Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kröger en Bromet over het bericht 'Bospaden worden verhard met plastic bouwafval'
Vragen van de leden Kröger en Bromet (beiden GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Bospaden worden verhard met plastic bouwafval» (ingezonden 16 februari 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer (Infrastructuur en Waterstaat),
mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 23 april
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1977.
Inleiding:
Door verschillende fracties zijn schriftelijke vragen gesteld over de verharding van
bospaden met recyclinggranulaat. Hierbij ontvangt u, mede namens de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit, de antwoorden op de Kamervragen van de leden Kröger en
Bromet (beiden GL), de Kamervragen van het lid Dik-Faber (CU) en de Kamervragen van
de leden Wassenberg en Van Esch (beiden PvdD) over dit onderwerp.
Omdat veel vragen betrekking hebben op de samenstelling van de toegepaste bouwstof
en de wijze van toezicht ga ik daar eerst in het algemeen op in. De hier toegepaste
bouwstof valt onder de Europese bouwproductenverordening en daarom moet het product
voldoen aan een geharmoniseerde Europese norm (NEN-EN 13242). Deze norm schrijft onder
andere voor dat er maximaal 1% (gewichtsprocent) verontreiniging (onder meer plastic)
aanwezig mag zijn en maximaal 10 cm3/kg (volumecriterium) aan lichte deeltjes. Naast een CE-keur kunnen partijen private
keurmerken voeren. Om deze te verkrijgen moet voldaan worden aan de Beoordelingsrichtlijn
(BRL) Recyclinggranulaten, in dit geval BRL 2506 deel 1. In deze richtlijn staan dezelfde
normen voor verontreinigingen. Ook in de Regeling vaststelling van de status einde-afval
recyclinggranulaat zijn deze grenswaarden opgenomen.
Indien een bouwstof vervolgens wordt toegepast op de bodem moet ook voldaan worden
aan de milieueisen uit het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit. Hierin worden eisen
gesteld aan de samenstelling van de bouwstof (bijvoorbeeld asbest) en maximale emissiewaarden
van een aantal stoffen waaronder lood. Er worden in deze regelgeving nu geen eisen
gesteld aan de vervuiling met plastic van bouwstoffen. De producent van de bouwstof
moet een verklaring afgeven dat de bouwstof voldoet aan de milieueisen.
Het kwaliteitsborgingsysteem bodembeheer (Kwalibo) zoals vastgelegd in het Besluit
bodemkwaliteit reguleert de controle en het toezicht op de productie van bouwstoffen.
Het Kwalibo stelsel reguleert dat het recyclinggranulaat met een partijkeuring of
een erkende kwaliteitsverklaring op de markt mag worden gebracht. Bij een erkende
kwaliteitsverklaring hanteert de producent van de bouwstof een systeem van kwaliteitsbewaking
zoals voorgeschreven in de betreffende beoordelingsrichtlijn. De producent wordt gecontroleerd
door middel van periodieke audits door certificerende instellingen. Vanuit publieke
zijde houdt de ILT toezicht op de naleving van de eisen die zijn gesteld aan een erkende
kwaliteitsverklaring. Maakt de producent gebruik van een partijkeuring dan staat diegene
die de monstername uitvoert onder toezicht van de ILT en wordt de monsternemer ook
gecontroleerd door een certificerende instelling.
Daarnaast is er toezicht op de toepassing van het materiaal. Dat toezicht is in handen
van het lokale bevoegde gezag. Het lokale gezag zal in eerste instantie vertrouwen
op de afgegeven milieuhygiënische verklaring. Als dat niet het geval is kan het lokale
bevoegde gezag een signaal indienen bij de ILT en kan de ILT interveniëren richting
de erkende instantie (producent, monsternemer of certificerende instelling).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Bospaden worden verhard met plastic bouwafval»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
In hoeverre houdt Staatsbosbeheer zich momenteel aan de wettelijke eis dat één procent
van het verhardingsmateriaal uit bodemvreemd materiaal mag bestaan? Heeft u daar zicht
op? Hoeveel procent van het huidige verhardingsmateriaal bestaat uit bodemvreemd materiaal
in zowel volume- en gewichtsprocenten?
Antwoord 2
Bij de inkoop van verhardingsmateriaal werkt Staatsbosbeheer met leveranciers die
gecertificeerd zijn. Zij voldoen aan de eisen van de BRL 2506 en zijn daarmee in het
bezit van het NL-BSB certificaat en het extra KOMO productcertificaat. Hiermee houdt
Staatsbosbeheer zich aan de wettelijke eisen.
Staatsbosbeheer beheert in Nederland in totaal zo'n 11.200 kilometer wandel- en fietspaden:
4.800 km is onverhard, 1.200 km is half verhard, 1.600 km is verhard en 3.600 km is
onbekend. De status van de ondergrond van de verharde paden wordt niet bijgehouden,
evenmin de hoeveelheden materiaal die hiervoor in het verleden zijn toegepast
Staatsbosbeheer geeft aan dat het pad dat in het programma Pointer aan de orde komt,
overgenomen is van een derde partij. Daarbij is geen onderzoek gedaan naar de paden.
Staatsbosbeheer geeft aan dat dit normaalgesproken wel gebeurt. De desbetreffende
paden worden op korte termijn vervangen door een gecertificeerd mengsel. Staatsbosbeheer
heeft laten weten dit als een wake-up call te zien en gaat intern evalueren hoe de
verspreiding van plastic via paden kan worden voorkomen.
Vraag 3
Bent u van mening dat de wettelijke eisen voor de hoeveelheid bodemvreemd materiaal
in gewichtsprocenten bij een licht materiaal als plastic voldoende zijn? Zo ja, waarom?
Antwoord 3
Naast een gewichtscriterium is er ook een volumecriterium zodat de normen ook geschikt
zijn voor lichte materialen. Ik ga echter onderzoeken of er mogelijkheden zijn om
de toepassing van recyclinggranulaat beter te reguleren. Hier kom ik eind van het
jaar op terug.
Vraag 4
Klopt het dat Staatsbosbeheer door gebrek aan budget kiest voor vervuild materiaal
in plaats van schonere grondstoffen zoals grind of split? Deelt u de mening dat er
geen financiële prikkel zou moeten zijn om de natuur te vervuilen?
Antwoord 4
Bij de keuze van een verhardingslaag door Staatsbosbeheer worden meerdere criteria
gehanteerd, waaronder ook de kosten. De inzet van publieke middelen wordt hierbij
zorgvuldig gewogen tegen de voor- en nadelen voor het milieu. Grondstoffen als grind
of split hebben ook een milieu-impact. Incidenten zoals in het TV-programma Pointer
aan de orde komen, worden vanzelfsprekend door Staatsbosbeheer niet als acceptabel
gezien.
Vraag 5
Welke consequenties hebben deze bospaden op de natuur? Is er zicht op de hoeveelheid
microplastics en gifstoffen die in de natuur vrijkomen? Welke schadelijke effecten
hebben de toepassing van bodemvreemd materiaal op bijvoorbeeld bomen, planten en schimmels?
Antwoord 5
De plastics in recyclinggranulaat kenmerken zich eerder als macroplastics. Het is
echter waarschijnlijk dat deze op termijn door natuurlijke invloeden deels degraderen
tot microplastics. Ik heb het RIVM opdracht gegeven dit jaar onderzoek te doen naar
de aanwezigheid en het gedrag van microplastics in de bodem. Ook brengt het RIVM mogelijke
bronnen en emissies in kaart. Dit onderzoek levert de basiskennis die nodig is om
inzicht te krijgen in mogelijke maatregelen om emissies te mitigeren. Ik verwacht
de resultaten van dit onderzoek uiterlijk in het eerste kwartaal van 2022.
Vraag 6
Kunt u ingaan op de invloed van dit soort plastic deeltjes op dieren die hiermee in
aanraking komen? Zijn er al aanwijzingen dat dieren in de buurt van deze paden hier
last van hebben?
Antwoord 6
Er is mij geen onderzoek bekend naar de gevolgen van (micro)plastics in de bodem op
dieren. Ten aanzien van grotere stukken zwerfafval is bekend dat dieren kunststof
zwerfafval soms aanzien voor voedsel of er in verstrikt raken. Of dit ook voor de
plastic deeltjes op deze bospaden geldt is niet bekend.
Vraag 7, 8 en 9
Vindt u het zorgelijk dat gerecycled materiaal dat vervuild is met plastic telkens
in de natuur terechtkomt, zoals bij het storten van met plastic vervuilde bodem in
diepe plassen en de grote hoeveelheden plastic in compost? Vindt u dit type maatregelen
passend bij de transitie naar een circulaire economie? Deelt u de mening dat gerecyclede
materialen op een duurzame manier moeten worden hergebruikt, bijvoorbeeld voor nieuwe
producten, en niet in de natuur moeten worden gedumpt?
Bent u voornemens om de toepassing van bodemvreemd materiaal in verhardingsmateriaal
voor bospaden te verbieden? Is er een vergelijkbare maatregel mogelijk als bij het
verondiepen van plassen, waarbij sinds november 2018 de toepassing van bodemvreemd
materiaal niet langer is toegestaan en slechts sporadisch mag voorkomen in baggerspecie?
Deelt u de mening dat bodemvreemde materialen als plastic, metaal of rubber niet in
de natuur thuishoren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gaat u het gebruik van bodemvreemd
materiaal in de natuur volledig opschorten?
Antwoord 7, 8 en 9
Ik vind het belangrijk om te voorkomen dat door het recyclen van materialen ongewenste
milieueffecten optreden bij toepassing op of in de bodem.
Voor grond en bagger gelden voor plastic kwalitatieve eisen. In de Regeling Bodemkwaliteit
is bepaald dat plastic daar «sporadisch» in mag voorkomen. In grond en bagger zit
normaal gesproken geen plastic, waardoor het bij controleren opvalt als er wel plastic
in zit. Hierdoor is het voor verwerkers uitvoerbaar en voor handhavers goed te controleren.
Voor recyclinggranulaat geldt een kwantitatieve norm. Deze norm schrijft onder andere
voor dat er maximaal 1% (gewichtsprocent) verontreiniging (onder meer plastic) aanwezig
mag zijn en maximaal 10 cm3/kg (volumecriterium) aan lichte deeltjes. Recyclinggranulaat wordt gemaakt van steenachtig
bouwpuin. Plastic wordt zoveel mogelijk bij de sloop uit het bouwpuin gescheiden.
Het is in de praktijk niet mogelijk om al het plastic er vooraf uit te halen, omdat
bijvoorbeeld pluggen of ingefreesde leidingen vast zitten aan of in het bouwpuin.
Verwerkende bedrijven maken deze stroom daarom na vermalen zo schoon mogelijk, door
het plastic er handmatig of machinaal uit te verwijderen. Een kwalitatieve norm (sporadisch
voorkomen) is dan niet werkbaar.
Ik vind het belangrijk dat we het milieu beschermen en we zo veel mogelijk voorkomen
dat plastic in recyclinggranulaat blijft zitten en in het milieu terecht komt. Ik
ben daarom voornemens te onderzoeken of en welke aanvullende mogelijkheden er zijn
om de 1% regel aan te scherpen of op een andere manier het gebruik van recyclinggranulaat
beter te reguleren. Dat moet ik zorgvuldig onderzoeken, omdat recyclinggranulaat 30%
van de totale jaarlijkse Nederlandse afvalstroom omvat en meerdere toepassingsgebieden
kent waarbij het granulaat veelal is afgedekt, in- of opgesloten. De belangrijkste
toepassing is funderingsmateriaal onder wegen waarmee primaire grondstoffen worden
uitgespaard. Ik wil de gevolgen voor de verschillende toepassingsgebieden goed in
kaart brengen.
Naast het onderzoeken van de mogelijkheid om het gebruik van recyclinggranulaat, bijvoorbeeld
toepassing in natuurgebieden, beter te reguleren, wil ik ook op korte termijn met
de gebruikers en producenten in gesprek gaan om, speciaal voor wandelpaden in natuurgebieden,
afspraken te maken. Staatsbosbeheer wil het initiatief nemen om met andere terreinbeheerders
en andere partijen in de keten in gesprek te gaan om de haalbaarheid van alternatieven
voor menggranulaat te onderzoeken. Dit initiatief vind ik lovenswaardig en ik zal
Staatsbosbeheer hierbij ondersteunen met expertise. Daarnaast ga ik met de producenten
in overleg of het percentage vervuilingen in ieder geval voor deze specifieke toepassing
nog verder terug te brengen is.
Ten aanzien van plastic in compost verwijs ik naar de antwoorden op eerdere Kamervragen
daarover2.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.