Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Tjeerd de Groot over het bericht ‘Noodkreet sectoren: zonder groene middelen, geen vergroening’
Vragen van het lid De Groot (D66) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Noodkreet sectoren: zonder groene middelen, geen vergroening» (ingezonden 11 maart 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 6 april
2021).
Vraag 1
Klopt het gestelde feit dat het in behandeling nemen van toelatingsdossiers voor groene
laagrisico gewasbeschermingsmiddelen een lange wachttijd kent bij het College voor
de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en dus te lang op de
plank blijven liggen, soms wel drie tot vier jaar? Zo ja, waardoor komt dit? Zo nee,
welke wachttijd is normaal?1
Antwoord 1
Ik heb uw Kamer vorig jaar geïnformeerd over het feit dat er sprake is van een tekort
aan specialistische beoordelingscapaciteit in Europa en dat er een scheve verdeling
is van het werk over de lidstaten, waarbij het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
en biociden (hierna: Ctgb) bovengemiddeld veel werk levert. Het Ctgb heeft de beoordelingscapaciteit
de afgelopen jaren uitgebreid, maar dat kan niet voorkomen dat de vraag inmiddels
groter is dan het Ctgb kan accommoderen (Kamerstuk 27 858, nr. 521). Om ervoor te zorgen dat doorlooptijden per aanvraag niet teveel toenemen heeft
het Ctgb als rapporterend lidstaat daarom (naast andere maatregelen) bijvoorbeeld
de instroom van Europese aanvragen voor onder andere de goedkeuring van nieuwe werkzame
stoffen en de zonale toelating van nieuwe gewasbeschermingsmiddelen voorlopig moeten
beperken.
Het Ctgb heeft voor de komende jaren al een behoorlijk aantal aanvragen voor nieuwe
stoffen en nieuwe middelen als rapporterend lidstaat geaccepteerd en in de planning
opgenomen, waaronder veel nieuwe biologische stoffen en middelen (zie paragraaf 5.1
van het werkplan / de begroting kalenderjaar 2021 van het Ctgb2).
Het is van groot belang dat producenten hun intentie om een Europese of zonale aanvraag
te doen op tijd aan het Ctgb melden, zodat het Ctgb deze aanvraag kan opnemen in de
planning op het gewenste tijdstip. Mocht het Ctgb onverhoopt op dit tijdstip geen
ruimte hebben als rapporterend lidstaat, dan kan de producent ervoor kiezen de aanvraag
bij een andere lidstaat in te dienen. Deze lidstaat voert dan de beoordeling uit.
Het Ctgb kan op basis van zo’n beoordeling voor een gewasbeschermingsmiddel een toelating
afgeven als de producent een aanvraag voor de toelating van dit middel indient bij
het Ctgb als betrokken lidstaat. Voor dit type aanvragen geldt geen beperking van
de instroom.
Jaarlijks bekijkt het Ctgb of bijstelling van de instroom van aanvragen en groei van
de capaciteit nodig is, rekening houdend met het absorptievermogen van de organisatie.
Het gaat hierbij overigens niet alleen om de capaciteit van het Ctgb, maar ook om
de capaciteit van de andere bevoegde autoriteiten in de Europese Unie. Dit is dan
ook een aandachtspunt in mijn inbreng in het kader van de REFIT van Verordening (EG)
1107/2009.
Vraag 2, 3
Hoe past deze wachttijd bij de in 2019 gepresenteerde «Toekomstvisie gewasbescherming
2030» waarvan een van de doelen is dat meer biologische stoffen/middelen beschikbaar
moeten komen, omdat ze zeer belangrijk zijn als onderdeel van weerbare planten en
teeltsystemen zoals in de toekomstvisie omschreven staat?3
Onderschrijft u de visie in het Uitvoeringsprogramma Gewasbescherming dat de transitie
naar biologische middelen nodig is voor een duurzame gewasbescherming, waarbij die
middelen tevens bijdragen aan het verhogen van de weerbaarheid van die nieuwe teeltsystemen?4
Antwoord 2, 3
Ik onderschrijf de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 uiteraard. Deze richt zich
op het realiseren van weerbare planten en teeltsystemen en het verbinden van land-
en tuinbouw met natuur. Dit leidt tot het verminderen van de behoefte aan gewasbeschermingsmiddelen.
Als er dan toch gewasbeschermingsmiddelen nodig zijn voor het bestrijden van ziekten,
plagen en onkruiden, dan bij voorkeur laag-risicomiddelen, nagenoeg zonder emissies
naar het milieu en nagenoeg zonder residuen op producten voor de voedselconsumptie
(Kamerstuk 27 858, nr. 449). Het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 bevat vele acties
om de hierboven genoemde doelen te realiseren en om ervoor te zorgen dat agrarische
ondernemers een breed palet aan handelingsperspectieven krijgen. Eén van deze handelingsperspectieven
is de beschikbaarheid van gewasbeschermingsmiddelen, waaronder laag-risicomiddelen
(Kamerstuk 27 858, nr. 518). Wij werken daar hard aan. Tegelijkertijd is de beoordelingscapaciteit van het Ctgb
en de andere bevoegde autoriteiten helaas niet oneindig.
Vraag 4
Klopt het dat er, naast een lange wachttijd alvorens een stoffendossier beoordeeld
kan worden, ook nog een lange doorlooptijd is voor de uiteindelijke beoordeling van
de stof en vervolgens van het desbetreffende middel, waardoor het minimaal vijf tot
zeven jaar duurt voordat de telers gebruik kunnen maken van deze stoffen en middelen?
Antwoord 4
Verordening (EG) 1107/2009 bevat wettelijke termijnen voor het afhandelen van dossiers
voor werkzame stoffen en voor gewasbeschermingsmiddelen. Een Europese (her)beoordeling
van een dossier voor een werkzame stof kost in principe drie jaar. Een zonale beoordeling
van een dossier voor een gewasbeschermingsmiddel op basis van een goedgekeurde werkzame
stof kost in principe 120 dagen voor een laag-risicomiddel en één jaar voor de overige
middelen.
Er kunnen zich echter situaties voordoen, dat een producent gedurende een traject
van (her)beoordeling van een dossier gevraagd wordt om aanvullende informatie te leveren.
Het leveren van aanvullende informatie kost tijd, waardoor de doorlooptijd van het
afhandelen van zo’n dossier meestal langer wordt.
Vraag 5
Bent u ervan op de hoogte dat tot 2024 bij het Ctgb geen nieuwe biologische/groene
stoffen en/of middelen in beoordeling genomen kunnen worden? Klopt het dat dit een
gevolg is van (te) beperkte capaciteit?
Antwoord 5
Nee. Integendeel, het Ctgb heeft voor de komende jaren juist al een behoorlijk aantal
aanvragen voor nieuwe stoffen en nieuwe middelen als rapporterend lidstaat geaccepteerd
en in de planning opgenomen, waaronder veel nieuwe biologische stoffen en middelen
(zie verder het antwoord op vraag 1).
Vraag 6
Kunt u aangeven op welke manier u invulling heeft gegeven aan de aanbevelingen in
het rapport Green Deal Groene Gewasbeschermingsmiddelen uit 2017 om beoordeling van
groene/biologische middelen te versnellen? Wat is de huidige status van het Green
team en hoe wordt de capaciteit in dit team benut ten behoeve van de beoordeling en
toelating van groene middelen?5
Antwoord 6
Mijn inzet in de Europese Unie op het versnellen en vereenvoudigen van de goedkeuring
en toelating van «groene gewasbeschermingsmiddelen» (middelen met een werkzame stof
van natuurlijke herkomst zoals plantenextracten, feromonen en micro-organismen) richt
zich nu vooral op een actieve betrokkenheid van Nederlandse experts bij het aanpassen
van de datavereisten voor stoffen op basis van micro-organismen.
Daarnaast heb ik in het kader van de REFIT van Verordening (EG) 1107/2009 in de Raad
gepleit voor het versnellen en vereenvoudigen van de goedkeurings- en toelatingsprocedures
voor laag-risicostoffen en -middelen (Kamerstuk 27 858, nr. 515). «Groene» gewasbeschermingsmiddelen blijken vaak te worden ingedeeld als laag-risicostof
of -middel. Het is belangrijk dat de Europese Commissie invulling geeft aan deze oproep.
Waar mogelijk, zoals bij stoffen op basis van micro-organismen, zal Nederland daaraan
bijdragen.
Het Ctgb heeft een zogenaamd «green team» met beoordelaars gespecialiseerd in «groene
gewasbeschermingsmiddelen» (middelen met een werkzame stof van natuurlijke herkomst
zoals plantenextracten, feromonen en micro-organismen). De beschikbaarheid van deze
expertise is een belangrijke randvoorwaarde voor het goed kunnen beoordelen van dergelijke
middelen.
Vraag 7
Realiseert u zich dat het grote aantal biologische/groene middelen dat de teler nodig
heeft om de transitie naar weerbare systemen te maken op deze manier niet tijdig beschikbaar
komt?
Antwoord 7
Ik realiseer me dat agrarische ondernemers een breed palet aan handelingsperspectieven
nodig hebben om de transitie naar weerbare planten en teeltsystemen te realiseren
en dat de beschikbaarheid van gewasbeschermingsmiddelen, waaronder laag-risicomiddelen,
er daar een van is.
Het is overigens niet zo dat er geen nieuwe werkzame stoffen en gewasbeschermingsmiddelen
beschikbaar komen. Alle lidstaten werken daar hard aan. We moeten ons echter realiseren
dat de beoordelingscapaciteit niet oneindig is.
Vraag 8
Deelt u de mening dat actie ondernomen moet worden om biologische/groene stoffen (op
EU-niveau) en biologische middelen (op nationaal niveau) versneld toegelaten te krijgen
en beschikbaar te maken voor de teler? Zo ja, welke acties gaat u ondernemen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 8
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 6.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.