Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Snels en Bromet over de schuldbekentenis van de Rabobank
Vragen van de leden Snels en Bromet (beiden GroenLinks) aan de Ministers van Financiën en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de schuldbekentenis van de Rabobank (ingezonden 3 februari 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
de Minister van Financiën (ontvangen 4 mei 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2020–2021, nr. 1777.
Vraag 1
Bent u bekend met de inhoud van de uitzending van Zembla van 28 januari 2021?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is, in aanvulling op uw eerdere uiteenzetting over de feitelijke werking van de
aanpak van leningen in de agrarische sector1, uw reactie op de schuldbekentenis van de Rabobank in de in vraag 1 genoemde uitzending?
Antwoord 2
Ik heb kennisgenomen van de reactie van de directeur duurzaamheid van de Rabobank
in de uitzending, waarin wordt aangegeven dat de bank medeverantwoordelijkheid voelt
voor hoe het systeem nu is en voor de problemen die daaruit voortkomen. Ik roep de
Rabobank, en ook de andere financiële instellingen die actief zijn in de agrosector,
op om hun rol in de financiering van de omschakeling naar een duurzamere landbouw
nadrukkelijk op zich te nemen, en die verder uit te bouwen.
Vraag 3
In hoeverre vindt u dat financiële instellingen die veel landbouwfinancieringen hebben
daadwerkelijk medeverantwoordelijk zijn voor de huidige problemen met betrekking tot
verduurzaming in de landbouw?
Antwoord 3
Financiële instellingen hebben, net als alle andere partijen die deel uitmaken van
het Nederlandse agrocomplex, een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de landbouw
zoals die zich in het verleden heeft ontwikkeld. Derhalve hebben alle partijen ook
een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het meewerken aan en realiseren van een
structurele omslag naar een meer volhoudbaar landbouwsysteem. Geen enkele partij,
ook niet de financiële instellingen, kan zich daaraan onttrekken.
Vraag 4
Deelt u de mening dat financiële instellingen die niet-duurzame schaalvergroting in
de landbouw hebben gefinancierd, hun klanten onvoldoende hebben geïnformeerd over
de bijbehorende transitierisico’s? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Zoals ik in antwoord 3 heb aangegeven deel ik uw mening dat alle partijen in het Nederlandse
agrocomplex, inclusief de financiële instellingen, een gezamenlijke verantwoordelijkheid
hebben voor de landbouw zoals die zich in het verleden heeft ontwikkeld. In algemeenheid
is het kabinet van mening dat financiële instellingen rekening dienen te houden met
voorzienbare risico’s bij het verstrekken van financiering ook aan landbouwondernemingen.
Tot deze risico’s behoren in toenemende mate ook klimaat- en milieugerelateerde risico’s
en transitierisico’s. Die kunnen immers gevolgen hebben voor klant en instelling zelf.
Omdat het inzicht in en het meewegen van deze risico’s relatief nieuw is, zijn de
gevolgen door onzekerheid omgeven. Dit komt onder andere door de nog beperkte beschikbaarheid
van data. Door deze onzekerheid kan het zijn dat de risico-inschatting gedurende de
tijd verandert.
In het rapport «Biodiversiteit en de financiële sector: een kruisbestuiving?» beveelt
De Nederlandsche Bank (DNB) financiële instellingen dan ook aan om fysieke, transitie-
en reputatierisico’s als gevolg van biodiversiteitsverlies beter in kaart te brengen
en te analyseren hoe deze leiden tot financiële risico’s en hoe deze risico’s bijdragen
aan het totale risicoprofiel.
Het kabinet vind het daarom een goede ontwikkeling dat in prudentiële en transparantieraamwerken
van financiële instellingen steeds meer aandacht komt voor bredere duurzaamheidsrisico’s.
De Minister van Financiën blijft zich er samen met DNB voor inzetten dat duurzaamheidsrisico’s
verder in het Europees toezicht op financiële instellingen worden geïntegreerd.
Los van deze risico’s dient de financiële sector ook hun rol te nemen in de transitie
naar een duurzame economie. Dat kan onder meer door samen met klanten te bezien hoe
zij hun bedrijfsmodel toekomstbestendig kunnen vormgeven. Dat draagt er tevens aan
bij dat klanten en financiële instellingen weerbaarder zijn tegen veranderingen in
onze economie.
Vraag 5
Bent u in algemene zin van mening dat financiële instellingen die hun klanten onvoldoende
informeren over fysieke en transitierisico’s tekortschieten in hun zorgplicht? Wat
zijn daar de implicaties van?
Antwoord 5
Het is vaste rechtspraak dat banken een zorgplicht hebben die volgt uit de bijzondere
functie die financiële instellingen in het maatschappelijk verkeer vervullen. Een
bank dient, afhankelijk van de omstandigheden van een concreet geval, te beoordelen
hoe invulling moet worden gegeven aan de zorgplicht. Of aan de zorgplicht in een individueel
geval is voldaan is ter beoordeling aan de burgerlijke rechter. In algemene zin geldt
dat financiële ondernemingen rekening moeten houden met voorzienbare risico’s bij
hun dienstverlening. Dit kunnen ook transitierisico’s betreffen.
Vraag 6
Vindt u dat financiële instellingen die proactief niet-duurzame systemen financieren
verzaken hun verantwoordelijkheid voor de samenleving te nemen, zoals wel geboden
wordt via de bankierseed? Wat zijn hiervan de implicaties?
Antwoord 6
In het algemeen vind ik dat alle bedrijven in de landbouwketen een verantwoordelijkheid
hebben in de duurzame transitie en hierin niet mogen verzaken. Ook de financiële sector
dient hierin een belangrijke rol te spelen, zoals in de kabinetsreactie op de initiatiefnota
«Van oliedom naar gezond verstand: verduurzaming van de financiële sector» en in de
verkenning naar de markt voor duurzame financiering van de Minister van Financiën
is beschreven (Kamerstuk 35 446, nr. 3).
Ik zie op dat vlak verschillende ontwikkelingen. Zo stel ik vast dat veel Nederlandse
financiële instellingen zich achter het Klimaatakkoord hebben geschaard. Zij hebben
zich gecommitteerd aan het financieren van projecten, het meten van hun klimaatimpact
en het opstellen van actieplannen om deze klimaatimpact in lijn met de doelen van
het akkoord van Parijs te brengen. Ook op het vlak van biodiversiteit zijn er ontwikkelingen.
Zo heeft een groep van financiële instellingen, waaronder veertien uit Nederland,
in december de Finance for Biodiversity Pledge ondertekend. Ook zijn er ontwikkelingen
in de sector op het gebied van biodiversity accounting, waarbij voor alle leningen
en investeringen de impact op en afhankelijkheid van biodiversiteit in kaart wordt
gebracht.
Vraag 7
Vindt u dat financiers medeverantwoordelijk zijn voor de geleden schade op het moment
dat agrarische ondernemers een boete krijgen voor een teveel aan uitgestoten stikstof?
Kunt u dit toelichten?
Antwoord 7
Overtredingen van de normen van de Wet natuurbescherming, die betrekking hebben op
stikstofuitstoot, kunnen enkel worden gesanctioneerd met een strafrechtelijke boete.
Bij overtreding van de gebruiksnorm stikstof in de meststoffenwet, door het gebruik
van teveel mest op het land, kan tevens een bestuurlijke boete opgelegd worden. Als
een stikstofnorm op een zodanige manier overtreden wordt dat beboeting dient te volgen
is het aan het betrokken gezag om de verantwoordelijke te beboeten. Dit is een belangrijk
sluitstuk van de handhaving. Maar wat ik veel wezenlijker vind is de gezamenlijke
rol van financier en agrariër om te komen tot een verantwoorde bedrijfsfinanciering
zodat ondernemers de omschakeling naar een duurzamer bedrijfsmodel kunnen maken.
Vraag 8
Bent u bereid om, in aanvulling op initiatieven om de financiële sector daadwerkelijk
te verduurzamen, andere financiële instellingen op te roepen om ook hun verantwoordelijkheid
te erkennen voor het mede mogelijk maken van niet duurzame systemen, in de voedselketen
of in bijvoorbeeld de fossiele energiesector? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
De Minister van Financiën en de Minister van LNV zijn continu in overleg met de financiële
sector over verduurzaming en duurzame financiering. Ten aanzien van de mondiale en
nationale klimaatambities, is de financiële sector binnen het Klimaatakkoord een ambitieus
commitment aangegaan. De Minister van Financiën heeft uw Kamer recent per brief2 over de voortgang geïnformeerd. Zoals in deze brief is aangegeven is als onderdeel
van dit commitment een Commissie Financiële Sector Klimaatcommitment (CFSK) opgericht.
In de CFSK nemen deelnemers van financiële instellingen en ambtenaren van de ministeries
van Financiën en EZK deel. Binnen de CFSK wordt continu gesproken over hoe de sector
invulling kan geven aan haar ambities, en waar mogelijk meer gedaan kan worden. Zoals
eerder gezegd, roep ik de financiële instellingen op hun rol in de financiering van
de omschakeling naar een duurzamere landbouw nadrukkelijk op zich te nemen.
Vraag 9
Heeft u in het afgelopen jaar op enig moment met de president van DNB gesproken over
transitierisico’s in de Nederlandse landbouw in brede zin, onder andere in het licht
van het deze zomer verschenen onderzoek van DNB en het Planbureau voor de Leefomgeving
(PBL)?2 Kunt u dit toelichten?
Antwoord 9
De ministeries van Financiën, EZK en LNV zijn in continu overleg met DNB over hoe
transitierisico’s in de financiële sector kunnen worden aangepakt. Hierbij valt bijvoorbeeld
te denken aan het Platform voor Duurzame Financiering onder DNB, waarin samen met
financiële instellingen verschillende duurzaamheidsinitiatieven worden opgezet en
ondersteund. Het Ministerie van LNV neemt bijvoorbeeld actief deel aan de werkgroep
biodiversiteit. Daarnaast vinden met grote regelmaat ambtelijke overleggen plaats
over de verduurzaming van de financiële sector. Daar wordt bijvoorbeeld bezien hoe
duurzaamheidsrisico’s beter kunnen worden meegenomen in het kapitaaleisenraamwerk,
bijvoorbeeld in de vorm van de inrichting van risicomodellen.
Vraag 10
Wat is uw reactie op de zorgen van boeren die willen verduurzamen en over willen stappen
naar kringlooplandbouw maar hierin niet gedegen worden gefaciliteerd door hun financier?
Antwoord 10
Zoals de uitzending van Zembla ook schetst, is het voor de ondernemer nog niet altijd
gemakkelijk om deze omschakeling financieel rond te krijgen, ook niet bij de bank.
In mijn recente brieven over de ondernemerschapsagenda3 en agrofinanciering4 schreef ik dat we hier nog voor een uitdaging staan
Ondernemers die willen verduurzamen en een gezond bedrijfsplan met continuïteitsperspectief
hebben moeten in staat worden gesteld de benodigde investeringen te kunnen financieren.
Ik vind het zorgelijk wanneer er bedrijven zijn die hun financiering ondanks veel
inspanning niet via hun bank geregeld krijgen, maar via andere financiering wel rendabel
geëxploiteerd blijken te kunnen worden. Ik roep financiële instellingen op hun verantwoordelijkheid
te nemen om deze problematiek te voorkomen.
Ik heb de Sociaal-Economische Raad (SER) daarnaast gevraagd een verkenning uit te
voeren naar aanleiding van de aangenomen motie Bisschop (Kamerstuk 35 600, nr. 43). De motie vraagt om afspraken te maken met het oog op een langjarig economisch en
ecologisch duurzaam toekomstperspectief voor de landbouwsector. De mogelijkheid voor
boeren om te investeren in een toekomstgericht bedrijfsmodel is een van de onderwerpen
uit deze motie. Ik heb de SER dan ook verzocht de financiële instellingen in deze
verkenning te betrekken.
Vraag 11
Heeft u zicht op de oorzaken van het probleem dat agrarische ondernemers met duurzame
en dierenwelzijnsambities hier door hun financier te weinig in gefaciliteerd worden?
Kunt u dit toelichten?
Antwoord 11
In het rapport van FI-compass5 over de financiering van de landbouwsector, waarvan ik 22 december een appreciatie
naar uw Kamer heb gestuurd, wordt aangegeven dat vernieuwing/verduurzaming één van
de specifieke situaties is waar de financieringsvraag/-behoefte in Nederland moeilijker
ingevuld kan worden. De bredere oorzaak die hieraan ten grondslag ligt is dat een
grote omschakeling met veel onzekerheden en risico’s omgeven is. Naast de onzekerheid
of de meestal hogere kostprijs zich uitbetaalt in een hogere opbrengstprijs, moet
de agrarische ondernemer ook rekening houden met aanloopverliezen die hij door de
lage rendementen veelal niet zonder liquiditeitsproblemen op kan vangen. Financiering
van vernieuwende omschakelingen is daarmee een te nemen horde. Het aangekondigde Investeringsfonds
binnen het Omschakelprogramma Duurzame Landbouw6 is specifiek gericht op het risicokapitaal dat deze ondernemers nodig hebben en waarin
de markt nog onvoldoende kan voorzien.
Vraag 12
Bent u van mening dat de huidige overheidsinstrumenten agrarische ondernemers die
willen verduurzamen, zoals geïnterviewd in Zembla, maximaal ondersteunen om deze stap
te maken? Welke ruimte ziet u op dit punt?
Antwoord 12
In 2020 heb ik Wageningen Economic Research (WEcR) opdracht gegeven om onderzoek te
doen naar het financieringslandschap van de land- en tuinbouw7, hierover heb ik uw Kamer in de brief van 22 december jl. geïnformeerd.
Zoals het rapport van WEcR ook schetst, bestaan er op dit moment zowel op nationaal
als provinciaal niveau diverse overheidsinstrumenten om ondernemers te ondersteunen
die willen verduurzamen. Tegelijkertijd ligt hier nog een opgave. De transitie naar
duurzame landbouw vergt vaak aanpassingen, waarvoor soms hoge investeringen nodig
zijn (met extra afschrijvingen van eerdere investeringen). Tevens kan ook een tijdelijke
«dip in de kasstroom» van het bedrijf ontstaan ondanks een sterke eigen vermogenspositie.
Om te voorkomen dat dit een belemmering wordt voor agrarische ondernemers, geeft het
rapport aan dat een financiële publieke ondersteuning door de overheid overwogen kan
worden. Zeker ook omdat banken de financiering van omschakeling in de land- en tuinbouw
vaak nog als onzeker/risicovol zien.
Met de verschillende onderdelen uit het Omschakelprogramma Duurzame Landbouw wil ik
deze belemmeringen wegnemen. Zo zullen de achtergestelde leningen van het Investeringsfonds
banken meer zekerheid bieden waardoor het voor hen aantrekkelijker wordt om toch investeringen
in verduurzaming die ze aanvankelijk in een (te) hoog risicoprofiel classificeren,
te (mede) financieren. Met de Werkkapitaalregeling wordt het mogelijk tijdelijke financiële
dips tijdens de omschakelperiode te overbruggen. Uiteraard blijf ik ook bezien wat
er in de toekomst nodig zal zijn.
Vraag 13
Bent u bereid additionele overheidsinstrumenten in te zetten om de knelpunten voor
de financiering van de verduurzaming van de landbouw weg te nemen? Zo ja, kunt u dit
toelichten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Zoals in antwoord 11 en 12 aangegeven ontwikkel ik onder het Omschakelprogramma Duurzame
Landbouw een samenhangend pakket van instrumenten om agrarische ondernemers die om
willen schakelen naar een duurzamer bedrijfsmodel, financieel te ondersteunen. Het
Investeringsfonds binnen het Omschakelprogramma is specifiek gericht op het risicokapitaal
dat deze ondernemers nodig hebben voor de omschakeling en waarin de markt niet wil
of kan voorzien.
Het Nationaal Groenfonds zal starten met een eerste pilot van het Investeringsfonds
van € 10 mln. Met deze eerste landsbrede pilot wil ik ervaring opdoen met toetsingscriteria
en het sturen op doelen. Ook wil ik toetsen of het fonds aan de verwachtingen voldoet
en de gewenste omschakeling op gang brengt, alvorens een definitief investeringsfonds
in te richten. De pilot van het Investeringsfonds wordt naar verwachting later dit
voorjaar opengesteld.
Tegelijkertijd zullen we hier niet alleen als overheid maar ook als keten, financiers,
ondernemers en consumenten gezamenlijk stappen in moeten zetten om de verduurzaming
van de landbouw verder voort te stuwen.
Vraag 14
Kunt u voorgaande vragen één voor één binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 14
Ik heb uw Kamer geïnformeerd dat de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn konden
worden beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.