Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kuiken en Nijboer over de lange wachttijden in de ggz in Groningen
Vragen van de leden Kuiken en Nijboer (beiden PvdA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de lange wachttijden in de ggz in Groningen (ingezonden 24 februari 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
1 april 2021).
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat de wachttijden voor de geestelijke gezondheidszorg (ggz) in
Groningen – de regio met de een na langste wachtlijsten – de norm van veertien weken
voor het krijgen van hulp ruimschoots overschrijden?
Antwoord 1
De recent gepubliceerde cijfers van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), waarover
ik uw Kamer op 11 februari jl. heb geïnformeerd1, laten inderdaad zien dat de totale gemiddelde wachttijd voor de gespecialiseerde
ggz in de regio Groningen voor 11 hoofddiagnosegroepen in de specialistische ggz de
Treeknorm van 14 weken overschrijdt2. De gemiddelde wachttijd voor de basis-ggz valt met 11 weken binnen de Treeknorm.
Vraag 2
Ontvangt u ook signalen dat het krijgen van hulp bij sommige (complexe) diagnoses
soms wel een jaar bedraagt? Is dat acceptabel naar uw mening?
Antwoord 2
Zoals ik al vaker met uw Kamer heb gedeeld, ben ik me zeer bewust van de lange wachttijden
in met name de gespecialiseerde ggz. Daarbij baseer ik me niet alleen op cijfers,
maar ook op gesprekken die ik de afgelopen jaren heb gevoerd met mensen die al te
lang op passende zorg wachten. Ik hoor hun klachten en deel hun zorgen. Niet voor
niets zet ik al sinds mijn aantreden volop in op het terugdringen van de wachttijden
in de ggz.
Vraag 3
Wat heeft u de afgelopen vier jaar gedaan om de wachtlijsten te verkorten? Heeft dit
enig effect gehad?
Antwoord 3
Zoals hierboven reeds gezegd, heb ik mij de afgelopen 3,5 jaar volop ingezet op het
verkorten van de wachttijden. Over mijn inzet heb ik uw Kamer frequent geïnformeerd.
Meest recentelijk met mijn brieven van 13 oktober, 13 november en 11 februari jl.3
In de wachttijdenaanpak trek ik samen op met de landelijke stuurgroep wachttijden,
waarin de Nederlandse ggz (dNggz), MeerGGZ, Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en MIND
vertegenwoordigd zijn en waar sinds kort ook Sociaal Werk Nederland deel van uitmaakt.
Ook zijn de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV), InEén en de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) sinds enige tijd nauwer betrokken bij de aanpak. Concrete resultaten
die we samen bereikt hebben zijn onder meer de opzet van regionale taskforces en de
inzet van zogenaamde «versnellers» in acht regio’s met forse wachttijdproblematiek.
Samen met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is ingezet op verbeterd inzicht in de
wachttijdproblematiek door de aanpassing van de Transparantieregeling.
Vanaf maart van dit jaar is in elke regio met wachttijden die de Treeknorm overschrijden
een transfermechanisme operationeel. Binnen deze transfermechanismen wordt zorgvraag
optimaler verbonden aan zorgaanbod zodat cliënten sneller aan passende zorg geholpen
kunnen worden.
Ik wil hierbij niet onvermeld laten dat in aanvulling op de aanpak van de wachttijden,
het afgelopen jaar het plan van aanpak hoogcomplexe ggz is uitgerold door zorgaanbieders
en -verzekeraars. Met dit plan worden concrete stappen gezet om ggz-patiënten met
een hoogcomplexe zorgvraag met prioriteit een behandelaanbod op maat te verschaffen.
Hiertoe is een landelijk sluitend netwerk van zogenaamde «regiotafels» opgezet.
Tenslotte ben ik samen met bovengenoemde partijen bezig met de uitwerking van een
zogenaamde regionale doorzettingsmacht. Hierover heb ik u met mijn brief van 11 februari
jl. geïnformeerd. Regionale doorzettingsmacht moet ervoor gaan zorgen dat ook voor
mensen die binnen het reguliere systeem vastlopen, een oplossing gevonden wordt.
In aanvulling op de samenwerking met verschillende veldpartijen spelen de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de NZa een gezamenlijke toezichtsrol in de aanpak
van de wachttijden.
Ik heb vaker met uw Kamer gesproken over onze gedeelde wens om de problematiek van
de wachttijden sneller op te lossen. We moeten echter concluderen dat het probleem
te complex is voor een snelle oplossing. Hoe pijnlijk ook voor de mensen die hiermee
te maken hebben, het terugdringen van de wachttijden kost tijd. Dat maakt ons extra
gemotiveerd om alle zeilen bij te zetten. Het is mijn inzet dat de geïntensiveerde
aanpak die ik recent met uw Kamer heb gedeeld, zich de komende tijd vertaalt in kortere
wachttijden.
Vraag 4
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de «versneller» die u vorig jaar heeft
ingezet om de wachttijden in de acht «probleemregio’s» te verkorten? Welke resultaten
zijn geboekt?
Antwoord 4
De acht versnellers, waarover ik uw Kamer onder andere met mijn brief van 13 oktober
jl. informeerde, zijn voortvarend aan de slag gegaan. Dat geldt ook voor de versneller
in Groningen, die ik 15 maart jl. heb gesproken. Samen met de regionale taskforces
hebben de versnellers knelpunten geïdentificeerd en komen zij tot een aanpak die een
duurzame regionale samenwerking ondersteunt. De versnellers hebben in hun regio’s
tevens een ondersteunende rol in het organiseren van de zogenoemde transfermechanismen.
Eerste inzichten die door de versnellers zijn gedeeld, laten zien dat een gebrek aan
transparantie over de wachttijdcijfers en eigenaarschap een gemene deler zijn voor
alle probleemregio’s. Deze signaleringen zijn niet nieuw, maar onderstrepen wel het
belang van de aanpak zoals die door de stuurgroep wachttijden in de ggz4 en mij is ingezet.
Vraag 5
Deelt u de mening dat wanneer personen met ernstige psychische problematiek maanden
of zelfs een jaar moeten wachten, er sprake is van een ernstige crisis in de ggz?
Is naar uw mening de afgelopen vier jaar dienovereenkomstig gehandeld? Zo ja, waarom
zijn de problemen verergerd in plaats van verbeterd?
Antwoord 5
Ik kan niet onderschrijven dat de problematiek van de wachttijden is verergerd in
de afgelopen vier jaar, simpelweg omdat er geen vergelijkbare cijfers bestaan voor
de periode voorafgaand aan de laatste vier jaar. Overigens vind ik het belangrijk
om te benoemen dat er ook meer dan 1 miljoen mensen in de ggz wél op tijd worden geholpen.
Dat neemt niet weg dat het hoe dan ook pijnlijk is dat er nog steeds mensen zijn die
te lang op passende zorg moeten wachten.
Vraag 6
Deelt u de zorgen voor Groningers, gezien de zware mentale en economische schade die
zij nog altijd te verduren krijgen als gedupeerden van de bevingsgebieden?
Antwoord 6
Ja. Ik vind het van belang dat elke Nederlander op tijd passende geestelijke gezondheidszorg
krijgt wanneer dat nodig is. Het is belangrijk dat mensen in Groningen, wanneer zij
het mentaal zwaar hebben, laagdrempelige steun krijgen en open kunnen zijn over de
problemen die zij tegenkomen.
Met de Regio Deals Groningen Noord en Oost-Groningen werken rijk en regio samen aan
de brede welvaart in deze omgeving. Er wordt daarbij, naast gezondheid(szorg), ingezet
op verbeteringen in onderwijs, werkgelegenheid en een gezonde leefomgeving.
Vraag 7
Welke concrete, nieuwe stappen gaat u zetten om de ggz in Groningen te verbeteren,
met het oog op de specifieke sociaaleconomische gezondheidsproblematiek in de regio?
Antwoord 7
Ik ben in gesprek met regio’s waar de problematiek het grootst is. Daar valt ook de
regio Groningen onder. Ik verwacht veel van de nieuwe transfermechanismen die ertoe
moeten leiden dat cliënten eerder op de juiste behandelplek terechtkomen. Dit mechanisme
is in Groningen operationeel en ziet toe op een tijdige screening en warme overdracht
naar de aanbieder met de kortste wachttijd.
Wat betreft de specifieke sociaaleconomische gezondheidsproblematiek in de regio krijgen
veel gemeenten in de provincie Groningen middelen uit het GIDS-programma (Gezond In
De Stad), bedoeld voor een lokale aanpak van gezondheidsachterstanden, en doen bijna
alle gemeenten mee met het programma Kansrijke Start, gericht op een betere kwaliteit
van zorg voor kwetsbare gezinnen en tijdige signalering van problemen in de eerste
duizend dagen van een kind. Sinds dit jaar kunnen gemeenten ook aanspraak maken op
een specifieke uitkering ter ondersteuning van activiteiten uit lokale of regionale
preventieakkoorden die zijn afgesloten. Gemeenten kunnen hierbinnen zelf hun concrete
doelen en acties met andere lokale partijen vaststellen, op leefstijlthema’s die passen
bij de specifieke gezondheidssituatie in hun gebied.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.