Schriftelijke vragen : Mensenrechtenschending, milieuvervuiling en belastingontwijking door oliebedrijf Pluspetrol
Vragen van de leden Van Raan en Teunissen (beiden PvdD) aan de Staatssecretaris van Financiën en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over mensenrechtenschending, milieuvervuiling en belastingontwijking door oliebedrijf Pluspetrol (ingezonden 10 mei 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Oliebedrijf Pluspetrol weigert Nederlandse bemiddeling
in conflict over milieuvervuiling en belastingontwijking»?1
Vraag 2
Bent u bekend met de OESO Due Diligence Handreiking voor Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen2, een set overheidsverwachtingen mede ontwikkeld en ondersteund door Nederland op
internationaal niveau, waarin bedrijven worden geacht hun medewerking te verlenen
in zaken die ontvankelijk worden verklaard door het Nederlandse Nationaal Contactpunt
(NCP) van de OESO?
Vraag 3
Welke consequenties zouden volgens u moeten worden verbonden aan het niet meewerken?
Vraag 4
Vindt u dat bedrijven die OESO-richtlijnen schenden moeten kunnen profiteren van faciliteiten
die de Nederlandse overheid biedt, zoals exportkredietverzekeringen en handelsmissies?
Vraag 5
Bent u bekend met het feit dat er inmiddels drie Nederlandse oliebedrijven zijn die
geweigerd hebben hun medewerking aan het Nederlandse NCP te verlenen in zaken die
het NCP ontvankelijk heeft verklaard?
Vraag 6
Bent u het er mee eens dat deze kwestie bevestigt dat het huidige overheidsbeleid
rondom internationaal verantwoord ondernemen, gericht op vrijwillige maatregelen,
dringend aangevuld moet worden met stevige internationaal maatschappelijk verantwoord
ondernemen (IMVO)-wetgeving in Nederland?
Vraag 7
Heeft het ministerie sinds de indiening van de klacht tegen Pluspetrol bij het NCP
in maart 2020 activiteiten ondernomen om Pluspetrol aan te sporen deel te nemen aan
een bemiddelingsproces? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Vraag 8
Op eerdere schriftelijke vragen over Pluspetrol3 werd geantwoord dat het kabinet voornemens was te rappelleren bij de olie- en gassector,
in de verwachting dat een plan van aanpak beschikbaar komt voor Internationaal Maatschappelijk
Verantwoord Ondernemen (IMVO); heeft u dat rappel gedaan en hoe is daarop gereageerd?
Vraag 9
In antwoord op eerdere vragen over Pluspetrol antwoordde u dat er geen zicht is op
hoe vaak het voorkomt dat geldstromen zoals rente en royalty’s van Nederland via Luxemburg
of een ander land naar laagbelastende of niet-coöperatieve staten lopen, aangezien
dit niet in de beschikbare statistieken kan worden meegenomen; waarom is dat niet
mogelijk?
Vraag 10
Wanneer een bedrijf haar geldstromen zo aanpast dat ze niet meer naar een laag-belastende
jurisdictie gaan, maar naar Luxemburg, zou dat een reden kunnen zijn om een informatieverzoek
te doen bij de Luxemburgse belastingdienst om te zien of Luxemburg slechts als tussenliggende
schakel is toegevoegd?
Vraag 11
Kunt u inzicht geven in hoe vaak een antimisbruikbepaling voor de conditionele bronbelasting
op rente en royalty’s is ingeroepen, waardoor er een bronbelasting wordt geheven?
Vraag 12
Zou het de aanpak van belastingontwijking ten goede komen wanneer van alle landen
waarmee Nederland een belastingverdrag heeft wordt verlangd dat in die landen jaarverslagen
worden gepubliceerd?
Vraag 13
Houdt u bij de ontwikkeling van «bouwstenen» voor de reikwijdte van wetgeving voor
maatschappelijk verantwoord ondernemen rekening met grote bedrijven die een hoofdkantoor
in Nederland hebben, maar hier weinig of geen personeel hebben («brievenbusmaatschappijen»)?
Vraag 14
Wordt er overwogen om in de bouwstenen voor nieuw IMVO-beleid ook weer een bemiddelingsinstrument
of klachtenmechanisme op te nemen? Zo ja, is er in de plannen voor dit nieuwe beleid
sprake van een stevig sanctieregime wanneer bedrijven niet meewerken, of wordt ook
hier uitgegaan van de «vrijwillige medewerking» van bedrijven?
Vraag 15
Deelt u de mening dat deze zaak tekenend is voor de tekortkomingen van een systeem
waarin gepoogd wordt bedrijven achteraf verantwoordelijk te houden, vaak zonder succes?
Erkent u dat een systeem waarbij vervuiling van de leefomgeving bij voorbaat al verboden
is, bijvoorbeeld middels ecocidewetgeving, een effectievere manier is om ervoor te
zorgen dat lokale gemeenschappen niet langer slachtoffer worden van de vervuilende
activiteiten van (o.a. Nederlandse) bedrijven?
Vraag 16
Herinnert u zich dat u in uw reactie op de initiatiefnota Behoud het Woud4 stelde dat Nederland de bescherming van inheemse volkeren hoog in het vaandel heeft
staan en hierbij bijdraagt middels ambassades en subsidiefondsen? Erkent u dat het
effect van deze inzet minimaal is zolang (Nederlandse) bedrijven de leefomgeving van
lokale gemeenschappen ongestraft kunnen vervuilen? Bent u bereid stappen te nemen
om inheemse volkeren beter te beschermen? Zo ja, welke stappen gaat u nemen?
Vraag 17
Kunt u op een logische manier uit de vele IMVO-schendingen de conclusie trekken dat
er voldoende sancties of andere afdwingbare maatregelen zijn om bedrijven aan hun
IMVO-verantwoordelijkheden te houden? Kunt u deze vraag beantwoorden met ja of nee,
gevolgd door een toelichting?
Vraag 18
Hoeveel IVMO-schendingen mogen er van u nog plaatsvinden voordat u het tijd vindt
dat er sancties of andere afdwingbare MVO-maatregelen worden genomen?
Vraag 19
Onder welke omstandigheden kunnen sancties of andere afdwingbare maatregelen worden
gesteld bij het in gebreke blijven van het naleven van OESO-richtlijnen?
Indieners
-
Gericht aan
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën -
Gericht aan
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Indiener
L. van Raan, Tweede Kamerlid -
Medeindiener
Christine Teunissen, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.