Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Yesilgöz-Zegerius over het bericht ‘Nieuw anti-misdaadteam wekt wrevel bij de politie'
Vragen van het lid Yeşilgöz-Zegerius (VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Nieuw anti-misdaadteam wekt wrevel bij de politie» naar aanleiding van de uitgesproken behoefte van de Minister tijdens het notaoverleg over politie van 3 februari jl. om hier nader schriftelijk op in te gaan. (ingezonden 11 februari 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 11 mei 2021).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1895.
Vraag 1
Bent u bekend met bovenstaand artikel?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Op basis van welke probleemanalyse is besloten het Multidisciplinair Interventie Team
(MIT) op te richten? Kunt u tevens een toelichting geven op hoe men tot deze analyse
is gekomen?
Welke knelpunten werden daarbij geïdentificeerd in de bestaande bestrijding van ondermijnende
criminaliteit? Op welke wijze is voorzien dat het MIT op deze knelpunten acteert?
Antwoord 2, 3
In aanvulling op de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar mijn brief aan de
Tweede Kamer van 11 mei 2021 over de inrichting taak en werkwijze van het MIT.
Zoals in de brief ook wordt beschreven zijn alle deelnemende organisaties in het MIT
van politie tot en met Douane, ieder voor zich en in verschillende vormen van samenwerkingsverbanden,
succesvol. Op onderdelen moet de aanpak van criminele ondermijning echter verder verbeterd
worden. Zo is er nog onvoldoende zicht op de criminele geldstromen en de werking van
het criminele verdienmodel en bedrijfsprocessen; van de productie, smokkel, transport,
handel tot witgewassen criminele investeringen.
Ook is de beschikbare capaciteit binnen de bestaande aanpak schaars en opereren organisaties,
soms zelfs afdelingen en diensten, nog te weinig gecoördineerd. De betrokken organisaties
hebben eigen taakvelden, doelen, bevoegdheden en prestatieafspraken met hun gezagen
en verantwoordelijke departementen. Daarbij staat in het ene geval het toezicht en
de handhaving centraal en in het andere geval de strafrechtelijke handhaving van de
rechtsorde. De internationale aanpak moet tenslotte minder incidenteel van aard worden
en nog meer systemisch en probleemgericht en meer structureel integraal.
Het MIT werkt op basis van een gemeenschappelijk inzicht, kennisniveau en effectgerichte
strategie. Dit sluit aan op de beweging die in 2017 op basis van de gezamenlijke analyse
voor de Toekomstagenda Ondermijning door de samenwerkingspartners is ingezet. Uit
die analyse bleek dat een integrale informatiepositie, coördinatie op en samenhang
in gezamenlijk te ondernemen activiteiten absolute randvoorwaarden zijn voor een effectief
samenwerkende overheid.2 Bij het MIT wordt op één plek op landelijk niveau de informatie, kennis en expertise
én interventiekracht van de zes deelnemende organisaties samengebracht. Door aan de
deelnemende organisaties geoormerkte capaciteit toe te voegen zijn de gecoördineerde
interventies in MIT verband in veel mindere mate dan nu het geval is, afhankelijk
van de beschikbare capaciteit binnen de deelnemende diensten. In bovengenoemde brief
wordt beschreven hoe het MIT in staat moet worden gesteld hoogwaardige systeemgerichte
analyses en integrale informatiebeelden op nationaal en internationaal niveau te genereren.
Op basis hiervan en in aansluiting daarop kan uitvoering worden gegeven aan een gecoördineerde
en effectieve aanpak. Dit zal het handelingsperspectief van de overheid in strijd
tegen de georganiseerde, ondermijnde criminaliteit aanzienlijk verruimen en verkleint
de speelruimte van criminelen.
Vraag 4, 5
Welke alternatieven zijn overwogen naast de huidige keuze voor het MIT om operationele
samenwerking van verschillende diensten in te richten om ondermijnende criminaliteit
aan te pakken? Is bijvoorbeeld overwogen de extra financiële middelen in te zetten
ten behoeve van bestaande teams met de taakstelling bestrijding van de ondermijnende
criminaliteit, zoals de Dienst Landelijke Recherche? Wat waren de voor- en nadelen
van deze alternatieven? Waarom is ervoor gekozen verder te gaan met het MIT?
Wat is de concrete taakstelling voor het MIT en in hoeverre verschilt deze van de
reeds bestaande diensten?
Antwoord 4, 5
In overleg met de korpschef, de voorzitter van het College van procureurs-generaal
van het Openbaar Ministerie en de leiding van de andere betrokken diensten is bewust
gekozen om het MIT een aanvulling te laten zijn op bestaande diensten en aanpak door
te kiezen voor een nieuwe en andere opzet. Dit is een gezamenlijk traject. Die andere
en innovatieve opzet is primair gelegen in de multidisciplinaire samenwerking op het
gebied van de informatiedeling, op nationaal en internationaal niveau.
Het MIT heeft als doelstelling het blootleggen en duurzaam verstoren van criminele
structuren, bedrijfsprocessen en verdienmodellen, die verweven zijn met of misbruik
maken van legale structuren en de legale economie. Het MIT richt zich specifiek op
die vormen van de (inter)nationale georganiseerde, ondermijnende criminaliteit die
een bedreiging vormen voor de democratische rechtsorde en de nationale veiligheid.
De vólle potentie van het MIT kan worden verwezenlijkt zodra het een zelfstandige
entiteit is geworden op basis van een wettelijke regeling met eigen bevoegdheden.
Naast de hierboven toegelichte operationele werkzaamheden en samenwerking zal het
MIT daarmee bevoegdheden krijgen op het gebied van de (zelfstandige) informatieverwerving
en informatieverwerking. Hierin zit het meest vernieuwende van het MIT: dat er op
basis van toegang tot en eigen verwerving van relevante gegevens proactief hoogwaardige
systeemgerichte analyses en integrale informatiebeelden kunnen worden gemaakt over
criminele systemen die een bedreiging (kunnen gaan) vormen voor de Nederlandse rechtsstaat.
Niet alleen met gegevens verkregen door opsporingsdiensten, maar ook met gegevens
die andere diensten van de overheid vanuit haar wettelijke taak verzamelt en genereert.
Vraag 6
Wat zijn de concrete, meetbare doelstellingen van het MIT en hoe worden deze gemonitord?
Op welke wijze wordt hierover gerapporteerd richting de betrokken partners en de Tweede
Kamer?
Antwoord 6
Het bepalen van de wijze van effect- en resultaatmeting maakt onderdeel uit van de
ontwerp en de bouwfase van het MIT. Het programmateam legt over de bouw en de behaalde
resultaten verantwoording af aan de stuurgroep MIT. In de stuurgroep zijn alle betrokken
partijen op hoogambtelijk niveau vertegenwoordigd. Ik zal uw Kamer op de hoogte blijven
houden van de voortgang van de bouw van het MIT in mijn reguliere brieven over de
aanpak ondermijning.
Vraag 7
Hoe verhoudt het MIT zich qua bevoegdheden en doelstelling tot andere teams zoals
de Dienst Landelijke Recherche in de opsporing van ondermijnende criminaliteit? Welke
afspraken zijn gemaakt over de taakverdeling tussen verschillende diensten? Hoe verhouden
verschillende teams zich qua hiërarchie tot elkaar bij het opsporen van ondermijnende
criminaliteit? Hoe verhoudt het MIT zich tot de politie, het Openbaar Ministerie,
de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst, de douane, de Belastingdienst en de Koninklijke
Marechaussee qua bevoegdheden? Is daarbij de wettelijke grondslag voor informatiedeling
tussen deze verschillende organisaties voor het MIT geborgd?
Antwoord 7
Het MIT is beheersmatig en organisatorisch ondergebracht bij de politie. Voorzien
is dat het MIT als zelfstandige entiteit zal gaan functioneren. De wettelijke basis
daarvoor is er echter nog niet. Tot die tijd zal door de Minister van Justitie en
Veiligheid, in afstemming met zijn ambtgenoten van Financiën en van Defensie, een
instellingsbesluit worden opgesteld en vastgesteld dat het MIT als nieuwe entiteit
een eerste tijdelijke vorm geeft. Voor duiding omtrent de bevoegdheden en wettelijke
grondslag voor informatiedeling van het MIT verwijs ik u naar mijn brief.
Vraag 8
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het inrichten van het MIT? Hoeveel personeelsleden
hebben zij tot nu toe geworven? Uit welke organisaties zijn deze afkomstig? Wat kan
het MIT deze personeelsleden bieden met betrekking tot primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden
en hoe verhoudt dit zich tot bijvoorbeeld de cao die geldt voor de Dienst Landelijke
Recherche en de salarisschalen die daar worden geboden voor dezelfde functies? Deelt
u de mening dat het onwenselijk is als intern oneerlijke concurrentie ontstaat als
het MIT op basis van veel betere primaire arbeidsvoorwaarden personeel kan werven
uit aanpalende diensten? Wordt er met de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden
ook rekening gehouden met de uiteindelijke ophanging van het MIT? Is al duidelijkheid
onder welk organisatieonderdeel het MIT zal gaan landen en houdt u daarbij nu al rekening
met de arbeidsvoorwaarden?
Antwoord 8
De vorming van het MIT kent een meerjarige opbouw en is een structurele uitbreiding
van de bestaande capaciteit van alle betrokken diensten.
Er is bewust gekozen voor een gefaseerde opbouw van het MIT.
Op dit moment is de inrichting van het MIT in volle gang; er is een vierhoofdig programmateam
benoemd dat verantwoordelijk is voor de opbouw, de inrichting en de operatie van het
MIT. De eerste circa 70 medewerkers zijn gestart. Ongeveer een derde daarvan is extern
geworven en twee derde van de medewerkers komt uit de politieorganisatie, defensie,
FIOD, Belastingdienst, Douane en OM. Voor alle diensten geldt dat zij daarbij het
geld gekregen hebben om die vacatures weer in te vullen. Er zijn bij een aantal diensten
ook mogelijkheden om al nieuwe medewerkers te werven voordat collega’s richting het
MIT gaan. Het MIT wordt ingesteld door de drie verantwoordelijke ministers. Onder
hun mandaat besluit de stuurgroep MIT over de inrichting, doorontwikkeling, bekostiging,
jaarplannen en verantwoording.
In oktober 2020 is de projectmatige bouwfase begonnen met de benoeming van het programmateam.
Het programmateam legt over de bouw en behaalde resultaten verantwoording af aan de
stuurgroep MIT. De werving van het MIT vindt plaats op basis van de behoefte van het
MIT en de kennis en kunde van de kandidaten. Het MIT heeft vooralsnog geen rechtspersoonlijkheid.
Dat betekent dat – afgezien van derden die worden ingehuurd t.b.v. het MIT -medewerkers
van de deelnemende diensten hun eigen arbeidsvoorwaarden, rechtspositie en aanstelling
behouden. De belangrijkste aanpassing is gelegen in de functionele aansturing door
het Programmateam. Omdat de politie voorziet in de beheersmatige en organisatorische
ondersteuning worden medewerkers van het MIT waar nodig opgenomen in de HR-administratie
van de politie i.v.m. toegang tot gebouwen, ICT systemen en dergelijken.
Het bouwen van een nieuw en innovatief multidisciplinair team van honderden specialisteren
(circa 300–400 medewerkers) is een complex proces dat een gefaseerde meerjarige opbouw
kent. Hierover vindt op alle niveaus zorgvuldige en onderlinge afstemming plaats.
Vraag 9
Hoeveel vacatures moeten nog worden vervuld bij het MIT? Kan dit worden opgesplitst
per organisatie en expertise? Zijn er afspraken gemaakt met andere diensten waarvan
personeel wordt geworven die door het oprichten van het MIT het risico lopen op onderbezetting
door het oprichten van het MIT? Wordt daarnaast ook rekening gehouden met het effect
van het verlies van de expertise bij de diensten op de reeds lopende operaties? Wordt
erkend dat sommige functies niet eenvoudig opnieuw te vullen zijn en een lange inwerkperiode
vergen waardoor er lacunes kunnen ontstaan en we de bestrijding juist niet versterken?
Welke afspraken staan hierover op papier en kunt u deze met de Kamer delen?
Antwoord 9
De inrichting van het MIT vindt plaats op basis van een budget-gestuurde werkwijze.
Een belangrijk onderdeel van de bouw is de strategische personeelsplanning. De capaciteit
voor het MIT wordt geworven op basis van kennis en kunde. De capaciteit voor het MIT
wordt zoveel mogelijk geworven buiten de betrokken diensten maar komt voor een deel
ook uit die diensten zelf. Dat gebeurt altijd in overleg met de betrokken diensten.
Waar deze diensten personeel leveren ten behoeve van het MIT kunnen en mogen de vacatures
die daardoor ontstaan ook weer worden opgevuld. Medewerkers van de betrokken diensten
en van het MIT kunnen tussen het MIT en de moederorganisaties heen en weer gaan. Na
een aantal jaar bij het MIT gewerkt te hebben, kunnen collega’s weer terug naar hun
moederorganisaties keren. Op deze wijze hou je geborgd dat het MIT een onlosmakelijk
onderdeel zal zijn en blijven van zes moederorganisaties.
Natuurlijk realiseer ik mij dat tot op zekere hoogte en tijdelijk sprake kan zijn
van verdeling van schaarse expertise. Ook daarom moet het MIT bijdragen aan meer samenwerking,
innovatie en flexibiliteit bij de deelnemende organisaties. Het tijdelijk gemis van
capaciteit is vanaf het begin af aan onderkend en wordt meegenomen in flankerend beleid.
Vraag 10
Wat is de begroting die hierbij hoort?
Antwoord 10
Het kabinet heeft voor het MIT bij najaarsnota 2019 incidenteel € 15 mln en bij voorjaarsnota
2020 structureel € 93 mln ter beschikking gesteld, hiervan is € 85 mln voor het MIT
zelf en € 8 mln voor de keteneffecten van het MIT.3
Vraag 11
Hoeveel zaken zijn er tot nu toe succesvol gestart en afgerond door het MIT? Hoeveel
door het MIT opgestarte zaken lopen er nu? Vindt deze operationele inzet plaats vanuit
het MIT of vanuit de staande organisaties? Indien deze inzet plaatsvindt vanuit de
staande organisaties, welk effect heeft dit dan op de inzet op de zaken binnen deze
organisaties? Oftewel, lopen er nu landelijk meer zaken door de komst van het MIT
of wordt bestaande capaciteit ingezet onder de vlag van het MIT?
Antwoord 11
Het programmateam MIT is in oktober 2020 benoemd, in 2021 op volle sterkte begonnen
en zit nu in de zogenaamde bouwfase. Deze bouwfase duurt naar verwachting tot eind
2022. Begin april 2020 is een vliegende start gemaakt door de deelnemende partijen
in het MIT. Hierin wordt geëxperimenteerd met de vernieuwende multidisciplinaire aanpak.
De ervaringen die hierin zijn opgedaan worden geëvalueerd en meegenomen bij de verdere
bouw van MIT. Het MIT zal aanvullend op de bestaande diensten en aanpak primair gericht
zijn op het genereren van een integraal informatiebeeld en het samen met partners
(laten) plegen van de meest optimale interventies op (inter)nationaal niveau. Voorzien
is dat eind 2021 ca 130 fte in het MIT werken, eind 2022 ca 240 fte en eind 2023 het
totale aantal van 300 a 400 fte is bereikt. Waar de medewerkers nu nog voor een groot
deel worden ingezet voor de opbouw en inrichting van de organisatie, zullen de werkzaamheden
naarmate de organisatie staat, voor een steeds groter gedeelte bestaan uit intelligence
en operationele werkzaamheden.
Concreet start het MIT in de komende maand met operationele trajecten. Voor meer informatie
omtrent deze operationele trajecten verwijs ik u naar mijn kamerbrief.
Vraag 12
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als het oprichten van het MIT ten koste gaat
van goed functionerende diensten zoals de Dienst Landelijke Recherche en dat dit kan
betekenen dat onze aanpak van ondermijning wordt ondermijnd? Zo ja, wat doet u om
te voorkomen dat het MIT parasiteert op andere diensten en hoe borgt u dat het MIT
daadwerkelijk een toevoeging vormt op de taakstellingen van deze diensten? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 12
Het MIT is een door de betrokken diensten gevraagde aanvulling op de bestaande diensten
en niet als vervanging. Om te voorkomen dat de bouw van het MIT ten koste gaat van
de capaciteit in de deelnemende organisaties is er geld structureel beschikbaar gesteld.
Met dit geld worden naast het MIT ook de specialistische diensten van de deelnemende
organisaties gericht versterkt juist mede vanwege de mogelijke inzet ten behoeve van
het MIT. Dit betreft onder andere specialistische diensten van de landelijke eenheid
van de politie en van de andere deelnemende organisaties. In het multidisciplinair
sturingsmodel wordt het te bereiken effect en de inzet door het MIT op een aan te
pakken fenomeen door de landelijke gezagen van de deelnemende organisaties in het
MIT gezamenlijk bepaald. Hierin wordt tevens de afstemming met de lopende operaties
van deelnemende organisaties meegenomen.
Vraag 13
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Antwoord 13
Ja.
Vraag 14
Bent u bereid, gezien de door verschillende betrokkenen gesignaleerde risico’s, om
geen onomkeerbare stappen te nemen met betrekking tot de uitrol van het MIT totdat
de antwoorden in de Kamer zijn behandeld? Zo nee, waarom niet? Wat zou een, tijdelijke,
stop van de ontwikkelingen in de weg staan? Kunt u een onderbouwde toelichting geven?
Antwoord 14
De bouw en inrichting van het MIT is op dit moment in volle gang. Er is voor mij geen
aanleiding om dit proces te vertragen en te stoppen. Het MIT is nieuw, noodzakelijk
en gewenst door deelnemende organisaties en uw Kamer. Het vormt immers een aanvulling
op de huidige aanpak. Een effectieve multidisciplinaire en datagedreven aanpak op
(inter)nationaal niveau die met het MIT beoogd wordt, betekent het zoeken naar nieuwe
verhoudingen en een nieuw evenwicht en kost daarom tijd. Voor meer duiding omtrent
het MIT verwijs ik u naar mijn Kamerbrief aan de voorzitter van de Tweede Kamer, die
ik gelijktijdig met de beantwoording van deze vragen heb verstuurd. Ik zal uw Kamer
op de hoogte blijven houden van de voortgang van de bouw van het MIT in mijn reguliere
brieven over de aanpak ondermijning.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.