Schriftelijke vragen : Het bericht ‘TONK steun veel minder aangevraagd dan verwacht’
Vragen van het lid Van Weyenberg (D66) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «TONK steun veel minder aangevraagd dan verwacht» (ingezonden 8 april 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «TONK steun veel minder aangevraagd dan verwacht»?1
Vraag 2
Klopt het dat gemeenten een vermogenstoets toepassen bij het uitvoeren van de regeling
Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK)? Klopt het dat de vermogenstoets
ook is opgenomen in de handreiking aan gemeenten? Hoe verhoudt dit zich tot de motie
Van Weyenberg2 waarin de regering is gevraagd juist geen vermogenstoets op te nemen in de handreiking?
Vraag 3
Deelt u de mening dat hierdoor de uitvoering van de TONK juist strenger is dan de
uitvoering van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO),
omdat de TOZO geen vermogenstoets kent? Deelt u de mening dat dit indruist tegen de
bedoeling van de TONK, waarbij juist mensen die tussen wal en schip vallen bij andere
steunmaatregelen (zoals de TOZO) steun zouden moeten krijgen?
Vraag 4
Bent u, zoals toegezegd in uw brief van 12 maart 2021, al in gesprek geweest met gemeenten
om te bezien hoe de uitvoering van de TONK in de praktijk uitwerkt? Zo nee, kunt u
toezeggen deze signalen mee te nemen en bij gemeenten onder de aandacht te brengen
dat een vermogenstoets juist niet zou moeten worden toegepast? Bent u bereid de handreiking
aan te passen?
Vraag 5
Kunt u per verzoekpunt aangeven hoe de motie Van Weyenberg is uitgevoerd?
Vraag 6
Klopt het dat er bij de toepassing van de TONK een partnertoets wordt gehanteerd?
Kunt u toelichten wat de achtergrond hiervan is? Klopt het dat het juist niet strookt
met het doel van de TONK om een partnertoets op te nemen?
Vraag 7
Herkent u het beeld dat er minder mensen zijn die een beroep doen op de TONK? Kunt
u een inschatting geven van de redenen waarom hier minder beroep op wordt gedaan?
Kunt u daarbij toelichten of dit komt doordat 1) men niet bekend is met het bestaan
van de regeling, 2) men verwacht dat de regeling toch te streng is, men het niet nodig
heeft of een andere (combinatie van) reden(en)? Kunt u toelichten wat u gaat doen
om ervoor te zorgen dat geen sprake meer is van genoemde redenen onder 1) of 2)?
Vraag 8
Deelt u de mening dat gemeenten ruimhartig moeten omspringen met de aanvragen, omdat
de TONK zo is bedoeld? Bent u bereid zich hiervoor hard te maken?
Vraag 9
Deelt u de mening dat gemeenten extra ruimte hebben om ruimhartig met verzoeken om
te gaan, nu blijkt dat er minder beroep op de TONK wordt gedaan dan gedacht? Mogen
ondernemers ook spoedige behandeling verwachten nu de aanvragen minder zijn dan verwacht?
Vraag 10
Is het extra geld dat is vrijgemaakt voor gemeenten inmiddels verdeeld onder de gemeenten?
Zo nee, ligt het dan in de reden om gemeenten die worden geconfronteerd met veel aanvragen
meer gelden toe te kennen dan gemeenten die juist achterblijven wat betreft de hoeveelheid
aanvragen?
Indieners
-
Gericht aan
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Indiener
S.P.R.A. van Weyenberg, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.