Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Regterschot en Laan-Geselschap over 'Nog steeds geen onderzoek Sarah'
Vragen van de leden Regterschot en Laan-Geselschap (beiden VVD) aan de Minister en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Nog steeds geen onderzoek Sarah» (ingezonden 15 februari 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 30 april 2021).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1948.
Vraag 1
Bent u bekend met het nieuwsbericht «Nog steeds geen onderzoek Sarah»1 en heeft u kennisgenomen van de casus Kralingse Kerklaan?
Antwoord 1
Ja. Het betreft een bericht over een verschrikkelijk incident waarbij een Amerikaanse
studente in 2018 om het leven is gekomen.
Vraag 2, 3 en 4
Heeft een rijksinspectie onderzoek gedaan naar de steekpartij op 12 december 2018
die Sarah Papenheim het leven kostte? Zo ja, wat waren de conclusies? Zo nee, waarom
hebben de rijksinspecties afgezien van onderzoek?
Klopt het dat de landelijke inspecties zoals Toezicht Sociaal Domein (TSD) en Toezicht
Wmo alleen een calamiteitenonderzoek kunnen uitvoeren als de cliënt schade heeft opgelopen?
Kan u toelichten wat wordt verstaan onder schade?
In hoeverre missen landelijke inspecties zoals TSD en Toezicht Wmo wettelijke bevoegdheden
om een casus zoals de Kralingse Kerklaan onafhankelijk en domeinoverstijgend te onderzoeken?
Antwoord 2, 3 en 4
Onderstaand zal ik eerst ingaan op de wijze waarop het toezicht is georganiseerd alvorens
ik inga op de specifieke casus.
Het organiseren en uitvoeren van het toezicht op de Wmo 2015 is een lokale aangelegenheid.
Het is mijn verantwoordelijkheid om, via de jaarlijkse rapportages van de IGJ, erop
toe te zien of en hoe deze verantwoordelijkheid door gemeenten wordt ingevuld. Gemeenten
zijn daarbij op grond van de Wmo 2015 verplicht een toezichthouder aan te stellen.
Deze heeft in ieder geval de wettelijke opdracht toezicht te houden op een kwalitatief
goede uitvoering van het lokale Wmo-beleid, dat wordt bepaald door het college van
B&W en de gemeenteraad. De Wmo 2015 (artikel 3.4, lid 1) verplicht aanbieders op hun
beurt om calamiteiten en geweld bij de verstrekking van de voorziening te melden bij
de toezichthouder. In de wet is daarbij een definitie opgenomen voor «calamiteit»
en «geweld bij de verstrekking van een voorziening». Volgens het eerste lid van artikel 1.1.1
van de Wmo 2015 is een calamiteit een «niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die
betrekking heeft op de kwaliteit van een voorziening en die tot een ernstig schadelijk
gevolg voor of de dood van een cliënt heeft geleid». In hetzelfde artikel is ook de
definitie van «geweld bij de verstrekking van een voorziening» opgenomen. Beide definities
beschrijven de reikwijdte van schade die cliënt moet hebben opgelopen.
In het samenwerkingsverband TSD werken vier rijksinspecties samen2. Zij richten zich op de vraag of ze in de praktijk kunnen zien of het stelsel van
zorg en ondersteuning in het sociaal domein werkt zoals beoogd (bijvoorbeeld bij de
aanpak van multiprobleemhuishoudens). Daarbij wordt het toezicht integraal benaderd.
Daarnaast hebben toezichthouders van de rijksinspecties en het Wmo-toezicht de mogelijkheid
om in specifieke gevallen samen te werken. Er is hiervoor een afsprakenkader en een
draaiboek gemaakt3.
Specifiek ten aanzien van de casus in Rotterdam kan ik het volgende melden.
Deze casus heeft geleid tot een rapport van de Rotterdamse Zorgconsul en een strafrechtelijk
onderzoek door het Openbaar Ministerie (OM). Wanneer het OM in het strafrechtelijk
onderzoek stuit op mogelijke tekortkomingen in de zorg, dan kan dit bij de IGJ – een
van de vier rijksinspecties – gemeld worden. Dat is in deze casus niet gebeurd. De
IGJ heeft daarnaast geen melding ontvangen van andere partijen en heeft geen grond
gezien om dit incident verder te onderzoeken.
Verder heeft gemeente Rotterdam bij TSD en het Toezicht Wmo Rotterdam-Rijnmond het
verzoek neergelegd om een calamiteitenonderzoek te doen naar aanleiding van deze casus,
terwijl de zorgconsul dit reeds had onderzocht. Na overleg met de gemeente Rotterdam,
het Toezicht Wmo Rotterdam-Rijnmond en TSD, is gebleken dat in deze casus de cliënt
geen schade heeft opgelopen zoals bedoeld in de Wmo 2015. In deze gebeurtenis was
het slachtoffer geen cliënt. Daarom hebben het Toezicht Wmo Rotterdam-Rijnmond en
TSD geconcludeerd dat in deze casus voor het Wmo-toezicht geen wettelijke basis is
een calamiteitenonderzoek te starten. De Staatssecretaris van VWS en ik delen deze
opvatting.
Wat wel tot mogelijkheden behoorde was een onderzoek naar het functioneren van het
lokale stelsel in Rotterdam naar aanleiding van deze casus. TSD en Toezicht Wmo Rotterdam-Rijnmond
hebben hiervoor een voorstel gedaan aan de gemeente Rotterdam. Bij dergelijke verschrikkelijke
gebeurtenissen is het goed dat breder gekeken wordt naar de wijze waarop het lokale
stelsel van zorg en ondersteuning is ingericht en functioneert. De wens van de gemeente
Rotterdam was echter om een calamiteitenonderzoek te doen specifiek naar de casus
Kralingse Kerklaan en daarin de politieverhoren die zijn afgenomen te betrekken. Echter,
dit strafrechtelijke onderdeel is met name voorbehouden aan het OM en niet aan de
betreffende toezichthouders.
Vraag 5
Welke mogelijkheden zijn er voor gemeenten om – in het geval van ernstige incidenten
waarbij personen met verward gedrag die al wel bekend zijn bij gemeente of wijkteam,
maar geen cliëntrelatie hebben met een ggz-instelling of medische instantie vanuit
een behandelrelatie (Zorgverzekeringswet/Wet langdurige zorg) – op casusniveau onafhankelijk
onderzoek te laten verrichten?
Antwoord 5
De gemeente kan altijd een onafhankelijk onderzoek op casusniveau laten uitvoeren.
Daarnaast kunnen gemeenten in hun beleid risicogestuurd toezicht organiseren. Zo verricht
het Toezicht Wmo Rotterdam-Rijnmond onafhankelijk (risicogestuurde) onderzoeken naar
de verlening van ondersteuning in het kader van de Wmo naar zorgaanbieders, wijkteams
en gemeenten. Dit betreft ondersteuning aan kwetsbare personen die hiervoor zichzelf
melden bij de gemeente en/of op vrijwillige basis deze ondersteuning (bemoeizorg)
ontvangen.
Vraag 6
Vindt u het belangrijk dat ernstige incidenten in het sociaal domein door een onafhankelijke
en deskundige instantie – op casusniveau – onderzocht kunnen worden? Zo ja, welke
instantie zou dit dan moeten doen en wat is ervoor nodig om dit te borgen in de wet?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De huidige wettelijke kaders voorzien hier al in. Gemeenten zijn onder meer verantwoordelijk
voor de Wmo 2015, de Jeugdwet, de Participatiewet en de Wet op de Schuldhulpverlening.
Het toezicht is per wet anders bepaald door de wetgever. Iedere toezichthouder heeft
eigen taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden op bijvoorbeeld het terrein van
kwaliteit, rechtmatigheid en veiligheid. Als sprake is van een incident hebben de
verschillende toezichthouders, zoals eerder aangegeven, de mogelijkheid met elkaar
samen te werken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.