Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Buitenweg over de artikel 7-procedure tegen EU-lidstaten Polen en Hongarije
Vragen van het lid Buitenweg (GroenLinks) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de artikel 7-procedure tegen EU-lidstaten Polen en Hongarije (ingezonden 11 maart 2021).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 29 maart 2021).
Vraag 1
Kent u de brief van het Portugese voorzitterschap aan het Europees Parlement waarin
de gang van zaken rond de artikel 7-procedure tegen de EU-lidstaten Polen en Hongarije
uiteen wordt gezet?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de juridische analyse van het Portugeese voorzitterschap dat het voorlopig
niet mogelijk is deze procedure voort te zetten omdat er geen fysieke hoorzittingen
met Polen en Hongarije worden georganiseerd?
Antwoord 2
Het kabinet kan de redenering van het Portugese voorzitterschap volgen. Artikel 7(1)
VEU schrijft voor dat, alvorens te constateren dat er duidelijk gevaar bestaat voor
een ernstige schending van de waarden van de Unie, de Raad de betrokken lidstaat hoort.
Het horen dient dus in een formele Raadszitting te gebeuren. De vergaderingen per
videoconferentie, die thans worden georganiseerd vanwege de reisbeperkingen als gevolg
van de COVID-19-crisis, zijn geen formele raadzittingen maar informele vergaderingen,
omdat ze niet worden gehouden op de zetel van de Raad zoals voorgeschreven door het
Verdrag (Protocol nr. 6, onder b, betreffende de plaats van de zetels van de instellingen,
van bepaalde instanties, organen, organisaties en diensten van de Europese Unie).
Het is spijtig dat daardoor beide artikel 7-procedures gedurende de COVID-19-crisis
tot nu toe slechts eenmaal door de Raad besproken zijn (namelijk op de Raad Algemene
Zaken van 11 september 2020). Tegelijkertijd is het belangrijk de zorgvuldigheid van
de procedure van artikel 7 VEU zoveel mogelijk te bewaken. Daarbij is ook van belang
dat het horen van de lidstaat in kwestie in de zin van artikel 7(1) VEU een essentieel
procedureel vereiste is waarvan de eerbiediging, op verzoek van de lidstaat ten aanzien
waarvan de Raad een constatering heeft gedaan, kan worden getoetst door het Hof van
Justitie (overeenkomstig artikel 269 VWEU). Voorkomen dient te worden dat de wettigheid
van een eventuele constatering onder artikel 7(1) VEU later door de betrokken lidstaat
voor het Hof van Justitie ter discussie zal worden gesteld wegens de niet correcte
naleving van de procedurele vereisten van dat artikel. Daarbij is het goed te onderstrepen
dat naast de artikel 7-procedures ook andere EU-instrumenten op het terrein van de
rechtsstaat ingezet worden, zoals inbreukzaken gestart door de Europese Commissie
en het jaarlijkse Rechtsstaatrapport waarin ook Polen en Hongarije langs de rechtsstatelijke
meetlat worden gelegd.
Vraag 3 en 4
Deelt u de mening dat stagnatie van deze artikel 7-procedure bijzonder ongewenst is
en dat het ook onvoorstelbaar is dat een fysieke hoorzitting niet «coronaproof» zou
kunnen worden georganiseerd?
Deelt u voorts de mening dat, gezien de ernst van de situatie in Polen en Hongarije,
alles in het werk moet worden gesteld om de hoorzittingen alsnog voortvarend te organiseren?
Zo ja, bent u bereid om hierin een actieve rol te vervullen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3 en 4
Het kabinet is het er mee eens dat stagnatie van beide artikel 7-procedures onwenselijk
zou zijn. Het feit dat er met beide landen reeds enkele hoorzittingen zijn gehouden
in de Raad Algemene Zaken, en dat beide procedures ook regelmatig als «stand van zaken»
door de Raad zijn besproken, toont aan dat er in dat opzicht geen sprake is van stagnatie
van de procedure. Dat laat onverlet dat het kabinet zich samen met gelijkgezinde lidstaten
zal blijven inzetten voor regelmatige agendering zolang de zorgen omtrent de rechtsstaat
in beide landen voortduren. In dat licht verwelkomt het kabinet het voornemen van
het Portugees Voorzitterschap om, indien de omstandigheden rond de COVID-19-pandemie
een fysieke Raadsvergadering toelaten, de procedures te agenderen op de Raad Algemene
Zaken van 11 mei a.s. Het is aan het Voorzitterschap te besluiten over de vorm waarin
een Raad plaatsvindt, fysiek of per videoverbinding.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.