Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Groot over de brandbrief van Dier & Recht over ‘extreem gebruik van antibiotica door ongezonde kalversector’
Vragen van het lid De Groot (D66) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brandbrief van Dier & Recht over «extreem gebruik van antibiotica door ongezonde kalversector» (ingezonden 19 januari 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 26 maart
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1716.
Vraag 1
Hoe beoordeelt u de uitspraak in de brandbrief dat ondanks dat het antibioticagebruik
in de Nederlandse kalversector tussen 2009 en 2019 is gehalveerd, de inzet van antibiotica
onverantwoord hoog blijft?1
Antwoord 1
Samen met veehouders en dierenartsen zet ik al jaren in op reductie van het gebruik
van antibiotica. Dit is een effectieve manier om vermindering van antibioticaresistentie
te bereiken in de dierhouderij. Antibioticaresistentie is een risico voor de gezondheid
van mens en dier. De Stichting diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) rapporteert jaarlijks
over het antibioticumgebruik in de diersectoren, waaronder de vleeskalverhouderij.
Het antibioticumgebruik in de kalversector is sinds 2009 met 51% gedaald. Een prestatie
waar ik veel waardering voor heb. Desalniettemin is het antibioticumgebruik in de
kalversector nog hoog en is verdere reductie nodig. In 2019 heb ik met de sector afspraken
gemaakt om het antibioticumgebruik verder te reduceren, zie Kamerstuk 29 683, nr. 249. De sector geeft hier uitvoering aan.
Vraag 2
Klopt het dat 90 procent van de kalvermest resistente bacteriën bevat? Zo ja, welke
actie gaat u ondernemen om dit percentage te verlagen?
Antwoord 2
U refereert aan het onderzoek «Antibioticaresistente bacteriën, resistentiegenen en
antibioticaresiduen in mest» uitgevoerd door het RIVM waarbij mest uit een mestopslag
is onderzocht en geen feces van individuele dieren. Dit betreft een onderzoek naar
de invloed van resistente bacteriën uit de mest op de omgeving en de mogelijke gevolgen
voor de volksgezondheid.
Het feit dat er in 90% van de kalvermest ESBL-producerende bacteriën zijn gevonden
is een indicatie dat ESBL-producerende bacteriën relatief veel voorkomen in deze sector.
Zoals aangegeven in de brief van juli jl. (Kamerstuk 29 683, nr. 252) laat ik onderzoek uitvoeren naar ESBL’s in de kalverhouderij. Dit onderzoek heeft
tot doel meer inzicht en handelingsperspectief te krijgen in de herkomst en verspreiding
van ESBL’s in vleeskalversector. Het is evident dat, ondanks de bereikte reductie
in antibioticumgebruik, inzet op dit onderwerp onverminderd hoog moet zijn.
Vraag 3
Klopt het dat de kalverhouderij als enige sector in de veehouderij een toename van
het aantal ESBL-producerende E. colibacteriën kent, welke ongevoelig zijn voor meerdere
soorten antibiotica? Zo ja, bent u bereid stappen te ondernemen om deze trend te keren
en welke stappen neemt u al?
Antwoord 3
De jaarlijkse MARAN-rapportage geeft zicht op trends in het vóórkomen van resistente
bacteriën bij individuele landbouwhuisdieren. Daarbij wordt met name gekeken naar
de vormen van resistentie die belangrijk zijn voor de volksgezondheid. Een belangrijke
indicator is het aandeel ESBL/AmpC-producerende E. coli in de darminhoud. ESBL-positieve
bacteriën zijn niet per definitie meer ziekteverwekkend dan ESBL-negatieve bacteriën.
Het is wel zo dat er bij het behandelen van een infectie met een ESBL-producerende
ziekteverwekkende bacterie minder keuzemogelijkheden zijn voor het inzetten van antibiotica.
In blankvleeskalveren werd in 2019 in 39,8% van de monsters ESBL-producerende E. coli
aangetroffen, ter vergelijking in rosé kalveren betrof dit in 14,0% van de monsters.
Daarbij was voor het eerst, na een jarenlange stijging, een duidelijke afname te zien
ten opzichte van het voorgaande jaar. Ook andere vormen van resistentie bij vleeskalveren
lieten een afname zien.
De ESBL prevalentie in 2019 is in vleeskalveren hoger dan in vleeskuikens (17,9%)
en vleesvarkens (9,9%). In 2019 is de prevalentie van ESBLs in alle diersectoren afgenomen
(zie figuur uit MARAN2020 hieronder), maar de prevalentie van ESBLs in blankvleeskalveren
blijft relatief hoog. Zoals ik in de vorige vraag noemde laat ik onderzoek uitvoeren
naar ESBL’s in de kalverhouderij. Dit onderzoek heeft tot doel meer inzicht en handelingsperspectief
te krijgen in de herkomst en verspreiding van ESBL’s in vleeskalversector. Verdere
antibioticareductie is nodig en om die reden zijn hierover afspraken gemaakt met de
sector.
Vraag 4
Bent u van mening dat binnen de huidige werkwijze van de kalverhouderijen het gebruik
van antibiotica verder kan worden teruggedrongen? Zo ja, hoe groot kan die vermindering
zijn en op welke termijn kan dit worden teruggedrongen? Zo nee, bent u het ermee eens
dat dit zowel omwille van de volksgezondheid als omwille van het dierenwelzijn extra
aanleiding geeft om het kalverhouderijsysteem fundamenteel te herzien?
Antwoord 4
Ik heb onderzoek uit laten voeren door Wageningen University and Research naar mogelijke
kritische succesfactoren voor een laag antibioticumgebruik in de pluimvee-, varkens-
en vleeskalverhouderij (KSF1 en KSF2). Het KSF2-onderzoek (Kamerstuk 29 683, nr. 252) had tot doel om te achterhalen welke factoren kunnen verklaren dat sommige grote
kalverbedrijven met bepaalde kenmerken een laag antibioticumgebruik weten te realiseren,
terwijl dit op vergelijkbare andere grote bedrijven niet lukt. Uit analyse van de
bevindingen concluderen de onderzoekers dat ondernemers die goed presteren op deze
samenhangende set van sleutelfactoren (o.a. vakmanschap en kennis), in staat zijn
om het antibioticumgebruik laag te houden. Binnen de kalversector wordt gewerkt aan
het verbeteren van deze managementfactoren. Inmiddels is, in opdracht van het Ministerie
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de kalversector, het project KSF3 gestart.
In dit project worden kalverbedrijven met een hoog antibioticumgebruik ondernemersgericht
begeleid en vormen de resultaten van KSF2 de basis van deze bedrijfsgerichte begeleiding.
Het project KSF3 zal aan het einde van dit jaar worden afgerond.
In de brief Toekomst Veehouderij (22 oktober 2020, Kamerstuk 28 973, nr. 239) kondig ik een scenariostudie aan naar mogelijke structurele aanpassingen en systeemveranderingen
die kunnen bijdragen aan een verdere verduurzaming van de kalversector. Deze studie
heeft een primaire focus op diergezondheid (en daarmee antibioticagebruik) en dierenwelzijn
in de kalverhouderij en onderzoekt ook andere verduurzamingsthema’s. Ik informeer
u separaat over de uitkomsten van deze studie.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u het rapport gepubliceerd door Dier&Recht met betrekking tot het «buitensporige
antibioticagebruik in de kalverhouderij»?2
Antwoord 5
Zie antwoord op vraag 1.
Vraag 6
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de doelstelling om het antibioticagebruik
te reduceren met 15% in de periode 2017–2022 en hoe staat het met de bestrijding van
de twee belangrijkste kalverziekten?
Antwoord 6
In 2017 bedroeg het totale antibioticumgebruik in de vleeskalverhouderij 20,13 DDANAT. In 2019 was dit 16,52 DDANAT (bron: Bijlage Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren in 2019, SDa, juni
2020). Dat is een totale daling van het antibioticumgebruik van 17,9%.
De twee belangrijkste ziekten bij kalveren, die samen goed zijn voor het grootste
deel van het antibioticumgebruik, zijn diarree en longaandoeningen. De sector is verantwoordelijk
voor de aanpak van deze aandoeningen. Teveel dieren krijgen te maken met één of beide
aandoeningen en dit moet verminderen. Een belangrijke oorzaak voor het ontstaan van
deze ziektes is de structuur van de sector, waarbij jonge kalveren met een nog lage
weerstand worden samengevoegd met andere kalveren met een vergelijkbare weerstand.
Ik laat daarom een scenariostudie uitvoeren om kansrijke alternatieve structuren te
beschrijven die kunnen bijdragen aan het verbeteren van de diergezondheid en dierenwelzijn
in de kalverketen. Zoals aangegeven informeer ik u separaat over de uitkomsten van
deze studie.
Ten slotte is in de sector specifieke reductiedoelstellingen van de kalversector de
bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis (IBR) en boviene virus diarree
(BVD) opgenomen. Deze bestrijding wordt in nauwe samenwerking met de melkveehouderij
uitgevoerd. Met name BVD-geïnfecteerde kalveren kunnen zorgen voor hogere gevoeligheid
voor andere infecties, waardoor inzet van antibiotica noodzakelijk is. Bij de start
van de BVD-aanpak door de sectoren is afgesproken dat op termijn geen BVD-geïnfecteerde
kalveren meer aangevoerd zullen worden op vleeskalverbedrijven. De verwachting is
dat dit punt in de loop van dit jaar wordt bereikt, omdat de bestrijding in de melkveehouderij
voldoende ver is gevorderd. Daardoor zullen BVD-infecties op vleeskalverbedrijven
minder vaak voorkomen.
Vraag 7
Wat is gedaan met de aanbevelingen over verdere reductie van antibioticumgebruik van
de onderzoekers, genoemd in uw brief van 21 juli jongstleden? Zijn deze aanbevelingen
opgevolgd? Kunt u per sector uiteenzetten welke stappen zijn gezet?3
Antwoord 7
U refereert aan de zin: «Verdere reductie van antibioticumgebruik kan volgens de onderzoekers
worden bereikt door het versterken van de prestaties van structurele hooggebruikers
op sleutelfactoren.»
Zoals aangegeven worden in het project KSF3 kalverbedrijven met een hoog antibioticumgebruik
ondernemersgericht begeleid en vormen de resultaten van KSF2 de basis van deze bedrijfsgerichte
begeleiding. De «driehoek» kalverhouder, dierenarts en (voer)voorlichter wordt met
behulp van een externe coach via een gerichte probleemanalyse en interventies «op
maat» begeleid in het optimaliseren van diergezondheid en antibioticumgebruik/voorschrijfgedrag
binnen de bestaande bedrijfsomstandigheden. Er wordt voortgebouwd op «succesfactoren
voor een laag antibioticumgebruik» die uit de eerdere onderzoeken binnen KSF Vleeskalveren
naar voren kwamen, en op de «succesfactoren voor een laag voorschrijfgedrag» vanuit
het project KSF Dierenartsen. Deze succesfactoren liggen zowel op het vlak van technische
managementfactoren als op het vlak van «kennis, houding en gedrag» en de samenwerking
binnen de driehoek.
Andere diersectoren zoals de pluimvee- en varkenssector hebben een vergelijkbaar coachingstraject
voor bedrijven met een hoog antibioticagebruik. Dit is onderdeel van de totaalaanpak
hooggebruikers die de sectoren vleeskalveren, varkens en pluimvee hebben opgesteld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.