Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dik-Faber over het bericht ‘Vader van honderden’ en massadoneren van sperma
Vragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Vader van honderden» en massadoneren van sperma (ingezonden 30 maart 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 20 april
2021).
Vraag 1
Kent u het bericht «Vader van honderden» in de Volkskrant1 naar aanleiding van het bericht «The Case of the Serial Sperm Donor» in de New York
Times van 1 februari jl. en het daar op aansluitende televisie item?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat een donor zoals Jonathan internationaal honderden kinderen heeft
verwekt en dat al die kinderen dus wereldwijd honderden halfbroertjes en -zusjes hebben,
hetgeen – zoals uit onderzoek is gebleken en door Stichting Donorkind wordt bevestigd
– zeer belastend kan zijn op psychosociaal gebied (uit ervaring is bekend dat boven
het aantal van tien dit ongemakkelijk wordt)?3
Antwoord 2
Ik vind het onwenselijk wanneer donoren grote aantallen kinderen verwekken. Dit is
echter niet te voorkomen zolang vrouwen in de privésfeer (dus buiten een kliniek om)
met spermadonoren in zee gaan. Ik ben van mening dat het van groot belang is dat wensouders
zich de consequenties realiseren van hun keuze om via internet of social media een
spermadonor te vinden of daarvoor uitwijken naar het buitenland. Op die manier is
geen zicht op het aantal kinderen dat verwekt is met de zaadcellen van een donor en
kan het gebeuren dat een donorkind later geconfronteerd wordt met een groot aantal
halfbroers en -zussen, wat voor sommigen heel belastend kan zijn. Ook kan sprake zijn
van een anonieme donor waardoor afstammingsinformatie ontbreekt.
Vraag 3 en 4
Hoe lang weet u al dat de norm van maximaal 25 kinderen/12 gezinnen per spermadonor
gemakkelijk te omzeilen is, doordat iedere kliniek werkt met een zelf gegenereerde
code per donor in plaats van bijvoorbeeld het burgerservicenummer en de Stichting
Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting (SDKB) gegevens niet kan koppelen? Klopt het
dat dit «lek» al in 2016 aan het licht kwam in het rapport van de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ), waarin werd gesteld: «De inspectie concludeert dat een betere informatie-uitwisseling
tussen de klinieken en de SDKB noodzakelijk is», en dat u daar vooralsnog niets mee
heeft gedaan?
Waarom is geen gevolg gegeven aan het advies uit 2016 van de Nederlandse Vereniging
voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) en de Vereniging voor Klinische Embryologie
(KLEM) om over te gaan tot centrale registratie? Klopt het dat al in 2017 door de
NVOG werd gewaarschuwd voor de desbetreffende donor? Klopt het dat de IGJ vervolgonderzoek
heeft uitgevoerd naar de aantallen bij klinieken en dat ook uit een evaluatie van
ZonMw in 2019 naar voren kwam dat de gegevens niet correct waren? Waren deze signalen
bij u bekend en wat heeft u daarmee gedaan?
Antwoord 3 en 4
Uit het door u genoemde rapport van de Inspectie uit 2016 bleek dat de verschillende
klinieken op verschillende wijze met deze norm zijn omgegaan. Sommige klinieken hanteerden
een maximum van 25 kinderen, andere klinieken keken naar het aantal gezinnen waar
het semen voor gebruikt wordt.
In 2016 waren de meningen nog verdeeld over hoe de centrale registratie van het aantal
kinderen per donor vorm gegeven zou moeten worden. In het rapport «Van donor tot donorkind: ketenzorg en registratiesystematiek in de huidige Nederlandse
fertiliteitsklinieken op orde» (27 september 2016) merkte de IGJ (toen IGZ) hierover op dat veel klinieken hierin
een rol zagen voor de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting (Sdkb), maar
dat de Sdkb hier met haar wettelijke taakstelling geen mogelijkheden toe had. De inspectie
heeft het Ministerie van VWS naar aanleiding van dit rapport geadviseerd in 2017 een
vervolgevaluatie van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (Wdkb) uit te voeren
met de focus op het Sdkb-register en de wettelijke taakopdracht van de Sdkb, inclusief
de eventuele rol bij het monitoren van het maximaal aantal kinderen per donor. Het
rapport van deze evaluatie4 heb ik op 29 mei 2019 aan de Tweede Kamer aangeboden en mijn reactie op dit rapport
op 26 september 20195. De aanbevelingen met betrekking tot het monitoren van het aantal kinderen per donor
zijn verwerkt in het wijzigingsvoorstel van de Wdkb. Ik heb het advies van de Raad
van State met betrekking tot dit wijzigingsvoorstel recentelijk ontvangen en zal het
wetsvoorstel na verwerking van het advies zo spoedig mogelijk aanbieden aan de Tweede
Kamer.
Het klopt dat de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) in 2017
het Ministerie van VWS op de hoogte heeft gebracht dat er sprake was van een donor
die veel kinderen had verwekt in verschillende klinieken en mogelijk ook daarbuiten.
Om uit te sluiten dat er meerdere donoren waren die een groot aantal kinderen had
verwekt was de wens dat de Sdkb het gehele register zou doorzoeken op spermadonoren
die in meerdere klinieken actief zijn (geweest) en te bezien hoeveel zwangerschappen
er in totaal zijn geregistreerd van deze donoren. Dit was echter niet mogelijk omdat
de Sdkb hier geen wettelijke grondslag voor had en heeft. Met de wijziging van de
Wdkb, die zoals gezegd binnenkort aan de Tweede Kamer aangeboden wordt, wordt voorzien
in de mogelijkheid van centrale monitoring van het maximaal aantal kinderen per donor.
De IGJ heeft geen vervolgonderzoek verricht naar de aantallen bij de klinieken.
Vraag 5
Herinnert u zich uw opmerking in het algemeen overleg Medische ethiek, donorgegevens
kunstmatige bevruchting en orgaandonatie van 15 oktober 2020, dat spermabanken uit
het buitenland, dus ook Deense spermabanken, zich moeten houden aan het maximum aantal
kinderen in ons land, toen u zei: «Het is natuurlijk wel zo dat, als klinieken in
Nederland gebruikmaken van donorzaad uit het buitenland, gewoon de Nederlandse wetgeving
geldt. Voor het gros van de kinderen die in Nederland worden geboren, geldt dus gewoon
de Nederlandse wetgeving en daarmee gelden ook de eisen die in de Nederlandse wetgeving
worden gesteld»?6
Antwoord 5
Ja.
Vraag 6
Klopt het dat de IGJ al in 2016 erop heeft gewezen dat Cryos helemaal niet kan controleren
of het Nederlandse maximum aantal wordt overschreden? Wat heeft u met dit bericht
van de IGJ gedaan? Hoe is dit voor andere buitenlandse en/of commerciële klinieken
waar Nederlandse klinieken mee samenwerken? Is er zicht op welke klinieken in Nederland
werken met donorsperma uit buitenlandse klinieken?
Antwoord 6
De IGJ heeft in haar rapport «Van donor tot donorkind: ketenzorg en registratiesystematiek in de huidige Nederlandse
fertiliteitsklinieken op orde» (27 september 2016) aangegeven aandacht te zullen vragen bij het Ministerie van VWS
voor de mogelijke risico’s en onduidelijkheden rond het beleid van buitenlandse semenbanken
in relatie tot de vereisten van de Wdkb en de monitoring van het aantal kinderen per
donor.
Inmiddels kan Cryos vanwege veranderingen in de Deense wetgeving als spermabank geen
donorsperma meer verzenden naar privéadressen. Verzending is alleen toegestaan naar
goedgekeurde weefselcentra, vruchtbaarheidsklinieken, ziekenhuizen en geautoriseerde
professionele zorgverleners. Cryos volgt ook het nationale quotum voor het aantal
gezinnen dat een donor in een bepaald land kan gebruiken.
Ik heb geen zicht op welke klinieken in Nederland werken met donorsperma uit buitenlandse
klinieken. Klinieken dienen de (persoonsidentificerende) gegevens van donoren van
ei- en zaadcellen te registreren bij de Sdkb op basis van de Wdkb. Dit geldt ook wanneer
bij een behandeling gebruik gemaakt wordt van buitenlandse donoren.
Vraag 7
Wat is volgens u de Nederlandse norm van 25 kinderen/12 gezinnen voor Nederlandse
donorkinderen en hun ouders waard wanneer een donor van een buitenlandse spermabank
(zoals Cryos) in Nederland tot het gestelde maximum sperma kan doneren, maar tegelijkertijd
ook in alle andere landen tot het maximum aldaar? Bent u het met mij eens dat het
tegenstrijdig beleid is dat Nederlandse klinieken gebruik mogen maken van donoren
van buitenlandse spermabanken, waarbij het aantal nakomelingen kan oplopen tot honderden
kinderen, terwijl de norm in de Nederlandse wet is gesteld op 12 gezinnen (vrouwen)?
Antwoord 7
Voor het gebruik van buitenlandse donoren in Nederland geldt identieke wet- en regelgeving
als voor het gebruik van Nederlandse spermabankdonoren en Nederlandse eigen donoren.
De beroepsgroepen NVOG en KLEM hebben in het Landelijke standpunt spermadonatie7 opgenomen dat klinieken dienen te zorgen voor een juridisch geldend samenwerkingscontract
met de buitenlandse spermabank. De standaard is dat klinieken alleen zaken doen met
spermabanken die onder meer gebruik maken van een zogenaamd «pregnancy slot» om te
zorgen dat het maximaal aantal van 12 vrouwen per buitenlandse donor niet wordt overschreden
in Nederland. Ik kan niet voorkomen dat via de desbetreffende spermabank ook in andere
landen gebruik gemaakt wordt van deze spermadonor. Wensouders dienen zich de consequenties
van het gebruik van een buitenlandse donor te realiseren. Een van de consequenties
is de mogelijkheid van een groot aantal nakomelingen. Het maximale aantal kinderen
per donor wordt bepaald door verschillende aspecten tegen elkaar af te wegen. Deze
aspecten zijn de kans op inteelt, de kans op het wijd verspreiden van een genetische
aandoening, het belang van het kind, de overwegingen van de donor, en het belang van
de wensmoeder en partner. In Europees verband ligt er een advies van een internationale
gelegenheidswerkgroep van professionals over het maximale aantal kinderen per spermadonor,
indien internationaal (binnen Europa) gebruikt. De aanbeveling van deze groep komt
uit op 10–100 gezinnen waarbij men rekent op 2 kinderen per gezin8.
Vraag 8
Bent u van plan met spoed een voorstel aan de Kamer voor te leggen om de mazen in
de wet- en regelgeving te repareren? Bent u bereid in gesprek te gaan met de SDKB
en andere partners om te kijken wat in de tussenliggende periode gedaan kan worden
om «massadonatie» te voorkomen?
Antwoord 8
Met de wijziging van de Wdkb wordt wettelijk geborgd dat het sperma van een donor
maar bij maximaal 12 vrouwen door Nederlandse klinieken mag worden gebruikt en wordt
dit centraal door de Sdkb gemonitord. Ik hoop dit wijzigingsvoorstel na verwerking
van het recentelijk ontvangen advies van de Raad van State zo spoedig mogelijk naar
de Tweede Kamer te verzenden. Toezicht op dit maximumaantal is evenwel niet mogelijk
indien wensouders gebruik maken van donoren buiten de Nederlandse klinieken om.
Zolang het wetsvoorstel nog niet van kracht is, geldt de huidige situatie. De kliniek
maakt een aantal afspraken met de donor. Een daarvan is dat de donor verklaart dat
hij zich maar bij één spermabank inschrijft en dat hij zich onthoudt van donorschap
langs andere kanalen zoals aanbiedingen via internet. Dit kan niet worden gecontroleerd
en het is een kwestie van vertrouwen dat de donor deze afspraak nakomt.
Vraag 9
Kunt u aangeven hoe de SDKB denkt over haar rol en de mogelijkheden om instemming
te vragen van een buitenlandse spermadonor, gebruikt in een Nederlandse kliniek, als
de donorkinderen bij hen aankloppen voor hun persoonsgegevens? Welke mogelijke obstakels
voorziet de SDKB hierbij en wat gaat u hiermee doen?
Antwoord 9
Wanneer bij de Sdkb persoonsidentificerende gegevens van een donor worden opgevraagd
stelt de Sdkb de donor van de voorgenomen verstrekking van de gegevens op de hoogte,
alsmede van de gronden waarop dit voornemen berust. Binnen dertig dagen na de dag
van verzending van de kennisgeving kan de donor tegen de voorgenomen verstrekking
bezwaar maken bij de Stichting. Verstrekking geschiedt niet dan nadat de beslissing
op het bezwaar onherroepelijk is geworden. Om met de desbetreffende donor in contact
te komen checkt de Sdkb, als het gaat om een in Nederland woonachtige donor, de Basisregistratie
Personen (BRP) voor de huidige adresgegevens van de donor. Als het gaat om een buitenlandse
donor neemt de Sdkb hiervoor contact op met de buitenlandse semenbank waar de donor
zijn sperma heeft gedoneerd.
Vraag 10
Bent u ook verontrust over het vermoeden, gebaseerd op forumberichten op internet,
van Stichting Donorkind dat er een competitie bestaat tussen sommige massadonoren:
wie kan de meeste kinderen verwekken? Bent u bereid hier onderzoek naar te laten doen?
Antwoord 10
Ik ben hiervan op de hoogte en vind dergelijke gedrag van donoren verwerpelijk. Ik
ben niet bereid hier onderzoek naar te laten doen, omdat de uitkomst van een dergelijk
onderzoek niet zal leiden tot een oplossing. Het gaat om handelingen in de privésfeer
en daarop is geen toezicht mogelijk.
Vraag 11
Wanneer wordt het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet donorgegevens kunstmatige
bevruchting (Wdkb) aan de Kamer toegezonden? Waarom duurt het zo lang voordat dit
wetsvoorstel naar de Kamer wordt gestuurd? De tweede evaluatie van de Wdkb is toch
in april 2019 afgerond?
Antwoord 11
Ik verwacht het wetsvoorstel tot wijziging van de Wdkb op korte termijn naar de Tweede
Kamer te kunnen verzenden. Het rapport van de tweede evaluatie van de Wdkb9 heb ik op 29 mei 2019 aan de Kamer aangeboden en mijn reactie op dit rapport op 26 september
2019. In die reactie heb ik aangegeven op welke punten de Wdkb gewijzigd zou worden
naar aanleiding van de evaluatie. Het was noodzakelijk om de praktische invulling
en de consequenties van de wetswijziging goed af te stemmen met betrokken partijen.
Daarbij zijn ook de reacties betrokken die in het kader van de internetconsultatie
over een concept van het wetsvoorstel zijn ingediend. Deze consultatie liep van begin
juni tot eind juli 2020. De voortgang van het traject heeft enige vertraging opgelopen
mede ook door de uitbraak van COVID-19.
Vraag 12 en 13
Hoe wilt u ervoor zorgen dat donoren die niet via klinieken doneren zich wel aan de
regels houden? Wat vindt u van het idee van Moms on a Mission voor een registratiesysteem
voor privédonaties, in casu geen apart registratiesysteem maar de mogelijkheid om
te controleren of een donor waarmee je van plan bent een kind te krijgen al geregistreerd
staat bij de SDKB, zodat wensouders hun eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen?
Is het u bekend dat wensouders in toenemende mate kiezen voor een eigen donor? Bent
u bereid om te kijken naar een mogelijkheid voor wensouders die gebruik maken van
een eigen donor, buiten de klinieken om, om in een afstammingsregister de afstammingsinformatie
voor het kind veilig te kunnen stellen? Bent u bereid om ook goede voorlichting rond
thuisinseminaties en de mogelijke consequenties van deze route met een eigen donor
in uw plannen mee te nemen?
Antwoord 12 en 13
Ik heb geen middelen tot mijn beschikking om ervoor te zorgen dat donoren zich buiten
de klinieken om aan de regels houden. Het is niet mogelijk een registratieplicht in
te voeren voor handelingen in de privésfeer. Bovendien heeft registratie weinig zin
als de donor vervolgens zijn diensten anoniem aanbiedt op bijvoorbeeld internet of
in het buitenland en er wensouders zijn die van die diensten gebruik blijven maken.
Registratie van donoren is geborgd wanneer spermadonatie via een Nederlandse kliniek
plaatsvindt.
Ouders moeten ervan doordrongen zijn dat het gebruik van een spermadonor vanuit de
ouderlijke verantwoordelijkheden niet lichtzinnig moet worden overwogen, en dat daarbij
op hen een bijzondere verantwoordelijkheid ligt om dat zo te doen dat de gegevens
van de donor op termijn voor het kind te achterhalen zijn en dat voor het kind bekend
kan worden hoeveel halfbroertjes en -zusjes het heeft indien het kind behoefte heeft
aan deze informatie. Ik adviseer wensouders daarom een spermadonor te vinden via een
kliniek of om de spermadonatie van een eigen donor via een kliniek te laten plaatsvinden
om zoveel mogelijk excessen te voorkomen.
Ouders die gebruik maken van een voor hen bekende donor beschikken zelf over de afstammingsinformatie
van hun kind en zij kunnen deze informatie zelf aan hun kind ter beschikking stellen
op een manier die zij passend vinden.
Ik onderstreep het belang van goede voorlichting. Voorlichting aan wensouders vindt
plaats via klinieken en ook via particuliere websites. Fiom ontvangt van het Ministerie
van VWS een instellingssubsidie als kenniscentrum op het gebied van onder meer afstammingsvragen.
Zowel donorkinderen als donoren en wensouders kunnen bij Fiom terecht met allerlei
vragen op dit terrein. Ook kunnen donorkinderen die op zoek zijn naar afstammingsinformatie
en donoren van voor 2004 zich gratis inschrijven in de Fiom KID-DNA databank. Daarnaast
is op 12 maart 2021 het digitale Landelijk informatiepunt donorconceptie officieel
online gegaan. Het informatiepunt is tot stand gekomen door samenwerking tussen de
Stichting donorkind, Stichting meer dan gewenst, Fiom en de Special Interest Group
Gameetdonatie, die onderdeel is van de NVOG en het POINT-netwerk. Door de inrichting
van dit digitale informatiepunt is alle informatie rond donorconceptie op één centraal
punt te vinden. Het Ministerie van VWS financiert dit digitale informatiepunt (www.donorconceptie.nl).
Vraag 14
Kunt u aangeven hoe u de unaniem aangenomen motie Dik-Faber/Bergkamp zult uitvoeren,
waarbij u ingaat op alle specifieke onderdelen van de motie, en op welke termijn u
dat gaat doen?10
Antwoord 14
In de motie Dik-Faber/Bergkamp wordt de regering verzocht om11 de waarborgen, in lijn met het internationale verdrag voor de rechten van het kind,
onder de aandacht te brengen in internationale gremia, bijvoorbeeld bij de Raad van
Europa of andere overlegstructuren, waarbij nationale soevereiniteit het uitgangspunt
blijft, en de Kamer hierover met regelmaat te informeren en12 in te zetten op het goed informeren van wensouders over de consequenties van het
gebruik van buitenlandse donoren en daarbij ook de route en risico’s voor het achterhalen
van donoren van buitenlandse semenbanken door Nederlandse nakomelingen specifiek in
kaart te brengen.
Ad 1.
Landen kennen op het terrein van medische ethiek een grote mate van beleidsruimte.
Om de nationale beleidsruimte op dit terrein te behouden heeft Nederland het Oviedo
Verdrag niet geratificeerd. Daarmee is Nederland geen Party State maar slechts Member
State, waardoor de invloed van Nederland beperkt is. Het Oviedo Verdrag, oftewel het
Biogeneeskundeverdrag, bevat bepalingen omtrent de waardigheid en identiteit van het
menselijk wezen. Het Verdrag biedt waarborgen ter eerbiediging van ieders integriteit
en andere rechten en fundamentele vrijheden met betrekking tot de toepassing van de
biologie en de geneeskunde.
Nederland neemt actief deel aan de vergaderingen van het Committee on bioethics (DH-BIO).
Het DH-BIO geeft adviezen en kan geen bindende besluiten nemen. Als de gelegenheid
zich voordoet, zal het Nederlandse standpunt actief worden uitdragen waarbij dan geldende
nationale wet- en regelgeving uiteraard leidend is.13
Ad 2.
Voorlichting aan wensouders vindt plaats via klinieken en ook via particuliere websites.
Op 12 maart 2021 is het digitale Landelijk informatiepunt donorconceptie officieel
online gegaan. Het informatiepunt is tot stand gekomen door samenwerking tussen de
Stichting donorkind, Stichting meer dan gewenst, Fiom en de Special Interest Group
Gameetdonatie, die onderdeel is van de NVOG en het POINT-netwerk. Door de inrichting
van dit digitale informatiepunt is alle informatie rond donorconceptie op één centraal
punt te vinden. Daartoe behoort ook informatie over de consequenties van het gebruik
van buitenlandse donoren. Het Ministerie van VWS financiert dit digitale informatiepunt
(www.donorconceptie.nl). Daarnaast is Fiom beschikbaar als kenniscentrum op het gebied van afstammingsvragen
om (individuele) vragen te beantwoorden en stelt Fiom informatie beschikbaar m.b.t.
afstammingsvragen (www.fiom.nl).
Vraag 15
Kent u het bericht «Rijnstate ziekenhuis hoeft identiteit zaaddonor niet bekend te
maken»?14
Antwoord 15
Ja.
Vraag 16
Deelt u ook het standpunt van de rechter dat de politiek bij de invoering van de Wdkb
in 2004 met de toevoeging van de slot- en overgangsbepalingen niet genoeg rekening
heeft gehouden met de belangen van donorkinderen, doordat al bestaande bekende donoren
alsnog de mogelijkheid kregen om anoniem te blijven?
Antwoord 16
Ja dat standpunt deel ik en dat had ik ook al kenbaar gemaakt in mijn reactie op de
tweede evaluatie van de Wdkb15.
Vraag 17
Deelt u het standpunt dat conform internationale verdragen kinderen recht hebben om
te weten van wie zij afstammen en dat het moeilijk voorstelbaar is dat belangen van
een donor zwaarder wegen dan de belangen van het kind?
Antwoord 17
Ik onderschrijf het recht van ieder kind om te weten van wie hij of zij afstamt. Dat
is ook het doel van de Wdkb en de reden dat deze wet is ingevoerd. Tegelijkertijd
is het recht om te weten van welke ouders men afstamt niet absoluut. Het recht dient
eventueel te wijken voor de rechten en vrijheden van anderen wanneer deze in het gegeven
geval zwaarder wegen. De bepalingen uit het IVRK (artikel 7) en het EVRM (artikel
8) bieden de Europese lidstaten ruimte om bij het inrichten van het wettelijk stelsel
de belangen van alle betrokken partijen tegen elkaar af te wegen en daarin een evenwichtige
balans te treffen. De overgangsregeling van artikel 12 van de Wdkb is tegen die achtergrond
tot stand gekomen. De wetgever heeft hierbij evenwel de situatie van B-donoren, zoals
aan de orde in de zaak tegen Rijnstate, onvoldoende in ogenschouw gehad.
Vraag 18
Herinnert u zich uw brief d.d. 26 september 2019 naar aanleiding van het rapport van
de tweede evaluatie van de Wdkb, dat op 29 mei 2019 aan de Kamer is aangeboden, en
waarin u onder meer het volgende aan de Voorzitter van de Tweede Kamer geschreven
heeft?16,
17
Antwoord 18
Ja. Het is echter onduidelijk waarnaar wordt verwezen bij verwijzing 8.
Vraag 19
Wat vindt u ervan dat de rechter concludeert dat «de grens is bereikt van wat de rechter
kan beslissen» en dat de politiek nu aan zet is? Welke actie gaat u ondernemen om
ervoor te zorgen dat donorkinderen alsnog kunnen achterhalen wie hun donorvader is?
Antwoord 19
De uitspraak van de rechtbank ziet op een behandeling die heeft plaatsgevonden vóór
inwerkingtreding van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (Wdkb). Het ziekenhuis
in kwestie verkeert in een conflict van plichten. Enerzijds heeft het ziekenhuis zich
jegens de moeder van het donorkind gecommitteerd om de persoonsidentificerende gegevens
van de donor aan het donorkind te verstrekken na het bereiken van de leeftijd van
zestien jaar, anderzijds is het ziekenhuis daartoe niet bevoegd vanwege het intrekken
van de toestemming daartoe door de donor. Om te kunnen beoordelen of het ziekenhuis
niettemin verplicht kan worden tot verstrekking van de persoonsidentificerende gegevens van de donor is de rechtbank van oordeel dat er een belangenafweging
moet plaatsvinden tussen de belangen van het donorkind en de belangen van de donor.
De rechtbank kan een dergelijke afweging niet maken, omdat de donor geen partij is
in deze zaak. Volgens de rechtbank is de grens bereikt van wat de rechter kan beslissen
en is de wetgever aan zet.
In mijn reactie op de tweede evaluatie van de Wdkb18 heb ik aangegeven eerst de uitspraak van de rechter in (een van de) twee rechtszaken
af te wachten alvorens mij te beraden op eventuele vervolgstappen. De uitspraak van
de rechtbank in de rechtszaak tegen Rijnstate is nu bekend. De uitspraak in een tweede
zaak wordt uiterlijk 2 juni 2021 verwacht. In deze zaak gaat het ook om het verstrekken
van persoonsidentificerende gegevens van een donor die ten tijde van zijn donatie
een bekende donor wilde zijn en er later voor heeft gekozen anoniem te blijven. Ik
wil ook de uitspraak in deze zaak afwachten. Afhankelijk van de uitspraak ben ik bereid
een wetswijziging te initiëren. Een wetswijziging zou in kunnen houden dat gegevens
van een B-donor van voor 2004 in principe worden verstrekt, tenzij de donor een zwaarwegend
belang kan aantonen om niet over te gaan tot verstrekking van zijn persoonsidentificerende
gegevens. Dit is meer in lijn met de geest van de Wdkb. Op deze manier worden B-donoren
van voor 2004 op dezelfde wijze behandeld als de donoren van na 2004. Het is overigens
ook mogelijk dat de rechtbank zal oordelen dat de kliniek waar de behandeling met
de gedoneerde zaadcellen heeft plaatsgevonden op basis van de behandelovereenkomst
persoonsidentificerende gegevens zou moeten verstrekken.
Vraag 20
Wat vindt u ervan dat als een anonieme donor is overleden, familie niet wordt benaderd
indien een donorkind informatie opvraagt over de donor en dat donorkinderen op andere
manieren (DNA testen en stamboomonderzoek) vaak uiteindelijk toch uitkomen bij de
familie – wat mogelijk nog invasiever is in de levens van mensen? Deelt u de mening
dat het beschermen van de gegevens van anonieme donoren in feite achterhaald is, gezien
de huidige ontwikkelingen op het gebied van internationale DNA databanken?
Antwoord 20
Ik veronderstel dat uw vraag betrekking heeft op de situatie dat een anonieme donor
van voor 1 juni 2004 is overleden en zijn persoonsidentificerende gegevens niet kunnen
worden verstrekt vanwege het ontbreken van instemming van de donor. Artikel 12 van
de Wdkb voorziet niet in een vervangende regeling ingeval van overlijden van de donor.
De situatie is anders in gevallen waarop artikel 3 van de Wdkb ziet. In dat geval
is verstrekking van de persoonsidentificerende gegevens van de donor aan het donorkind
het uitgangspunt en zal het overlijden van een donor niet automatisch betekenen dat
geen verstrekking meer kan plaatsvinden.
Ik ben niet van mening dat het beschermen van de gegevens van anonieme donoren van
voor 2004 achterhaald is; ook niet in het licht van de huidige ontwikkelingen op het
gebied van internationale DNA databanken. Anonieme donoren van voor 2004 zijn altijd
in de veronderstelling geweest dat zij anoniem zouden blijven. Deze donoren hebben
recht op bescherming op basis van artikel 8 EVRM dat bepaalt dat het privéleven en
gezinsleven van burgers moet worden beschermd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.