Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Becker over de uitvoering van toezeggingen en moties van het notaoverleg 'In Nederland beslis je over je eigen leven'
Vragen van het lid Becker (VVD) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de uitvoering van toezeggingen en moties van het notaoverleg «In Nederland beslis je over je eigen leven» (ingezonden 12 maart 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 20 april 2021). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2198.
Vraag 1, 5, 9 en 10
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de motie-Van Wijngaarden/Gijs
van Dijk?1 Is inmiddels een meerjarig interdepartementaal actieprogramma eergerelateerd geweld
opgezet? Zo ja, bij welk ministerie is dit ondergebracht en wie is daarmee het aanspreekpunt
van de aanpak van eergerelateerd geweld?
Hoe staat het met de verzochte ontwikkeling van civielrechtelijke instrumenten naar
het voorbeeld van de «forced marriage protection orders» in het Verenigd Koninkrijk
om dit te voorkomen? Klopt het dat u de Kamer niet voor het kerstreces heeft kunnen
informeren over de verbetering van de inzet van dergelijke instrumenten? Zo ja, wat
is hiervan de oorzaak?
Deelt u de mening dat maagdenvlieshersteloperaties niet mogen voorkomen in Nederland?
Kunt u toelichten hoe vaak maagdenvlieshersteloperaties zijn voorgekomen in Nederland
sinds de wijziging van het standpunt van de betrokken beroepsgroep in augustus 2020?
Wanneer komt u, indien de schadelijke praktijk van maagdenvlieshersteloperaties nog
voorkomt, met een verbod op maagdenvlieshersteloperaties? Wat is de stand van zaken
ten aanzien van het verzoek om te kijken of het aanzetten tot maagdenvlieshersteloperaties
of het reclame maken voor deze operaties strafbaar kan worden gesteld? Bent u van
plan dit ook te doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1, 5, 9 en 10.
Ik heb uw Kamer op 18 maart 2021 geïnformeerd over de voortgang van de actieagenda
schadelijke praktijken. Met deze brief is onder meer uitvoering gegeven aan de volgende
moties:
• De motie van de leden Van Wijngaarden (VVD) en Van Dijk (SP) waarin de regering wordt
opgeroepen om een meerjarig interdepartementaal actieplan eergerelateerd geweld op
te stellen met een duidelijk aanspreekpunt.
• De motie van de leden Van Wijngaarden (VVD) en Peters (CDA) waarmee is verzocht om
het gebruik van bestaande civielrechtelijke instrumenten te stimuleren en waar mogelijk
aanvullende instrumenten te ontwikkelen naar het voorbeeld van de forced marriage
protection orders.
• De motie Van Wijngaarden (VVD) en Van Dijk (SP) waarmee de regering wordt opgeroepen
om de Kamer te informeren of op 1 maart 2021 maagdenvlieshersteloperaties nog voorkomen
en als dit het geval is een verkenning te starten naar een wettelijk verbod. In deze
motie is ook verzocht te onderzoeken of het aanzetten tot maagdenvliesherstel en het
reclame maken hiervoor strafbaar kan worden gesteld.
Kortheidshalve verwijs ik u naar de voortgangsbrief schadelijke praktijken waarmee
uw Kamer is geïnformeerd over de uitvoering van deze moties.2
Het voornemen was om de Tweede Kamer met de voortgangsrapportage Geweld hoort nergens
thuis voor het kerstreces te informeren over de actieagenda schadelijke praktijken,
inclusief de moties en toezeggingen op dit terrein. Dit bleek niet haalbaar gelet
op onder meer de doorlooptijd van het onderzoek naar maagdenvlieshersteloperaties.
Vervolgens heb ik, in overleg met de Minister voor Rechtsbescherming, het besluit
genomen uw Kamer integraal te informeren over de aanpak schadelijke praktijken. Hierover
heb ik uw Kamer geïnformeerd op 21 december 2020.3
Vraag 2
Kunt u toelichten hoe het staat met de onderzoeken naar het zwaarder straffen van
eergerelateerd geweld? Wat betekent dit voor het strafmaximum bij medeplichtigheid
aan verschillende vormen van eergerelateerd geweld?
Antwoord 2
In de motie Van Wijngaarden/Peters4 is verzocht om te onderzoeken of eergerelateerd zwaarder bestraft kan worden. Ter
uitvoering van deze motie wordt in kaart gebracht hoe eergerelateerd geweld nu bestraft
wordt. Hiervoor wordt de registratie van het OM en de Rechtspraak geanalyseerd. In
aanvulling hierop wordt ook een uitvraag gedaan bij de officieren van justitie om
de cijfers beter te kunnen duiden. Deze uitvraag loopt in ieder geval tot de zomer
van 2021. De exacte looptijd hangt samen met de hoeveelheid en de diversiteit van
de zaken die gemeld worden. Parallel hieraan wordt aan onderzoekers de vraag voorgelegd
of en op welke wijze het juridisch mogelijk is om deze zaken zwaarder te straffen
en welk effect hiervan verwacht wordt. Hierbij wordt ook naar de verschillende deelnemingsvormen,
zoals medeplichtigheid, gekeken.5 Over de uitkomsten hiervan wordt de Kamer in de volgende voortgangsbrief Geweld hoort
nergens thuis geïnformeerd.
Vraag 3
Wanneer kan de Kamer een concreet voorstel van het kabinet ontvangen om huwelijkse
uitbuiting effectiever aan te kunnen pakken, zoals verzocht in de motie-Jasper van
Dijk/Van Wijngaarden6? Moet voor de gewenste verbetering de strafbaarstelling van mensenhandel gewijzigd
worden, of wordt gekozen voor een andere route?
Antwoord 3
Bij huwelijkse uitbuiting lijkt, net als bij huwelijksdwang en eergerelateerd geweld,
sprake te zijn van een inperking van het recht om zelf te beschikken over lichaam
en leven. Het Parool7 schrijft in een artikel op 27 augustus 2020 dat deze praktijk vooral voorkomt bij
«verborgen vrouwen». Uit de verkenning naar schadelijke praktijken8 van Andersson, Elffers en Felix blijkt dat het bij verborgen vrouwen gaat om vrouwen
die gedwongen door de partner en/of één of meerdere leden van hun (schoon)familie
in lichte, matige of ernstige isolatie leven. Zij zijn veelal slachtoffer van een
vorm van directe of indirecte opsluiting, dan wel intimidatie, huiselijk geweld en/of
dwangarbeid. Deze vrouwen bevinden zich in een afhankelijke en kwetsbare positie waardoor
zij vatbaarder zijn voor uitbuiting.
Om dergelijke praktijken aan te pakken, is het van belang in te zetten op het eerder
en beter in beeld krijgen van schadelijke praktijken. Daarom gaat Pharos een brede
voorlichtingscampagne over schadelijke praktijken ontwikkelen. Het doel hiervan is
om (potentiële) slachtoffers, professionals en omstanders gericht te bereiken. Binnen
deze campagne wordt ook aandacht besteed aan huwelijkse uitbuiting.
Daarnaast werken de Ministers van OCW en SZW aan mentaliteitsverandering door de kennis
over en bewustwording van het recht op zelfbeschikking bij gesloten gemeenschappen
te vergroten. In de eerdergenoemde voortgangsbrief schadelijke praktijken bent u geïnformeerd
over de extra impuls, die zal worden gegeven aan de preventieve aanpak ter bevordering
van het recht op zelfbeschikking. Hierbij zal, indien dit een relevant onderscheid
is, ook apart aandacht zijn voor huwelijkse uitbuiting. Over de concrete invulling
wordt u in de volgende voortgangsrapportage «Geweld hoort nergens thuis» geïnformeerd.
In een situatie van huwelijkse uitbuiting kan reeds vervolgd worden voor mensenhandel.
Afhankelijk van de omstandigheden kan ook op andere gronden worden vervolgd, zoals
op grond van dwang (artikel 284 Wetboek van Strafrecht (Sr)) of wederrechtelijke vrijheidsberoving
(artikel 282 Sr). Zoals eerder is toegezegd door de Minister voor Rechtsbescherming,
wordt momenteel in samenspraak met ketenpartners en wetenschappers verkend of en,
zo ja, hoe een wijziging van de strafbaarstelling van mensenhandel (artikel 273f Sr)
kan bijdragen aan de bestrijding van handel in en uitbuiting van mensen, en het profiteren
daarvan.9 Uw Kamer ontvangt voor de zomer van 2021 verslag van deze verkenning. Wanneer door
een volgend kabinet besloten wordt tot een aanpassing van het mensenhandel-artikel,
dan zullen hierin de vragen rondom huwelijkse uitbuiting betrokken worden. Gezien
de aard van het fenomeen is dit de beste route om verbetering van de strafbaarstelling
te onderzoeken.
Vraag 4
Deelt u de mening dat te allen tijde voorkomen moet worden dat de hernieuwde vrijheid
na de coronacrisis voor vrouwen zou kunnen leiden tot nog grotere gevangenschap?
Antwoord 4
Ik deel de mening dat voorkomen moet worden dat de eerder genoemde «verborgen vrouwen»
tijdens en na de crisis gedwongen worden in nog verdergaande isolatie en gevangenschap
te leven. Het kabinet heeft, ook voor mensen in dergelijke situaties, een aantal maatregelen
genomen, zoals het financieren van de chatfunctie bij Veilig Thuis, voor mensen die
thuis niet ongemerkt kunnen bellen, en het introduceren van het codewoord masker 19, dat bij apothekers onopvallend genoemd kan worden om direct hulpverlening in gang
te kunnen zetten. Daarnaast hebben bijvoorbeeld artsen, het LKHA en FSAN aandacht
voor vrouwen die het risico lopen slachtoffer te worden van vrouwelijke genitale verminking
of huwelijksdwang. Ik deel uw opvatting dat ook na de corona-crisis inzet nodig is
om slachtoffers van schadelijke praktijken eerder en beter in beeld te krijgen en/of
de praktijken te stoppen en duurzaam op te lossen. De aangekondigde maatregelen in
de actieagenda schadelijke praktijken dragen daar aan bij. Daarnaast ben ik doorlopend
in gesprek met gemeenten, kenniscentra, migrantenorganisaties, artsen, Veilig Thuis
en politie om te bezien of extra maatregelen noodzakelijk zijn.
Vraag 6
Bent u bekend met het feit dat professionals op Schiphol die dreigende genitale verminking
moeten gaan signaleren, dit niet kunnen effectueren zolang het vliegverkeer stilligt?
Hoe snel kan deze signalering worden opgestart indien het vliegverkeer weer mogelijk
is? Zijn de betrokken professionals op dat moment klaar om direct aan de slag te gaan,
zodat wordt voorkomen dat meisjes en vrouwen het risico lopen genitaal verminkt te
worden?
Antwoord 6
Ja, met dit feit ben ik bekend. Omdat door de coronacrisis het vliegverkeer in grote
mate stil ligt, hebben de Minister voor Rechtsbescherming en ik prioriteit gegeven
aan maatregelen in de actieagenda die op dit moment kunnen worden uitgevoerd. De voorbereidende
werkzaamheden voor de uitvoering van deze maatregel zijn inmiddels gestart. Er is
een werkgroep opgericht met de betrokken organisaties waaronder de Koninklijke Marechaussee
en NIDOS met ondersteuning van de Britse politie.
Deze werkgroep gaat met twee trajecten aan de slag: ten eerste de ontwikkeling en
invoering van een waarschuwingssysteem voor slachtoffers van dreigende vrouwelijke
genitale verminking naar het voorbeeld van Birmingham Airport (Verenigd Koninkrijk).
Hierbij wordt onderzocht welke uitingen (zoals stickers, of video’s) op Schiphol mogelijk
zijn. Ten tweede wordt verkend welke proactieve interventies mogelijk zijn voor signalering
van dreigende vrouwelijke genitale verminking voorafgaand aan en tijdens de reisbewegingen
van meisjes (en hun familie). Dit is in aanvulling op de procedure die al gevolgd
wordt voor potentiële slachtoffers die bekend zijn bij de jeugdbescherming. Bij een
meer proactieve benadering is het voorkomen van profilering van specifieke bevolkingsgroepen
een belangrijk aandachtspunt.
Naar verwachting zijn de betrokken professionals in het tweede kwartaal 2022 klaar
om aan de slag te gaan.
Vraag 7
Deelt u de mening dat genitale verminking en de behandeling ervan zo snel mogelijk
moet worden opgenomen in de diagnose behandelcombinatie (dbc)? Zo ja, hoe staat het
met de gesprekken tussen de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de betrokken beroepsgroep?
Welke belemmeringen zijn er nog om de behandeling van genitale verminking op te kunnen
nemen in de dbc, hoe kunnen die worden weggenomen en op welke termijn is dit haalbaar?
Antwoord 7
Het klopt dat een onderdeel van de zorg voor slachtoffers van vrouwelijke genitale
verminking, zoals genoemd in de medische leidraad, op dit moment nog niet geregistreerd
kan worden door de medisch specialist. Op dit moment wordt alleen de clitorisreconstructie
geregistreerd. Ik deel de mening dat het van belang is om alle zorg voor slachtoffers
van vrouwelijke genitale verminking te kunnen registreren. Voordat dit opgenomen kan
worden in het Diagnose Behandelcombinatie (dbc)-systeem is het noodzakelijk voor de
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) dat de organisatie van zorg duidelijk is. Zoals aangegeven
in de antwoorden op uw vragen ingezonden op 17 december 2020 (over het voorkomen en
bestrijden van genitale verminking), zijn de beroepsgroep en de NZa hierover in gesprek.
Wanneer hier meer over bekend is, wordt gekeken hoe de zorg voor deze slachtoffers
in de dbc’s opgenomen kan worden. Voor de overige zorg genoemd in de leidraad is de
bekostiging (in de medisch specialistische zorg) geregeld.
Vraag 8
Bent u bekend met de vragenlijst van Perined die bij de vroege intake bij een zwangerschap
wordt afgenomen? Klopt het dat hier een vraag wordt gesteld over genitale verminking,
maar dat deze niet verplicht is om in te vullen? Deelt u de mening dat goede registratie
kan bijdragen aan het in kaart brengen en vervolgens aanpakken van genitale verminking?
Kunt u met de betrokken beroepsorganisaties in gesprek gaan om deze vraag ook verplicht
onderdeel van de vragenlijst te laten maken?
Antwoord 8
Ja, ik ben hiermee bekend. Vrouwelijke genitale verminking (VGV) is onderdeel van
de vragenlijst van Perined die ingevuld wordt door verloskundig zorgverleners. Een
uitvraag bij Perined toont aan dat dit onderdeel van de vragenlijst bij een beperkt
aantal wordt ingevuld, omdat dit bij een kleine groep vrouwen voorkomt. Het precieze
aantal gevallen van genitale verminking VGV is niet bekend en daarom is het op basis
van de vragenlijst niet mogelijk om te constateren of sprake is van eventuele onderrapportage.
Tegelijkertijd deel ik de opvatting dat goede registratie een bijdrage kan leveren
aan het in kaart brengen van de problematiek. Naast het belang van de zorg voor deze
vrouwen was dit een belangrijke reden voor opname van dit onderwerp in de vragenlijst
en is hier door beroepsverenigingen expliciet aandacht aan besteed. Dit is in latere
jaren herhaald. Het invullen van de vragen over vrouwelijke genitale verminking is
onderdeel van de standaard voorlichting over de Perined-vragenlijst en de wijze van
invullen. Ik ga in gesprek met de betrokken beroepsorganisaties om te verkennen in
hoeverre het mogelijk en wenselijk is om VGV een verplicht onderdeel van de vragenlijst
te maken en informeer uw Kamer in de eerstvolgende voortgangsrapportage «Geweld hoort
nergens thuis» over de uitkomsten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.