Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Palland en Van den Berg over het bericht 'Zorgmedewerkers ervaren vaccinatiedruk'
Vragen van de leden Palland en Van den Berg (beiden CDA) aan de Ministers van Volksgezondheid Welzijn en Sport en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Zorgmedewerkers ervaren vaccinatiedruk» (ingezonden 30 maart 2021).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en van Minister
De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 21 april 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Zorgmedewerkers ervaren vaccinatiedruk»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op dit bericht en de signalen die onder andere vakbonden afgeven?
Antwoord 2
We hebben intensief contact met zowel werkgevers- als werknemersorganisaties over
het vaccinatieproces. De werkgeversorganisaties geven aan dat het vaccinatieproces
voor zorgpersoneel zorgvuldig verloopt. In het proces is veel aandacht voor voorlichting
en informatieverstrekking, waarbij het vrijwillige karakter van de vaccinatie wordt
benadrukt. Vanuit de werknemersorganisaties hebben we echter wel enkele signalen ontvangen
die erop wijzen dat werknemers de oproep om zich te laten vaccineren en de uitleg
daarover als dwingend ervaren. Dit zijn zorgelijke signalen omdat er geen sprake mag
zijn van dwang of drang richting werknemers om zich te laten vaccineren. Vaccinatie
is en blijft vrijwillig.
Vanwege de bescherming van de volksgezondheid en de mogelijkheid de samenleving weer
te openen, achten wij het van groot collectief belang om deelname aan het vaccinatieprogramma
te stimuleren, maar het moet een vrije keuze blijven voor mensen om zich te laten
vaccineren, dat is een grondrecht (artikel 8 EVRM). Het kabinet kiest daarom voor
beleidsinterventies die de keuze voor vaccinatie kunnen beïnvloeden, maar de keuzevrijheid
van mensen niet beperken. Dit conform het advies van de Gezondheidsraad van 4 februari
2021 «Ethische en juridische afwegingen COVID-19-vaccinatie».
Vraag 3
Is er nader inzicht te geven in de omvang van deze signalen, zowel in de zorg als
eventueel in andere sectoren over (ervaren) vaccinatiedruk richting personeel vanuit
directie of op de werkvloer onder collega’s?
Antwoord 3
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag twee mag er geen sprake zijn van vaccinatiedwang
of -drang. We hebben de werknemersorganisaties gevraagd om nader inzicht te geven
in deze signalen. Daaruit bleek dat er inderdaad enkele meldingen zijn binnengekomen
bij de vakbonden van zorgmedewerkers die vaccinatiedwang of -drang vanuit hun werkgever
en/of collega’s ervaren. De vakbonden hebben ons laten weten dat het in de afgelopen
vier weken om circa 20 meldingen ging. Vanwege de vertrouwelijkheid van de meldingen
kunnen zij geen nadere info verschaffen over deze meldingen.
Daarnaast is bij de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW) en de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) nagegaan of zij meldingen hebben ontvangen. De ISZW
laat weten dat er geen meldingen binnengekomen zijn over vaccinatiedwang of -drang.
De ISZW heeft op grond van de Arbeidsomstandighedenwet ook geen grondslag om hierop
te handhaven. Er worden namelijk geen bepalingen uit de Arbeidsomstandighedenwet overtreden
als er sprake is van (ervaren) vaccinatiedwang of -drang. Bij de IGJ is een enkel
signaal binnengekomen waarin sprake was van een indirecte vorm van vaccinatiedrang.
De IGJ heeft vanuit haar taakstelling geen aanleiding gezien om dit signaal verder
in behandeling te nemen en is hier ook geen logisch aanspreekpunt voor.
Vraag 4
Deelt u de mening dat er op geen enkele wijze sprake kan zijn van dwang of drang ter
zake vaccinatie?
Antwoord 4
Zie het antwoord op vraag twee.
Vraag 5
Wat wordt er gedaan aan informatievoorziening en voorlichting richting (zorg)personeel
ter zake vaccinatie (enerzijds inzake de werking van het vaccin en anderszijds inzake
de eigen afweging van een werknemer)?
Antwoord 5
We hebben intensief contact met zowel werkgevers- als werknemersorganisaties over
de voortgang van het vaccinatieproces. Tijdens deze gesprekken is benadrukt dat vaccinatie
vrijwillig is en dat er geen sprake kan zijn van dwang of drang richting werknemers.
Vanuit de overheid wordt ook aangestuurd op het voorkomen van drang bij de vaccinatiecampagne.
In de huidige vaccinatiecampagne wordt vooral gebruik gemaakt van milde vormen van
gedragsbeïnvloeding die de keuzevrijheid van mensen niet beperken. Er wordt met name
gebruik gemaakt van overreding en advisering om deelname aan het COVID-19-vaccinatieprogramma
te stimuleren, door het belang van vaccineren te benadrukken. Overreding gaat over
het met redelijke argumenten overtuigen van mensen om zich te laten vaccineren, zoals
het geven van technische informatie over de werking van de vaccins en het gericht
tegengaan van desinformatie. Advisering gaat over het in staat stellen van mensen
om een geïnformeerde keuze te maken, zoals betrouwbare en wetenschappelijk onderbouwde
informatie over de ontwikkeling van vaccins. In de publiekcommunicatie rondom vaccinatie
wordt daarom vooral ingezet op het geven van transparante, toegankelijke en begrijpelijke
informatie over de beschikbare vaccins, zodat iedereen een geïnformeerde keuze kan
maken.
Vraag 6
Wordt er actie ondernomen om vaccinatiedwang of -drang op de werkvloer te voorkomen
c.q. tegen te gaan? Zo ja, welke actie?
Antwoord 6
Vaccinatie is en blijft vrijwillig. Deze vrijwilligheid wordt ook benoemd in onze
gesprekken met de sociale partners en in de communicatiemiddelen die de overheid rondom
de vaccinatie beschikbaar stelt. Vaccineren raakt immers het grondrecht van burgers
op onaantastbaarheid van het lichaam en het recht op eerbiediging van de persoonlijke
levenssfeer. En als iemand om religieuze redenen niet gevaccineerd wil worden, kan
ook de vrijheid van godsdienst worden geraakt. Deze grondrechten zijn vastgelegd in
het EVRM en de Nederlandse Grondwet.
Als een werknemer vaccinatiedwang- of drang vanuit de werkgever ervaart kan hij/zij
dit het beste eerst met de werkgever bespreken. Zo nodig kan de werknemer binnen de
eigen organisatie terecht bij de ondernemingsraad of de vertrouwenspersoon voor advies.
Ook de arbodienst of de bedrijfsarts kan worden geraadpleegd. Het is belangrijk dat
de werkgever weet welke bezwaren een werknemer eventueel heeft tegen vaccinatie. Als
het om medische gegevens gaat, kan de werknemer deze met de bedrijfsarts bespreken.
Dan kan gezamenlijk worden bekeken of mogelijk besmettingsgevaar van collega’s en/of
patiënten/cliënten anders dan door vaccinatie kan worden weggenomen, bijvoorbeeld
door het (blijven) dragen van beschermingsmiddelen, het (tijdelijk) vervullen van
andere werkzaamheden of anderszins.
Op basis van het goed werkgeverschap en goed werknemerschap, zoals neergelegd in artikel
7:611 van het Burgerlijk Wetboek, mag van de werkgever en de werknemer worden verwacht
dat zij in onderling overleg streven naar een passende oplossing. In het uiterste
geval heeft de werkgever of de werknemer de mogelijkheid om naar de rechter te stappen
als binnen de arbeidsrelatie geen overeenstemming bereikt kan worden over de door
de werknemer (ervaren) vaccinatiedwang of -drang en de wens van de werkgever om besmettingsgevaar
op de werkvloer zoveel mogelijk tegen te gaan.
Vraag 7
Bent u bereid dit aan de orde te stellen in overleg met vakbonden en met name in overleg
met werkgeversorganisaties?
Antwoord 7
Ja, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 hebben we tijdens onze gesprekken
met zowel werkgevers- als werknemersorganisaties nadrukkelijk aandacht voor de vrijwilligheid
van vaccinaties en hebben we ook deze signalen besproken. We zullen de vrijwilligheid
ook in de toekomst blijven benadrukken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.