Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuiken over het artikel 'Afgewezen zorgaanbieders glippen weer binnen via de achterdeur'
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Rechtsbescherming over het artikel «Afgewezen zorgaanbieders glippen weer binnen via de achterdeur» (ingezonden 30 maart 2021).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming), mede namens de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (ontvangen 11 mei 2021).
Vraag 1
Kent u het artikel «Afgewezen zorgaanbieders glippen weer binnen via de achterdeur»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe komt het dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid zorgcontracten aangaat
of verlengt met de stichting OnderDak waarvan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
(IGJ) eerder stelde dat die aanbieder «onvoldoende zicht op de organisatie van de
zorg (heeft) waardoor de kwaliteit, continuïteit en veiligheid van zorg onvoldoende
is gewaarborgd» en waar de gemeente Arnhem niet meer mee wil samenwerken?
Antwoord 2
Stichting Onderdak heeft meegedaan aan een aanbestedingsprocedure in 2019 en is toegelaten
wegens het voldoen aan de gestelde eisen. DJI was toen op de hoogte van het feit dat
Stichting Onderdak begin 2019 een negatief inspectierapport had ontvangen van de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Bij een vervolgbezoek van de IGJ later datzelfde jaar
is gebleken dat de stichting verbeteringen had doorgevoerd en inmiddels voldeed aan
de norm. DJI was hiervan bij gunning op de hoogte.
DJI heeft kennis genomen van de ontwikkelingen tussen Stichting Onderdak en de gemeente
Arnhem. Het feit dat de gemeente Arnhem (Inkoop Sociaal Domein Centraal-Gelderland)
later in 2020 heeft besloten geen nieuwe overeenkomst aan Stichting Onderdak te gunnen,
is op zichzelf onvoldoende reden voor DJI om de overeenkomst vroegtijdig te beëindigen.
Voor DJI is het van belang dat zorgaanbieders voldoen aan de door DJI gestelde eisen.
Daar kan een organisatie nog steeds aan voldoen, ook al beëindigt een andere inkopende
organisatie een contract of verlengt deze niet.
Vraag 3
Was het Ministerie van Justitie en Veiligheid ervan op de hoogt dat de IGJ eind 2019
weer vertrouwen in Stichting OnderDak uitsprak en dat de gemeente Arnhem na de inschrijving
begin 2020 OnderDak weigerde omdat ze niet aan de kwaliteits- en/of rechtmatigheidseisen
voldeden? Zo ja, welke actie heeft het ministerie daarop ondernomen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 3
Zoals vermeld bij het antwoord op vraag 2 was DJI op de hoogte van het door de IGJ
uitgesproken vertrouwen in Stichting Onderdak eind 2019. DJI wist ook dat gemeente
Arnhem geen nieuw contract met de stichting afsloot in 2020. Voor DJI was dit reden
om het contractmanagement te intensiveren, om zekerheid te krijgen over de kwaliteit
en rechtmatigheid van de door Stichting Onderdak geleverde zorg. Het intensiveren
van het contractmanagement kan onder andere bestaan uit het opvragen van een verbeterplan,
monitoring hierop door een periodiek voortgangsrapport van de zorgaanbieder inclusief
een gesprek hierover en materiële controle.
Vraag 4
Was bekend dat OnderDak zorgkosten bij VGZ declareerde voor niet geleverde zorg? Is
er sprake van een strafrechtelijk onderzoek wegens verdenking van fraude?
Antwoord 4
Het was bij DJI niet bekend dat Stichting Onderdak zorgkosten bij VGZ declareerde
voor niet geleverde zorg.
Het Openbaar Ministerie doet in het belang van een eventueel strafrechtelijk onderzoek
geen uitspraak over de vraag of in een specifiek geval al dan niet een strafrechtelijk
onderzoek wordt uitgevoerd.
Vraag 5
Heeft de IGJ na 2019 nog onderzoek naar OnderDak gedaan?
Antwoord 5
In 2019 hebben de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de WMO toezichthouder
GGD-Gelderland-Midden gezamenlijk bezoeken gebracht aan Stichting OnderDak, te weten
op 13 en 28 maart 2019 en een hertoetsbezoek op 17 oktober 2019. De twee rapporten
hierover zijn gepubliceerd op de website van de IGJ.
Het in vraag 1 van deze Kamervragen aangehaalde citaat is afkomstig uit het eerste
rapport: «De toezichthouders concluderen dat er binnen Stichting OnderDak onvoldoende
zicht is op de organisatie van de zorg die Stichting OnderDak levert waardoor de kwaliteit,
continuïteit en veiligheid van zorg onvoldoende is gewaarborgd.»
Uit het bezoek op 17 oktober blijkt dat er verbeteringen zijn doorgevoerd, de door
de toezichthouders geconstateerde tekortkomingen zijn daarmee weggenomen.
Signalen over stichting Onderdak zoals in het artikel van Follow the Money neemt de
IGJ mee in haar risicotoezicht. Vooralsnog heeft IGJ geen aanleiding gezien om opnieuw
een bezoek te brengen aan stichting Onderdak.
Vraag 6
Hoeveel (ex-)delinquenten hebben er sinds 2017 zorg gekregen bij Stichting OnderDak?
Antwoord 6
In deze periode hebben 135 cliënten met een strafrechtelijke titel bij Stichting Onderdak
verbleven.
Vraag 7
Deelt u de mening van de voormalige directeur van de Pompekliniek dat bedrijven waar
ex-delinquenten worden geplaatst extra goed moet worden gescreend? Zo ja, waarom is
dat in het geval van de Stichting OnderDak niet gebeurd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Ik ben van mening dat bij het inkopen van forensische zorg goed gekeken moet worden
of een inschrijvende zorgaanbieder goede kwaliteit forensische zorg kan leveren en
dat dit rechtmatig gebeurt. DJI stelt bij een aanbesteding daarom ook eisen op waar
een zorgaanbieder moet voldoen. Ik ben echter ook van mening dat de eisen ten aanzien
van kwaliteit om te beginnen aan de voorkant, tijdens een aanbesteding, nog scherper
geformuleerd kunnen worden. Ik werk daarom samen met de sector aan een kwaliteitskader
forensische zorg en streef ernaar dit in te laten gaan vanaf 1 januari 2022.
In het kwaliteitskader wordt in overeenstemming met de sector beschreven wat goede
forensische zorg is. Hiermee worden DJI, zorgaanbieders en professionals handvatten
geboden wat onder goede forensische zorg verstaan wordt.
Vraag 8
Is het waar dat zorgkantoren, ministeries en gemeenten elkaar niet mogen informeren
over hun ervaringen met een zorgbedrijf? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en wordt
er tussen deze organisaties informatie uitgewisseld over zorgbedrijven?
Antwoord 8
Iedere organisatie die in Nederland zorg inkoopt is er zelf verantwoordelijk voor
dat zij zorg inkoopt bij zorgaanbieders die goede kwaliteit leveren en rechtmatig
hun zorg declareren. Daartoe stellen zij eisen op waar zorgaanbieders aan moeten voldoen.
Tijdens een inkoopprocedure vraagt de inkopende partij daarvoor ook gegevens op bij
de zorgaanbieder zodat getoetst kan worden of de zorgaanbieder aan de gestelde eisen
voldoet. Privacyregels zijn in deze context geen belemmering voor het beoordelen of
een zorgaanbieder goede kwaliteit levert en rechtmatig declareert.
De Wet langdurige zorg (Wlz) en de Wet Maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo2015)
bieden geen grondslag voor domeinoverstijgende gegevensdeling tussen zorgkantoren
(Wlz) en gemeenten. Zonder een dergelijke wettelijke grondslag laat de AVG niet toe
dat er persoonsgegevens worden uitgewisseld. Een werkgroep van vertegenwoordigers
van zorgkantoren en gemeenten bracht in december 2020 een advies uit met betrekking
tot de gegevens die gemeenten en zorgkantoren nodig hebben bij het verdiepend dossieronderzoek
naar pgb-fraude en fraude bij zorg in natura. In de 3e voortgangsrapportage rechtmatige zorg (Kamerstuk 28 828, nr. 126) heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangegeven dat de komende
maanden wordt bekeken of en hoe het advies van de werkgroep kan worden vertaald door
aanpassingen in de wetgeving om hiertoe bilaterale gegevensuitwisseling mogelijk te
maken. Deze uitwerking is momenteel gaande.
In het antwoord op vraag 14 ga ik uitgebreid in op het Wetsvoorstel bevorderen samenwerking
en rechtmatige zorg. Met dit wetsvoorstel worden grondslagen gecreëerd voor de uitwisseling
van gegevens, waaronder persoonsgegevens, indien dat noodzakelijk is voor de bestrijding
van fraude in de zorg.
Vraag 9
In hoeverre weten slecht presterende of frauderende zorgbedrijven vanwege privacyregels
hun praktijken voor inkooporganisaties te verbergen?
Antwoord 9
In hoeverre zorgbedrijven hun praktijken weten te verbergen is niet te zeggen. Wel
is het zo dat er beperkingen zijn aan het delen van persoonsgegevens, vanwege het
recht op privacy. Tegelijkertijd is het voor een effectieve aanpak van fraude in de
zorg van belang dat inkooporganisaties de juiste informatie hebben. Een betere uitwisseling
van gegevens tussen gemeenten en zorgkantoren ten behoeve van fraudeonderzoek kan
hieraan bijdragen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8 vindt op dit moment
een uitwerking van het advies plaats met betrekking tot die gegevensuitwisseling.
Daarnaast kan het Waarschuwingsregister zorgfraude aan een betere informatiepositie
bijdragen. Gemeenten, zorgkantoren en zorgverzekeraars kunnen elkaar waarschuwen voor
partijen die fraude plegen in de zorg. In het antwoord op vraag 14 kom ik uitgebreider
terug op dit Waarschuwingsregister.
Vraag 10
In hoeverre komt het door de versnipperde zorgwetgeving dat inkooporganisaties van
zorg niet weten of een zorgaanbieder de benodigde kwaliteit biedt of dat zij niet
weten dat een andere inkooporganisatie een zorgaanbieder heeft afgewezen?
Antwoord 10
Inkooporganisaties stellen bij het inkopen van zorg de benodigde kwaliteitseisen op.
Daarnaast houdt de IGJ toezicht op de algemeen geldende kwaliteitseisen voortkomend
uit wet- en regelgeving. In veel gevallen maakt de IGJ bevindingen openbaar: https://www.igj.nl/onderwerpen/openbaarmaking. Van deze openbare bevindingen kunnen inkooporganisaties gebruik maken en zorgkantoren
doen dit in elk geval ook.
Dat inkooporganisaties van elkaar bepaalde informatie niet hebben, komt doordat er
beperkingen zijn aan het delen van persoonsgegevens. De trajecten genoemd in de antwoorden
op vragen 8 en 9, kunnen bijdragen aan het verbeteren van de informatiepositie van
inkooporganisaties.
Vraag 11
Heeft de IGJ wel zicht op alle partijen? Zo ja, wat doet de IGJ met signalen van verzekeraars
en gemeenten over zorgaanbieders die frauderen of slechte zorg aanbieden? Staan daarbij
regels of praktische problemen in de weg? Zo nee, hoe komt dat?
Antwoord 11
Wanneer de IGJ ten aanzien van de kwaliteit en veiligheid van zorg gebreken of risico’s
constateert, dan kan zij met haar bestaande handhavingsinstrumentarium optreden. Daarnaast
is de IGJ één van de ketenpartners van het samenwerkingsverband Informatieknooppunt
Zorgfraude (IKZ). Via dit knooppunt wisselen de ketenpartners signalen over mogelijke
zorgfraude met elkaar uit.
Signalen over zorgfraude van het IKZ worden door IGJ-inspecteurs beoordeeld op de
risico’s voor kwaliteit en veiligheid van de geboden zorg. Wanneer de IGJ in haar
toezicht op kwaliteit en veiligheid van de zorg het vermoeden heeft dat er bij een
zorgaanbieder mogelijk sprake is van declaratiefraude, dan informeert de IGJ via het
samenwerkingsverband IKZ de ketenpartners die daarop toezien zoals de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa), zorgverzekeraars en/of zorgkantoren en in het geval het Wmo
zorg betreft de (toezichthouder van de) betrokken gemeente.
Vraag 12
Deelt u de mening dat het ongewenst is dat bedrijven die geen contract meer met een
gemeente hebben hun heil zoeken bij de Wet langdurige zorg (Wlz), via een contract
of via een pgb? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Het is voor zorgaanbieders niet zomaar mogelijk om zorg vanuit de Wlz te leveren.
Het CIZ is verantwoordelijk voor de indicatiestelling van de Wet langdurige zorg.
Aan de hand van de zorginhoudelijke toegangscriteria wordt de zorgbehoefte van de
cliënt vastgesteld en daarmee of de cliënt in aanmerking komt voor de Wlz. Het gaat
hier om 24-uurszorg en/of toezicht in de nabijheid. Pas wanneer de zorgaanbieder cliënt(en)
heeft met een Wlz-indicatie kan er een contract worden afgesloten met een zorgkantoor
(zorg in natura) of is zorg via een pgb mogelijk.
In het geval van zorg in natura is het aan het zorgkantoor om te beoordelen of de
zorgaanbieder aan de kwaliteitseisen voldoet. Bij een voorkeur voor pgb regelt het
zorgkantoor een bewustekeuzegesprek met de cliënt en eventueel zijn of haar gewaarborgde
hulp. Pas als, zowel bij zorg in natura als pgb, volgens de zorgkantoren aan de vereisten/waarborgen
is voldaan, kan financiering van de zorg plaatsvinden.
Vraag 13
Hoe kan het dat zowel Menzis als de IGJ aangeven weinig grip te hebben op het toezicht
op de besteding van pgb’s? Wat vindt u hiervan?
Antwoord 13
Het zorgkantoor of de gemeente beoordeelt vooraf via een bewustekeuze- of keukentafelgesprek
of een cliënt in aanmerking komt voor het pgb. Via het kader voor pgb-vaardigheid
toetsen zij of een cliënt in staat is om het pgb te beheren. Ook toetst het zorgkantoor
of de gemeente het (budget)plan en zorgovereenkomsten en -beschrijvingen van de zorg
die de budgethouder wil inkopen. Pas op het moment dat aan alle voorwaarden wordt
voldaan, inclusief een controle op de weigeringsgronden, wordt een pgb toegekend.
Het toezicht van IGJ ziet niet op de besteding van de pgb’s. Na toekenning van het
pgb is de budgethouder verantwoordelijk voor de besteding van het pgb. Wel hebben
zorgkantoren controles ingebouwd. Zo voeren zij risicogestuurd toezicht uit en gaan
zij minimaal eens per drie jaar op huisbezoek bij een budgethouder. Daarnaast kunnen
zij een onderzoek instellen naar de besteding van een pgb als er signalen zijn dat
er sprake is van onjuiste besteding. Gemeenten hebben vergelijkbare mogelijkheden
om de uitgaven te controleren. In die gevallen waarin budgethouders hun pgb’s clusteren
in een collectieve woonvoorziening is het zicht op bestedingen soms lastiger; er zit
een spanning in het gebruik van het individuele pgb-instrument voor collectieve wooninitiatieven.
Dit vraagstuk is daarom onderdeel van een onderzoek naar 25 jaar pgb, dat momenteel
wordt uitgevoerd.
Zorgkantoren en gemeenten toetsen dus aan de voorkant of iemand in staat is om een
pgb te beheren. Met de agenda pgb heb ik ook ingezet op verbetering van de voorlichting
en toerusting van (potentiële) budgethouders en hun vertegenwoordigers, om verkeerd
of oneigenlijk gebruik van het pgb te voorkomen. De veronderstelling is dat er bij
een strenge toets aan de voorkant meer ruimte is na toekenning van het pgb. Daarbij
houden de zorgkantoren en gemeenten echter wel een vinger aan de pols bij de besteding
van de middelen.
Vraag 14
Gaat het wetsvoorstel Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg ervoor zorgen
dat de uitwisseling van gegevens over zorgbedrijven wel mogelijk wordt? Zo nee, waarom
niet? Is het waar dat uiteindelijk een zorgkantoor of gemeente alsnog zelf kan bepalen
of er wel of geen onderzoek wordt gedaan?
Antwoord 14
Het wetsvoorstel biedt instanties in het zorgdomein grondslagen voor de uitwisseling
van gegevens, waaronder persoonsgegevens, indien dat noodzakelijk is voor de bestrijding
van fraude in de zorg. Instanties bepalen zelf of, en zo ja welke maatregelen zij
treffen of vervolgstappen, zoals nader onderzoek, zij ondernemen. Het wetsvoorstel
regelt of verandert de mogelijkheden daartoe niet.
Het wetsvoorstel vormt het kader voor twee afzonderlijke instrumenten voor gegevensuitwisseling
ten behoeve van bestrijding van fraude in de zorg:
– het Waarschuwingsregister zorgfraude (WR) en;
– het Informatieknooppunt zorgfraude (IKZ).
Met het WR kunnen zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten elkaar onderling (persoons)gegevens
verstrekken over rechtspersonen en natuurlijke personen ten aanzien van wie de gerechtvaardigde
overtuiging bestaat dat zij fraude in de zorg hebben gepleegd. Zij kunnen elkaar zo
waarschuwen voor partijen die fraude plegen in de zorg. Een gewaarschuwde instantie
bepaalt zelf of, en zo ja welke beheersmaatregelen vervolgens worden getroffen bij
bijvoorbeeld het al dan niet aangaan of het voortzetten van een overeenkomst met een
zorgaanbieder.
Via het IKZ kunnen (persoons)gegevens bij elkaar gebracht worden van 9 verschillende
instanties in het zorgdomein2 als er sprake is van signalen die aanleiding geven tot een vermoeden van fraude in
de zorg. Hierdoor wordt een signaal verrijkt tot een sterker signaal, zodat uiteindelijk
een of meer daartoe geëigende instanties in een betere informatiepositie worden gebracht
en het verrijkte signaal kunnen gebruiken bij de uitoefening van hun taken. Het is
aan die geëigende instantie(s) vervolgens al dan niet nader onderzoek te doen of anderszins
gevolg te geven aan een verrijkt signaal.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.