van plichtsverzuim. Hiervoor zijn de
               betrokken medewerkers disciplinair gestraft. De onafhankelijke adviescommissie Grondrechten
               en Functie-uitoefeningen Ambtenaren (AGFA) adviseert over voorgenomen disciplinaire
               straffen en heeft hierover positief geadviseerd. Zie verder antwoord 2.
            
Vraag 4
            
Deelt u de mening dat bij disciplinaire straffen voor racisme en discriminatie binnen
               de politie voorkomen moet worden dat de schijn ontstaat dat de politieorganisatie
               dergelijk wangedrag zelf te laag bestraft? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 4
            
Ook bij de politie is racisme en discriminatie niet toegestaan, daarover zijn de wet
               en de beroepscode voor de politie helder. Deze casus toont aan dat een dialoog nodig
               is over de manier waarop de politie ongewenst gedrag corrigeert. Ik deel de mening
               dat een disciplinaire maatregel tot doel heeft om ongewenst gedrag te corrigeren en
               herhaling te voorkomen. Een disciplinaire maatregel moet altijd in de juiste verhouding
               staan tot het aangetroffen gedrag. Die verhouding tussen gedrag en reactie hierop
               zal besproken worden en geactualiseerd waar dat nodig is.
            
Vraag 5
            
Wilt u bezien of het disciplinaire sanctiemodel van de politie aangescherpt dient
               te worden? Zo ja, waarom en hoe gaat u hier voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 5
            
De korpschef heeft reeds aangegeven dat hij de dialoog zal aangaan over de manier
               waarop ongewenst gedrag m.b.t. discriminatie en racisme wordt gecorrigeerd. Daarbij
               zal aandacht zijn voor formele disciplinaire maatregelen maar ook voor leer- of bewustwordingstrajecten,
               al dan niet gekoppeld aan disciplinaire maatregelen. Belangrijk is immers dat een
               disciplinaire maatregel naast dat het een signaal afgeeft over de onwenselijkheid
               van het getoonde gedrag, zorgt voor een blijvende verandering van dat gedrag. De gesprekken
               die zijn genoemd in het antwoord op vraag 2 en 3 zullen hier een belangrijke bijdrage
               aan leveren.
            
Vraag 6
            
Deelt u de mening dat een eigen tuchtrecht voor de politie kan bijdragen aan een onafhankelijke
               en transparante beoordeling van plichtsverzuim door politiemedewerkers, waaronder
               uitingen van racisme en discriminatie? Zo ja, hoe gaat u hier gevolg aan geven? Zo
               nee, waarom niet?
            
Antwoord 6
            
Ik heb in 2019 een reactie gegeven op de vraag van Kamerlid Van Dam m.b.t. extern
               tuchtrecht voor de politie.3 De politie heeft reeds een systeem van intern tuchtrecht. Het nemen van disciplinaire
               maatregelen is een taak voor de werkgever. Reflectie daarop en transparantie daarover
               is sinds 1992 geborgd via de adviescommissie Grondrechten en Functie-uitoefeningen
               Ambtenaren (AGFA). Dit is een onafhankelijke commissie die voorgenomen disciplinaire
               maatregelen uitgebreid beoordeelt en dit oordeel ook publiceert. Op deze manier wordt
               de politieleiding op onafhankelijke en transparante wijze geholpen om het sanctiestelsel
               goed toe te passen en in gelijke gevallen ook gelijke maatregelen te treffen. Het
               – gedeeltelijk – weghalen van de verantwoordelijkheid om disciplinaire maatregelen
               te bepalen bij ongeoorloofd gedrag en deze extern neerleggen, draagt naar het oordeel
               van de politie niet bij aan een open, transparant klimaat waarin mensen zich durven
               uitspreken, elkaar aanspreken en waar de werkgever zijn verantwoordelijkheid neemt
               voor het gedrag van politiemedewerkers.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.