Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Autoriteit kinderpornografische en terroristische content (Kamerstuk 31015-208) en reactie op de motie van het lid Becker over het structureel tegengaan van extremistische uitingen (Kamerstuk 35228-9)
31 015 Kindermishandeling
29 754
Terrorismebestrijding
Nr. 225
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 25 maart 2021
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de brief van 20 november
2020 over de Autoriteit kinderpornografische en terroristische content (Kamerstukken
31 015 en 29 754, nr. 208).
De vragen en opmerkingen zijn op 22 december 2020 aan de Minister van Justitie en
Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 23 maart 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
Adjunct-griffier van de commissie, Tielens-Tripels
Inleiding
Hierbij antwoord ik op de vragen van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
over de brief van 20 november 2020 inzake een autoriteit Kinderporno en Terroristische
Content Online (Kamerstukken 31 015 en 29 754, nr. 208). Ook reageer ik op de motie van het lid Becker (VVD) over het structureel tegengaan
van extremistische uitingen (Kamerstuk 35 228, nr. 9) ingediend tijdens de Parlementaire ondervraging ongewenste beïnvloeding uit onvrije
landen op 14 januari 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 44, Debat over het verslag
van de Parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen
(POCOB) «(On)zichtbare invloed»(Kamerstuk 35 228).
Algemeen
Met belangstelling heb ik kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de leden
van de fracties van VVD, D66, GroenLinks, SP, ChristenUnie en SGP over de brief van
20 november 2020 inzake een autoriteit Kinderporno en Terroristische Content Online.
Gezien de hoeveelheid vragen en de onderlinge samenhang van vragen, zijn de antwoorden
waar mogelijk geclusterd beantwoord.
Bevoegdheden en taken autoriteit KP en TCO
De leden van de VVD, D66, GroenLinks, ChristenUnie, SP en SGP vragen naar een uiteenzetting
van de bevoegdheden die de nieuw op te richten autoriteit KP/TCO krijgt en willen
uitleg waarom gekozen wordt voor een gezamenlijke autoriteit kinderpornografische
en terroristische content.
Ik zet in op één autoriteit met twee taken: de bestrijding van online kinderpornografisch
materiaal én de bestrijding van verspreiding van online terroristisch materiaal. Ten
aanzien van online kinderpornografisch materiaal heb ik inmiddels een voorstel van
wet in (internet)consultatie gegeven. Ten aanzien van online terroristisch materiaal
is een EU-verordening in voorbereiding (TCO-verordening). Op grond van deze verordening
dient Nederland, net als andere EU-lidstaten, een nationale autoriteit in te richten
die de ontoegankelijkmaking van online terroristisch materiaal (zo nodig) af kan dwingen.
Het in deze verordening voorgeschreven systeem komt in grote lijnen overeen met de
nationale aanpak van online kinderpornografisch materiaal. Het ligt daarom in de rede
om beide taken bij één autoriteit te beleggen. Voor elk genoemde taak wordt overigens
een aparte voorstel van de wet opgesteld en aan uw Kamer voorgelegd.
Op 16 februari 2021 is een wetsvoorstel in (internet)consultatie gebracht dat voorziet
in een bestuursrechtelijk instrumentarium, specifiek gericht op de ontoegankelijkmaking
van online kinderpornografisch materiaal. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk dat
de autoriteit een dienstverlener die kinderpornografisch materiaal heeft opgeslagen
of doorgeeft, een bindende aanwijzing geeft. De aanwijzing attendeert de dienstverlener
op de aanwezigheid van het kinderpornografisch materiaal op zijn systemen, en houdt
het bevel in dit materiaal binnen een korte termijn ontoegankelijk te maken. Naleving
van de aanwijzing kan worden afgedwongen met een last onder dwangsom en/of een bestuurlijke
boete. Het feit dat een bestuurlijke boete is opgelegd wegens het stelselmatig nalaten
opvolging te geven aan een aanwijzing, zal openbaar worden gemaakt. Voorts worden
aanbieders van hostingdiensten verplicht passende en evenredige maatregelen te treffen
om de opslag en doorgifte van online kinderpornografisch materiaal te beperken.
De bevoegdheden van de autoriteit ten aanzien van het tegengaan van de verspreiding
van terroristische online content liggen besloten in de TCO-verordening. Deze verordening
vereist dat iedere lidstaat een of meer bevoegde autoriteiten met de uitvoering van
de verordening belast, ter uitvoering van de volgende taken:
– Het uitvaardigen van (grensoverschrijdende) verwijderingsbevelen: De bevoegde autoriteit TCO kan aan elke aanbieder die hostingdiensten aanbiedt in
de Europese Unie, ongeacht waar deze is gevestigd, een verwijderingsbevel sturen.
De aanbieder van hosting diensten dient de betreffende inhoud binnen uiterlijk één
uur te verwijderen of ontoegankelijk te maken1.
– Toezicht houden op de uitvoering van specifieke maatregelen: De autoriteit houdt toezicht op en neemt besluiten over specifieke maatregelen die
aanbieders van hosting diensten dienen te nemen om het misbruik van hun diensten,
met als doel de online verspreiding van online terroristische inhoud, te voorkomen.
– Handhaven door middel van sancties: De autoriteit houdt toezicht op de uitvoering door aanbieders van hostingdiensten
van de in de verordening opgelegde verplichtingen en legt zo nodig, indien niet aan
deze verplichtingen wordt voldaan, sancties op.
De inrichting van de autoriteit en de bijbehorende (nationale) aanpak van online kinderpornografisch
materiaal als de (Europese) aanpak van online terroristisch materiaal zullen dit en
komend jaar verder vorm krijgen. Er zal zoveel mogelijk worden gestreefd naar samenwerkingsvoordelen.
Waar juridisch mogelijk en praktisch wenselijk zullen processen worden gecombineerd
teneinde zo effectief en efficiënt mogelijk te werken. Er zullen echter ook onderdelen
zijn waarop de aanpak van online kinderpornografisch materiaal en online terroristisch
materiaal zal verschillen; dit is onvermijdelijk gelet op de verschillende wettelijke
grondslagen.
De leden van de D66-fractie vragen een toelichting bij de beoordelingscriteria voor
de inzet van bevoegdheden autoriteit KP/TCO.
Bij de kwalificatie van online kinderpornografisch materiaal wordt aangesloten bij
de definitie zoals die geldt in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. Daardoor
zijn de beoordelingscriteria of een afbeelding kinderpornografisch materiaal betreft
of niet gelijk aan de criteria die hiervoor ook in het strafrecht gelden, en zoals
deze worden toegepast in het zelfregulerende kader door het Meldpunt Kinderporno van
het EOKM.
Ten aanzien van online terroristisch materiaal geldt dat de TCO-verordening leidend
is. De daarin opgenomen definitie van online terroristisch materiaal sluit nauw aan
bij de bestaande definities van terroristische misdrijven in richtlijn 2017/541/EU,
zoals geïmplementeerd in ons eigen strafrecht2. Deze definitie is leidend als beoordelingscriterium voor het inzetten van de bevoegdheden.
De leden van de SP-fractie hebben vragen over het melden van online terroristische
content, het proces van het (grensoverschrijdende) verwijderingsbevel en de rol van
de autoriteit hierbij.
De autoriteit wordt belast met het ontvangen van meldingen over (vermoedelijk) terroristisch
online materiaal en het opvolging geven aan deze meldingen. De autoriteit zal bovendien
ook zelf terroristische online content detecteren en identificeren. Ook zal de autoriteit
een procedure moeten inrichten om meldingen te ontvangen en daaraan opvolging te geven
van meldingen van (vermoedelijke) terroristische content online door publieke en private
partijen. Hoe dit er precies uit komt te zien moet nog worden bepaald in het implementatietraject
zodra de TCO-verordening is gepubliceerd.
De bevoegde autoriteit TCO kan aan iedere aanbieder van hostingdiensten in de EU een
verwijderingsbevel sturen, waarin de aanbieder wordt opgelegd in alle EU lidstaten
bepaalde terroristische inhoud te verwijderen of te blokkeren. De aanbieder van hostingdiensten
dient de betreffende inhoud binnen uiterlijk één uur te verwijderen of ontoegankelijk
te maken. Als aanbieder van hostingdiensten nog niet eerder een verwijderingsbevel
heeft ontvangen dan zal de autoriteit deze 12 uur van te voren op de hoogte stellen
van de procedures en deadlines, uitgezonderd noodgevallen. In het geval dat de hoofdvestiging
van een aanbieder van hosting diensten of zijn wettelijke vertegenwoordiger zich in
een andere lidstaat bevindt dan de lidstaat die het verwijderingsbevel uitvaardigt,
geldt een uitgebreidere procedure. In dat geval ontvangt de (autoriteit van de) lidstaat
waar de aanbieder is gevestigd of zijn wettelijke vertegenwoordiger heeft, een afschrift
van het verwijderingsbevel. Deze lidstaat kan het verwijderingsbevel blokkeren, bijvoorbeeld
als het van oordeel is dat het verwijderingsbevel in strijd is met grondrechten of
de bepalingen uit de TCO-verordening, en heeft daarmee een veto.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de autoriteit moet gaan handelen als er onenigheid
is met de autoriteiten van een andere lidstaat wanneer sprake is van onenigheid of
bepaalde inhoud wel of niet terroristisch is?
De verordening gaat uit van een grensoverschrijdend systeem, maar met één definitie
van terroristische content (zie ook p. 12). Ieder verwijderingsbevel uitgevaardigd
door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat dan waar de hosting service provider
zijn hoofdvestiging of wettelijk vertegenwoordiger heeft, kan worden beoordeeld door
de autoriteit van de lidstaat waar de aanbieder van hostingdiensten zijn hoofdvestiging
heeft of zijn wettelijk vertegenwoordigeer heeft aangewezen. Als deze bevoegde autoriteit
oordeelt dat het verwijderingsbevel in strijd is met fundamentele rechten of met de
bepalingen uit de TCO-verordening, heeft het verwijderingsbevel geen rechtsgevolgen
meer. Dit oordeel is bindend: de lidstaat die het verwijderingsbevel heeft uitgevaardigd
moet zich hierbij neerleggen. Daarmee heeft de Nederlandse bevoegde autoriteit een
veto op ieder grensoverschrijdend verwijderingsbevel dat aan in Nederland gevestigde
hostingbedrijven worden gezonden door een autoriteit uit een andere EU-lidstaat.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de autoriteit ervoor zorgt dat de terroristische
content daadwerkelijk wordt verwijderd wanneer providers dit herhaaldelijk weigeren?
Hoe komt het sanctiemechanisme er uit te zien? Bepaalt de autoriteit zelf de bestuursrechtelijke
sancties?
De TCO-verordening voorziet in een systeem van handhaving door middel van sancties.
Een sanctie wordt opgelegd door de lidstaat waar de betrokken hostingprovider zijn
hoofdvestiging heeft of waar het zijn wettelijke vertegenwoordiger heeft aangewezen.
Sancties kunnen worden opgelegd voor verschillende gedragingen of nalaten, bijvoorbeeld:
het niet tijdig of correct uitvoeren van een verwijderingsbevel, het niet voldoen
aan de informatieverplichtingen of het niet correct afhandelen van klachten van uploaders
wier content is verwijderd. Daarbij wordt rekening gehouden met alle relevante factoren,
zoals de ernst van de overtreding, eerdere overtredingen, de draagkracht van de hostingprovider.
In Nederland zal het om bestuursrechtelijke sancties gaan, zoals een last onder dwangsom
en een bestuurlijke boete. Dit wordt nader uitgewerkt in het wetsvoorstel dat wordt
opgesteld ter uitvoering van de TCO-verordening.
GroenLinks vraagt om een overzicht van de huidige juridische straf-, bestuurs- en
civielrechtelijke bevoegdheden die kunnen worden ingezet tegen kinderpornografische
en terroristische content op internet en tegen internetproviders in het bijzonder?
In de brief staat het voornemen de autoriteit kinderporno en terrorisme, bestuursrechtelijke
handhavingsinstrumenten te geven. In hoeverre gaat het hier om nieuwe instrumenten?
Bestuursrechtelijk zijn er op dit moment geen mogelijke bevoegdheden om tegen deze
bedrijven in te zetten om verspreiding van kinderpornografische content tegen te gaan,
daarom zet ik in op een wetstraject en is op Europees niveau onderhandeld over maatregelen.
Voor een nadere onderbouwing voor de aanpak van kinderporno daarbij, verwijs ik naar
twee onderzoeken: een haalbaarheidsstudie en een studie naar technische en praktische
mogelijkheden. Beide studies zijn als bijlage gevoegd bij Kamerbrieven van respectievelijk
13 december 20183 en van 3 juli 20194.
De strafrechtelijke mogelijkheden zijn enigszins beperkt omdat dat een Internet Service
Provider niet strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor wat zijn klanten
online zetten via zijn dienst. Het vervolgen voor enige deelnemingsvorm is daarom
pas aan de orde wanneer de procedure van art 54a Sr volledig is doorlopen. Ik zet
dit verder uiteen in Kamerbrief van 16 november 20185.
Voor de civielrechtelijke aanpak verwijs ik u naar een recente brief aan uw Kamer
over de «Stand van zaken uitvoering Agenda horizontale privacy» van 5 februari 2021.6
Verder heeft het kabinet een set aan maatregelen voor de aanpak van de verspreiding
van terroristische content en activiteiten online. De Internet Referral Unit (IRU)
bij de politie ondersteunt de aanpak door het signaleren en het verzoeken tot verwijderen
van terroristische content. Ook kan het Openbaar Ministerie – al dan niet na een aangifte
of melding – een onderzoek starten en zo nodig tot vervolging over gaan, indien strafbare
feiten zijn gepleegd op het internet. Verder worden doorlopend gesprekken gevoerd
met internetbedrijven om de samenwerking in de aanpak van terrorisme en andere illegale
uitingen op het internet verder te versterken. Nederland is bijvoorbeeld actief in
het EU Internetforum. Hierbij werken EU lidstaten, de Europese Commissie en het bedrijfsleven
op vrijwillige basis samen om het aanbod van terroristische content op het internet
te beperken. Mede door aanscherping van gebruikersvoorwaarden van internetbedrijven
en het nakomen van de zorgplicht om hun platformen te schonen van terroristische content
is de hoeveelheid op het internet afgenomen.
Zowel het wetsvoorstel bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal
als de TCO-verordening bevat nieuwe instrumenten om online kinderpornografisch materiaal
en online terroristisch materiaal aan te pakken. Die bevoegdheden heb ik beschreven
op blz. 2 en 3.
De leden van de SGP-fractie lezen dat Nederland, op grond van deze verordening, net
als andere EU-lidstaten, een nationale autoriteit inricht die de ontoegankelijkmaking
van online terroristisch materiaal zo nodig af kan dwingen. Kunt u aangeven wat bedoeld
wordt met «zo nodig»? Deelt u de mening dat er een eenduidige implementatie van deze
verordening moet komen die lidstaten ertoe beweegt dat online terroristisch materiaal
daadwerkelijk terug kan dringen en niet «zo nodig»?
De verordening legt verschillende verplichtingen op aan aanbieders van hostingdiensten.
Zo moeten zij, proactief, maatregelen nemen om de verspreiding van dit type materiaal
tegen te gaan. Als hostingbedrijven deze maatregelen ten volle naleven, is handhavend
optreden, zoals het uitvaardigen van een verwijderingsbevel, niet nodig. Waar dit
type materiaal desalniettemin toch op het internet staat, of blijft staan, wordt uiteraard
handhavend opgetreden. De verordening legt aan iedere lidstaat dezelfde verplichtingen
op, waarmee gestreefd wordt naar uniformiteit qua uitwerking én aanpak in de hele
EU met als doel de verspreiding van terroristisch materiaal daadwerkelijk terug te
dringen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of zij het juist zien dat er wel een Europese
verplichting is om te komen tot een autoriteit gericht op bestrijding van terroristische
content, maar dat deze verplichting er niet is voor een autoriteit gericht op kinderpornografische
content. Bent u bereid zich wel in te spannen voor een Europese verplichting ook op
dit punt.
De TCO-verordening heeft inderdaad geen betrekking op online kinderpornografisch materiaal.
Om deze reden heb ik een eigen, nationaal voorstel van wet opgesteld om het internet
te schonen van online kinderpornografisch materiaal. Dat laat onverlet dat ook in
Europees verband aandacht is voor dit type materiaal. Zo heeft de Europese Commissie
op 24 juli jl. (Kamerstuk 22 112, nr. 2926) een strategie voor een meer effectieve strijd tegen seksueel kindermisbruik gepresenteerd.
Ik verwelkom en steun het actieplan van de Europese Commissie. Ik agendeer waar mogelijk
de aanpak van online seksueel kindermisbruik in Europa en benadruk het belang om onze
krachten in de EU te bundelen. Want het optreden van Nederland tegen hosting van kinderpornografisch
materiaal moet niet tot gevolg hebben dat het materiaal enkel verschuift naar andere
landen. Of het inzetten op een Europese verplichting gericht op kinderpornografische
content opportuun is, gelijk aan die van TCO neem ik in overweging mee. Enerzijds
zijn er veel overeenkomsten in de bestrijding van TCO en Kinderporno, anderzijds zijn
er ook verschillen die een minder verplichtend beleid vanuit Europa kunnen motiveren.
Zo is er in de bestrijding van kinderpornografische content een waardevolle vorm van
zelfregulering, met Meldpunten Kinderporno in verschillende landen en de koepelorganisatie
INHOPE. Ik denk dat de ervaringen die Nederland met een autoriteit kan gaan opdoen,
waardevol kunnen zijn voor een toekomstig standpunt en discussie over een eventuele
Europese verplichting.
De leden van de D66-fractie vragen hoe het staat met de verwijdering van kinderpornografie
op de servers IP Volume en welke bestuurlijke middelen daarbij reeds zijn ingezet?
In oktober 2020 is het rapport van de TU Delft over de monitor naar de Tweede Kamer
gestuurd7. Daarmee zijn namen en prestaties van bedrijven die op de ranglijst staan voor het
hosten van kinderporno publiekelijk gemaakt. De monitor zal een structureel karakter
krijgen en de TU Delft rapportage zal periodiek worden gepubliceerd. Het is op dit
moment nog niet mogelijk om bedrijven bestuursrechtelijk aan te pakken voor het hosten
van kinderpornografisch materiaal. Daarom is 16 februari jl. het wetsvoorstel bestuursrechtelijke
aanpak online kinderpornografisch materiaal ter (internet)consultatie aangeboden.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wanneer de autoriteit van start zal kunnen
gaan en welke rol de autoriteit ook kan spelen in de advisering rondom wetgeving en
algeheel beleid, maar ook advisering aan bedrijven en social media-platforms. Hoe
ziet u de adviesfunctie die een autoriteit ook kan vervullen voor zich.
Mijn inzet is erop gericht het wetsvoorstel bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch
materiaal in de loop van dit jaar bij de Tweede Kamer in te dienen. Dat geldt eveneens
voor de nationale uitvoeringswet die wordt opgesteld ter uitvoering van de TCO-verordening.
Zodra de TCO-verordening is gepubliceerd hebben de EU-lidstaten 12 maanden om deze
TCO-verordening te implementeren, inclusief het oprichten van een autoriteit.
De advisering aan bedrijven en social-media platforms is een belangrijke rol voor
de autoriteit. Ik zet daarom in op een hybride vorm van toezicht: enerzijds zal de
autoriteit in gesprek zijn met bedrijven om tot doelmatige en doeltreffende schoningsoperaties
te blijven komen, anderzijds zal en sprake zijn van stevige handhaving daar waar dat
passend is.
Inrichting autoriteit
De leden van de SP-fractie vragen of het correct is om te stellen dat de autoriteit
belast gaat worden met het ontvangen van meldingen van kinderporno op het internet,
het beoordelen van dat materiaal en dat eventueel opvolgen met een verwijderingsverzoek
richting de hostingprovider? Waarom is er voor gekozen om deze taken weg te nemen
bij het EOKM in plaats van bijvoorbeeld het EOKM juist uit te breiden? Waarom is er
niet voor gekozen dit bij de politie of het openbaar ministerie onder te brengen?
De autoriteit is voor de aanpak van kinderporno gepositioneerd tussen de bestaande
zelfregulering en de strafrechtelijke opsporing en vervolging. De zelfregulering is
gericht op het vrijwillig en uit eigen beweging verwijderen van online kinderpornografisch
materiaal. Deze zelfregulering blijft bestaan – er worden daar dus geen taken weggenomen.
Het Nederlandse Meldpunt Kinderporno van het Expertisebureau Online Kindermisbruik
(EOKM) blijft hiertoe samenwerken met bedrijven die vrijwillig meldingen opvolgen,
een klein aandeel van de meldingen hebben en zelf laten zien een actieve bijdrage
te leveren aan de aanpak van online seksueel kindermisbruik. De strafrechtelijke opsporing
en vervolging ligt en blijft bij politie en het openbaar ministerie. De focus van
politie en openbaar ministerie moet zich primair richten op de opsporing en vervolging
van daders en het ontzetten van slachtoffers uit misbruiksituaties. De autoriteit
zorgt er samen met de private partijen voor dat het internet schoon is van kinderpornografisch
materiaal.
De leden van de SP-fractie vragen wie er straks allemaal een melding van kinderporno
kunnen maken bij de autoriteit en hoe straks het EOKM zich tot de autoriteit verhoudt.
Is er een relatie tussen het voornemen deze autoriteit op te richten, en het niet
adequaat financieren van het EOKM?
Voor meldingen over kinderpornografische content door burgers en bedrijven blijft
het Meldpunt Kinderporno een belangrijke frontoffice; voor het wegwerken van het merendeel
van alle meldingen werkt dit goed. Desalniettemin wordt het ook mogelijk om (verondersteld)
online kinderpornografisch materiaal bij de autoriteit te melden. Ook het EOKM en
de politie kunnen van dit meldpunt gebruik gaan maken. In het geval van het EOKM zal
dit in het bijzonder gaan om meldingen die binnen het bestaande regime van zelfregulering
niet tijdig worden opgepakt. Hierover worden samenwerkingsafspraken gemaakt tussen
de genoemde partners, als onderdeel van de opbouwfase voor de autoriteit.
De autoriteit zal over zijn activiteiten overleggen met de betrokken marktpartijen
vanuit het belang van een zo effectief mogelijke aanpak. Zo kunnen de eigen activiteiten
van de autoriteit en die van de betrokken tussenpersonen elkaar aanvullen en versterken.
De komst van een beoogde autoriteit leidt tot een nieuwe ketensamenwerking, waarbij
ook middelen opnieuw (structureel) kunnen worden toebedeeld.
De leden van de SP-fractie vragen of de autoriteit straks ook actief het web gaat
afspeuren naar kinderporno bijvoorbeeld aan de hand van een webcrawler en of uiteindelijk
gekozen is om aan de hand van algoritmes het internet af te struinen op zoek naar
terroristische inhoud. Zo ja, van welke waarborgen is deze handelwijze voorzien?
De autoriteit zal bevoegd worden om zelfstandig en dus zonder voorafgaande melding
onderzoek te doen naar de aanwezigheid van online kinderpornografisch materiaal. Dit
onderzoek kan handmatig gebeuren, door de inzet van personeel, maar ook met meer innovatieve
en automatische instrumenten, zoals een webcrawler, waarmee (deels) geautomatiseerd
naar online kinderpornografisch materiaal wordt gezocht. In beide gevallen zal de
autoriteit moeten beoordelen of het in het individuele geval daadwerkelijk om kinderpornografisch
materiaal gaat. Deze beoordeling kan plaatsvinden door een ter zake deskundige medewerker,
maar kan ook geautomatiseerd worden verricht. In dit laatste geval kan, eventueel
in combinatie met de hiervoor genoemde crawler, bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt
van de brondatabase van de Hashcheckserver.
In de TCO-verordening wordt het gebruik van algoritmen niet verplicht voorgeschreven.
Indien er technische maatregelen worden genomen door aanbieders van hostingdiensten
moeten er passende en doeltreffende waarborgen geboden worden, met name door te voorzien
in toezicht en verificatie door mensen, om nauwkeurigheid te waarborgen en te voorkomen
dat materiaal dat geen terroristische content is, verwijderd wordt.
De leden van de SP-fractie vragen of de autoriteit straks contactpunten heeft bij
de diverse providers waar zij 24 uur per dag terecht kunnen voor een melding van kinderporno
en hoe dat zit als het providers in andere lidstaten betreft.
Voor de aanpak van kinderpornografisch materiaal worden de antwoorden op deze vragen
nader uitgewerkt in de opbouwfase van de autoriteit. De autoriteit zal zoveel mogelijk
gaan aansluiten op reeds bestaande systemen, bijvoorbeeld in de samenwerking met het
EOKM, of de werkwijze waarop in Nederland de Notice and Takedown is vormgegeven. Tevens
bevat de ontwerp TCO-verordening een verplichting voor aanbieders van hostingsdiensten
om een contactpunt voor de ontvangst van verwijderingsbevelen aan te wijzen. Dat contactpunt
moet 24 uur per dag bereikbaar zijn.
De leden van de SP-fractie vragen waar en hoe providers bezwaar kunnen maken tegen
besluiten van de autoriteit?
Tegen besluiten van de Autoriteit staan, zowel in het geval van online kinderpornografisch
materiaal als online terroristisch materiaal, de gebruikelijke bestuursrechtelijke
rechtsmiddelen open: bezwaar, gevolgd door het instellen van (hoger) beroep bij de
bestuursrechter.
De leden van de SP-fractie vragen hoe straks het verwijderingsbevel wordt gecommuniceerd?
Op verzoek van de sector gaat het departement onderzoeken of de aanwijzing en last
onder dwangsom voor het weghalen van kinderporno ook middels digitale wijze, voorzien
van degelijke authenticatie, kan worden verzonden.
Voor een verwijderingsbevel dat op grond van de TCO-verordening uitgevaardigd wordt,
geldt dat de verordening voorschriften bevat over de wijze van verzending van het
verwijderingsbevel, namelijk op elektronische wijze aan het door de aanbieder van
hostingdiensten ingestelde contactpunt.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de planning van de totstandkoming van deze autoriteit
er uit komt te zien.
Zodra de TCO-verordening is gepubliceerd hebben de EU-lidstaten 12 maanden om deze
TCO-verordening te implementeren, inclusief het oprichten van een autoriteit. Het
implementatietraject is erop gericht om binnen de gestelde termijn een bevoegde autoriteit
op te richten die de omschreven taken, zoals vermeld in de TCO-verordening, kan uitvoeren.
Voor het onderdeel van de autoriteit gericht tegen kinderpornografisch materiaal wordt
waar mogelijk op dit tijdpad aangesloten.
Verder wordt de procedure die van toepassing is op de totstandkoming van een zelfstandig
bestuursorgaan (hierna: zbo) gevolgd. Een voorbeeld hiervan betreft de in artikel
5 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (hierna: Kaderwet) opgenomen mededeling
van het voornemen van de oprichting van een zbo aan beide Kamers der Staten-Generaal,
die heeft plaatsgevonden middels de brief van 20 november 20208, waarin ik ook verwijs naar de stappen uit het «Besliskader Privatisering en Verzelfstandiging»,
zoals de Parlementaire Onderzoekscommissie Privatisering/ Verzelfstandiging van de
Eerste Kamer heeft ontworpen.
De leden van de SP en SGP hebben vragen over hoe de autoriteit straks fysiek en digitaal
wordt beveiligd, gezien de gevoelige informatie die de autoriteit zal gaan verwerken.
Informatiebeveiliging vormt een belangrijk onderdeel van de inrichting en werking
van de autoriteit. Aan de hand van de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO)
zal een risico-inschatting worden gemaakt en worden bepaald aan welk basisbeveiligingsniveau
(BBN) de autoriteit moet voldoen. Op basis van deze BBN-kwalificatie worden de bijbehorende
«controls» en maatregelen bepaald en doorgevoerd. Daarnaast zal een Data Protection
Impact Assessment (DPIA) (Kamerstukken 32 034 en 32 761, nr. 39)worden uitgevoerd om vooraf de (privacy)risico’s van de gegevensverwerking in kaart
te brengen en de juiste maatregelen te kunnen nemen om deze risico’s zo klein mogelijk
te maken.
De leden van de SGP-fractie vragen wat de verwachte capaciteit van deze autoriteit
zal worden? En of de verwachting is dat deze capaciteit voldoende is om online kinderpornografisch
en terroristisch materiaal afdoende te bestrijden?
Zowel voor het tegengaan van kinderpornografisch materiaal op internet als terroristische
content worden inrichtingsplannen opgesteld die een indicatie geven van de benodigde
capaciteit van de autoriteit. Op dit moment wordt gekeken naar de benodigde sterkte
van een autoriteit die beide taken combineert. Ook als de autoriteit eenmaal operationeel
is zal de actuele werkdruk in relatie met de capaciteit worden gemonitord om de taken
afdoende uit te kunnen voeren.
De leden van de SGP-fractie vragen of deze autoriteit reeds meegenomen is in de begroting
van Justitie en Veiligheid of dat dit een extra post zal worden en uit welke middelen
wordt deze autoriteit bekostigd?
De financiering van de autoriteit wordt meegenomen in de begroting van Justitie en
Veiligheid.
Waarborgen, inclusief onafhankelijk functioneren autoriteit
De leden van de fracties van D66 en GroenLinks vragen in welke waarborgen is voorzien
om schending van grondwettelijke en verdragsrechtelijke vrijheden te voorkomen. Zij
vragen voorts of er in internationaal verband aandacht wordt gevraagd voor dit onderwerp.
Het fundament voor zowel de onafhankelijkheid als de transparantie van de autoriteit
ligt in de gekozen status van zelfstandig bestuursorgaan. De Kaderwet bevat de kaders
voor het waarborgen van de transparantie en de onafhankelijkheid, waarbij zo nodig
in de instellingswet nog aanvullende waarborgen opgenomen kunnen worden.
Het ontoegankelijk maken van gegevens op internet, louter vanwege de inhoud daarvan,
vormt naar zijn aard een beperking van de vrijheid van meningsuiting. Dit geldt ook
als het om uitingen gaat die strafbaar zijn, zoals kinderpornografisch of terroristisch
materiaal – nog daargelaten dat over de kwalificatie van gegevens in een concreet
geval verschil van inzicht kan bestaan. Door de autoriteit vorm te geven als zelfstandig
bestuursorgaan is onafhankelijke oordeelsvorming geborgd: een zelfstandig bestuursorgaan
is niet hiërarchisch ondergeschikt aan enige politieke ambtsdrager. Na oprichting
van de autoriteit is de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van toepassing op de
autoriteit. De Kaderwet geeft algemene regels over de positionering van de autoriteit
ten opzichte van de Minister van Justitie en Veiligheid. Daarbij staat de onafhankelijkheid
bij de taakuitoefening van het zbo voorop.
In aanvulling op het voorgaande geeft de TCO-verordening aanvullende regels over een
onafhankelijke oordeelsvorming, de bescherming van fundamentele rechten en over transparantie.
De verordening bepaalt bijvoorbeeld dat de autoriteit geen instructies van andere
instanties vraagt of aanvaardt bij de uitoefening van de taken uit de verordening.
Ook is voorzien in verschillende transparantieverplichtingen, zoals hierna nog wordt
toegelicht. Deze waarborgen zijn mede het gevolg van de Nederlandse inzet tijdens
de onderhandelingen, waarin het belang van waarborgen en de bescherming van grondrechten
telkens is benadrukt.
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de bevoegdheden en verantwoordelijkheden
van de Minister van Justitie en Veiligheid ten aanzien van deze onafhankelijke autoriteit.
De Kaderwet geeft algemene regels over de positionering van de autoriteit ten opzichte
van de Minister van Justitie en Veiligheid. De precieze verantwoordelijkheid en bevoegdheden
van Minister van Justitie en Veiligheid in relatie tot de nieuwe autoriteit worden
beoordeeld in het kader van de uitwerking van de nationale uitvoeringswetgeving bij
de TCO-verordening. De Kaderwet regelt tevens welke zaken wel onder de verantwoordelijkheid
van de Minister van Justitie en Veiligheid vallen, bijvoorbeeld de wijze waarop een
governancemodel, toezicht, en financiën alsmede de benoeming van het bestuur van de
zbo wordt ingericht.
Volgens de leden van D66 is transparantie is van groot belang. Hoe wordt de transparantie
van het handelen van de autoriteit gewaarborgd?
De TCO-verordening voorziet in transparantieverplichtingen voor zowel de aanbieders
van hostingdiensten als de bevoegde autoriteit.
Zo verplicht de TCO-verordening de bevoegde autoriteit om periodiek te rapporteren
over het aantal uitgevaardigde verwijderingsbevelen, de opvolging daarvan, haar besluiten
ten aanzien van de door aanbieders van hostingdiensten genomen specifieke maatregelen,
de opgelegde sancties en daartegen ingestelde rechtsmiddelen.
Bovendien stelt de Autoriteit jaarlijks een jaarverslag op. Deze verplichting is neergelegd
in artikel 18 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. Dit verslag beschrijft
de wijze waarop de Autoriteit zijn taken heeft uitgevoerd en het gevoerde beleid.
Het verslag wordt aan de Staten-Generaal toegezonden. Bovendien stel ik ook zelf elke
vijf jaar een verslag op over de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren
van de Autoriteit (artikel 39 Kaderwet zelfstandige bestuursorganen). Ook dit verslag
wordt aan de Staten-Generaal toegezonden.
Voor zowel de aanbieders als de autoriteit zijn er minder generieke transparantieverplichtingen
opgenomen ten aanzien van kinderpornografische content, maar evenwel goed passend
binnen de uitgangspunten die de Kaderwet geeft. Het openbaar maken van het bestuursrechtelijke
boetes door de autoriteit heeft een expliciete basis en bij algemene maatregel van
bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de openbaar te maken gegevens.
De transparantie ten aanzien van kinderpornografische content stoelt op het monitoren
van uitgaande aanwijzingen van de autoriteit en de meldingenstroom van het Meldpunt
Kinderporno. Deze monitor is als instrument al door de Technische Universiteit Delft
gebouwd en werkzaam. De resultaten van het monitorinstrument maakt de autoriteit jaarlijks
openbaar, of naar eigen inzicht vaker, waarmee namen en prestaties van aanbieders
openbaar kunnen worden.
De leden van de D66-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat overijverige moderatie
leidt tot censuur.
De definitie van terroristische inhoud is aangescherpt en in lijn gebracht met het
strafrecht, om ongewenste verwijdering of het ontoegankelijk maken te voorkomen. De
TCO voorziet bovendien op verschillende manieren in waarborgen ter bescherming van
de vrijheid van meningsuiting, het publieke debat en vrijheid en pluriformiteit van
de pers. Zo is expliciet opgenomen dat het uiten van controversiële meningen in het
publieke debat uitdrukkelijk niet wordt gezien als terroristische content. Verder
is expliciet aandacht voor de positie en vrijheid van de pers. De autoriteit zal al
deze elementen expliciet moeten betrekken bij de keuze om een verwijderingsbevel uit
te vaardigen. Er wordt op EU-niveau bovendien voorzien in een vorm van consultatie,
waarmee lidstaten met elkaar in overleg treden bij de keuze een verwijderingsbevel
uit te vaardigen. De ontvangende lidstaat heeft hierbij een vetorecht.
De leden van GroenLinks vragen hoe de procedure van verwijdering / ontoegankelijk
making vermoedelijk zal verlopen. Wordt bijvoorbeeld voorzien in een conservatoire
ontoegankelijkmaking om een eventueel beroep van betrokkenen op hun uitingsvrijheid
te beoordelen voordat onomkeerbare stappen worden genomen?
Er zal inderdaad sprake zijn van een voorlopige verwijdering of het ontoegankelijk
maken. Tegen een verwijderingsbevel staat een rechtsmiddel open. Dit betekent dat
tegen een door Nederland uitgevaardigd verwijderingsbevel bezwaar, beroep en hoger
beroep kan worden ingesteld. Bij een verwijderingsbevel uitgevaardigd door de bevoegde
autoriteit van een andere lidstaat staan de rechtsmiddelen van die andere lidstaat
open. Daarnaast is het mogelijk aan de Nederlandse bevoegde autoriteit een verzoek
in te dienen om het verwijderingsbevel van een grensoverschrijdend verwijderingsbevel
te toetsen. Voor TCO zal een aanbieder van hostingdiensten op grond van de verordening
verwijderde of ontoegankelijk gemaakte inhoud tenminste zes maanden bewaren. In geval
van een eventueel beroep zal de dienstverlener derhalve binnen die periode de betreffende
inhoud weer toegankelijk kunnen maken of terugzetten. Overigens kan deze periode op
verzoek van de autoriteit of de rechtbank worden verlengd, bijvoorbeeld indien een
beroepsprocedure langer duurt dan zes maanden.
Ook ten aanzien van een aanwijzing tot ontoegankelijkmaking van online kinderpornografisch
materiaal is in waarborgen voorzien. Tegen een aanwijzing staan de gebruikelijke bestuursrechtelijke
rechtsmiddelen open: bezwaar, gevolgd door het instellen van (hoger) beroep bij de
bestuursrechter.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het in artikel 7 van de Grondwet neergelegde
recht op vrijheid van meningsuiting is meegewogen in de verzelfstandiging van de autoriteit.
Kunt u aangeven hoe de verordening op kan treden tegen online terroristisch materiaal
in combinatie met dit in de Grondwet neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting?
Kunt u aangeven waar de grens van deze vrijheid van meningsuiting ligt om tot ingrijpen
van de autoriteit te komen? Kunt u voorts aangeven hoe u het recht op de vrijheid
van meningsuiting weegt tegen de nationale veiligheid?
Deze verordening heeft tot doel om misbruik van hostingdiensten voor terroristische
doeleinden tegen te gaan en bij te dragen aan de openbare veiligheid. De bevoegde
autoriteiten en de aanbieders van hostingdiensten mogen alleen maatregelen vaststellen
die noodzakelijk, geschikt en proportioneel zijn, waarbij zij rekening houden met
het bijzondere belang van de vrijheid van meningsuiting en van informatie. De verordening
bevat maatregelen die de lidstaten moeten invoeren met passende waarborgen ter bescherming
van de grondrechten, met name de vrijheid van meningsuiting. Deze waarborgen komen
onder meer terug in de verordening doordat expliciet is bepaald dat materiaal dat
voor educatieve, journalistieke, artistieke of onderzoeksdoeleinden of met het oog
op het voorkomen of bestrijden van terrorisme onder het publiek wordt verspreid, met
inbegrip van materiaal dat een uiting vormt van polemische of controversiële standpunten
in het publieke debat, niet geacht wordt terroristische inhoud te zijn. Met een beoordeling
wordt het werkelijke doel van die verspreiding bepaald en wordt nagegaan of het materiaal
voor die doeleinden onder het publiek wordt verspreid. Andere waarborgen op het terrein
van de vrijheid van meningsuiting komen terug in bijvoorbeeld de klachtenprocedure
en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Ook wordt bijvoorbeeld bij
de door de Commissie voorziene evaluatie van de verordening de impact van de toepassing
van de verordening op de grondrechten, met name de vrijheid van meningsuiting en van
informatie, de eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens
betrokken.
Overeenkomst TCO-verordening
Deze leden van SGP vragen in welk stadium de voorbereiding van de TCO-verordening
zich bevindt.
Ten aanzien van het voorstel van de TCO-verordening is een voorlopig akkoord bereikt
tussen de Raad van Ministers van de EU, het Europees Parlement en de Europese Commissie
tijdens de triloog op 10 december 2020. Op 16 december 2020 is de geconsolideerde
tekst door de COREPER aangenomen. De Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en
binnenlandse zaken van het Europees Parlement (LIBE Commissie) heeft ingestemd op
11 januari 2021. De overeenkomst staat voor maart geagendeerd in de JBZ-raad en daarna
zal er nog plenair in het Europees Parlement gestemd worden. De verwachting is dat
de verordening in juni van dit jaar in werking treedt.
GroenLinks vraagt of kan worden verduidelijkt wat de appreciatie is van het recente
compromis omtrent de EU-verordening die de ontoegankelijkmaking van online terroristisch
materiaal zo nodig af kan dwingen en hoe deze vervolgens geïmplementeerd gaat worden,
en of er specifiek gezien naar aanleiding van dit compromis nog aanpassingen bij de
reeds bestaande voornemens ter oprichting van een zelfstandig bestuursorgaan komen?
Het voorliggende compromisvoorstel sluit goed aan bij de Nederlandse inzet tijdens
de onderhandelingen. Er is op diverse plaatsen in de verordening aandacht voor fundamentele
rechten en vrijheden, er is een heldere definitie van terroristisch online materiaal
en de ontvangende lidstaat heeft een expliciete rol (veto) bij de beoordeling van
grensoverschrijdende verwijderingsbevelen. Middels deze weg kunnen ook in Nederland
rechtsmiddelen worden aangewend tegen een verwijderingsbevel uit een andere lidstaat.
Nederland heeft voor deze elementen continue aandacht gevraagd tijdens het onderhandelingsproces,
mede in het licht van de motie van de leden Van Nispen en Van Toorenburg9, die de regering oproept om: «Zich te verzetten tegen een voorstel waarin een verwijderingsbevel
uit een andere lidstaat rechtsreeks, zonder tussenkomst van een in de ontvangende
lidstaat, moet worden opgevolgd door een internetbedrijf, als daar tegen geen rechtsmiddel
open staat in de ontvangende lidstaat». Met het bereikte onderhandelingsresultaat
wordt naar mijn oordeel recht gedaan aan deze motie. Het resultaat van de onderhandelingen
heeft niet geleid tot aanpassing van het voornemen om een zelfstandig bestuursorgaan
op te richten.
De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze de Kamer is geïnformeerd over grote
ontwikkelingen gedurende de onderhandelingen en over de aanstaande overeenkomst op
het TCO-dossier.
Voorafgaand aan de JBZ-Raden is de Kamer over de stand van zaken geïnformeerd in de
geannoteerde agenda, wanneer de TCO-verordening op de agenda van de JBZ-Raad stond,
of in de aanbiedingsbrief, wanneer er relevante ontwikkelingen waren, en tijdens de
algemene of schriftelijke overleggen in aanloop naar de betreffende JBZ-Raad10. Daarnaast bent u geïnformeerd over het voornemen van het kabinet om tegen de algemene
oriëntatie van de Raad te stemmen. Tijdens de onderhandelingen heeft het kabinet vastgehouden
aan het door uw Kamer en het Kabinet vastgestelde Nederlandse inzet, inclusief de
motie Van Nispen-Van Toorenburg. Het Kabinet zal uw Kamer blijven informeren wanneer
er relevante ontwikkelingen zijn, waaronder agendering in de JBZ-Raad en bij publicatie
van de TCO-verordening. Tevens kan uw Kamer de Uitvoeringswet tegemoetzien.
De leden van de SP-fractie willen graag horen hoe in de uiteindelijke overeenkomst
de motie van de leden Van Nispen en Van Toorenburg (kamerstuk
22 112, nr. 2724
) die unaniem is aangenomen tot uiting is gekomen.
Het bereikte compromis komt in hoge mate tegemoet aan de bovengenoemde motie Van Nispen
en Van Toorenburg. Het voorlopig onderhandelingsresultaat voorziet naar mijn oordeel
in passende en adequate rechtsbescherming in de eigen lidstaat tegen een verwijderingsbevel
uit een andere lidstaat. Overeengekomen is onder meer dat de bevoegde autoriteit van
de ontvangende lidstaat een verwijderingsbevel uit een andere lidstaat kan beoordelen
met de mogelijkheid een veto te geven op grond waarvan het verwijderingsbevel geen
rechtsgevolg meer heeft. Daarnaast is voor zowel het hostingsbedrijf als de content
provider een rechtsmiddel in de ontvangende lidstaat mogelijk: beide kunnen, in het
geval van een grensoverschrijdend verwijderingsbevel, de nationale bevoegde autoriteit
in de ontvangende lidstaat verzoeken het verwijderingsbevel te beoordelen met het
oog op het geven van een veto. Tegen dit oordeel is nationale rechtsgang in de ontvangende
lidstaat mogelijk. Met deze mogelijkheid wordt voldaan aan de motie Van Nispen/Van
Toorenburg.
De leden van de SGP-fractie vragen of de autoriteiten die door de lidstaten zullen
worden opgericht ter uitvoering van de TCO-verordening ook op Europees niveau met
elkaar samen zullen werken.
De uitvoering van de TCO-verordening is in hoge mate voorbehouden aan de individuele
lidstaten. Wel schrijft de TCO-verordening op een aantal specifieke punten overleg
voor tussen lidstaten, bijvoorbeeld als een lidstaat voornemens is een grensoverschrijdend
verwijderingsbevel uit te vaardigen. Dit overleg heeft tot doel te voorkomen dat door
de uitvaardiging van een grensoverschrijdend verwijderbevel de strafrechtelijke opsporing
en vervolging in een andere lidstaat wordt doorkruist. Van grensoverschrijdende verwijderbevelen
wordt ook anderszins mededeling gedaan aan de lidstaat waar het desbetreffende aanbieder
van hostingdiensten is gevestigd, zodat deze lidstaat (na een eigen beoordeling) sancties
kan opleggen in het geval die verwijderbevelen niet worden nagekomen.
De leden van de SGP-fractie vragen of de uitwerking van de verordening in alle lidstaten
van de Unie gelijk zal zijn. Zij vragen of de financiële situatie in lidstaten daarbij
van belang is, en of er ook vanuit de EU budget beschikbaar wordt gesteld.
De Europese wetgever heeft bewust gekozen voor het instrument van de verordening in
plaats van een richtlijn. De verordening legt aan iedere lidstaat dezelfde verplichtingen
op. Daarmee wordt gestreefd naar een uniforme aanpak van online terroristisch materiaal
in de gehele Unie. Lidstaten zijn zelf verantwoordelijk voor de uitvoering en financiering
van de verordening. Wel wordt momenteel bezien of de oprichting van de autoriteit
voor een deel medegefinancierd kan worden met gelden uit het Europese Internal Security
Fund (ISF).
Reikwijdte
De leden van de VVD, D66 en de SP zijn benieuwd naar de toepassing van de definitie
«illegal terrorist content» zoals uiteengezet in de richtlijn (EU) 2017/541 over terrorismebestrijding.
De definitie van online terroristisch materiaal is opgenomen in de TCO- verordening.
Deze definitie sluit aan op de bestaande definitie van terroristische misdrijven in
Richtlijn (EU) 2017/541 en is daarom ook in lijn met het Nederlandse strafrecht. De
definitie omvat materiaal dat aanzet, pleit of een bijdrage levert aan een terroristisch
misdrijf. De definitie bevat verder materiaal dat instructies geeft voor het plegen
van dergelijke misdrijven of die de deelname aan activiteiten van een terroristische
groepering bevorderen of terroristische activiteiten verheerlijken, en materiaal dat
een leidraad biedt voor het maken en gebruiken van explosieven, vuurwapens of andere
wapens of schadelijke of gevaarlijke stoffen.
Bij de beoordeling of het in een specifiek geval gaat om online terroristisch materiaal
houdt de bevoegde autoriteit rekening met alle omstandigheden van het geval, waaronder
de context waarin een uiting is gedaan. Zo zal een krantenbericht waarin verslag wordt
gedaan van een terroristische aanslag niet kwalificeren als terroristisch materiaal,
maar propagandamateriaal dat naar een dergelijke aanslag verwijst, wel. Het feit dat
het materiaal is geproduceerd door, is toe te schrijven aan of is verspreid namens
een op de EU-lijst geplaatste terroristische organisatie of persoon, vormt een belangrijke
factor bij de beoordeling.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd op welke wijze hostingproviders, maar ook
grote internetplatforms, op dit moment een bijdrage leveren aan het verwijderen van
terroristische content. Welke mogelijkheden heeft u ook hierbij bestuurlijk in te
grijpen? Kan deze op te richten autoriteit aan de bestrijding van dergelijke content
online een bijdrage leveren?
Aanbieders van hostingdiensten hebben, gezien hun centrale rol en de technologische
middelen en mogelijkheden die met de door hen verleende diensten gepaard gaan, een
bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheid om hun diensten te beschermen tegen
misbruik door terroristen en om te helpen bij het tegengaan van de verspreiding van
terroristische content die via hun diensten online wordt verspreid. De aanbieders
hebben de mogelijkheid content te weren van hun platformen als deze niet strookt met
hun gebruikersvoorwaarden. Er bestaat bovendien al een vrijwillige samenwerking tussen
lidstaten en aanbieders van hostingdiensten om terroristische onlinecontent te bestrijden.
Er is in 2015 een kader opgesteld en publiek-private samenwerking vindt plaats binnen
het EU Internetforum. Die inspanningen worden nu aangevuld door de TCO-verordening
met een duidelijk wetgevend kader teneinde terroristische onlinecontent nog minder
toegankelijk te maken en een zich snel ontwikkelend probleem adequaat aan te pakken.
De leden van de SP-fractie willen graag weten hoe het WODC-rapport «Voorziening voor
verzoeken tot snelle verwijdering van onrechtmatige online content» in het besluit
om een nieuwe autoriteit op te richten is meegenomen en hoe dat rapport in het vervolg
mee gaat worden genomen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of u overweegt
ook andere controversiële content op internet, denk aan ongewenste online beïnvloeding,
onder het bereik van deze autoriteit te brengen.
De beoogde autoriteit is beperkt tot de aanpak van online kinderpornografisch en online
terroristisch materiaal. In de beleidsreactie11 op het genoemde rapport heeft het kabinet een vijfstappenplan gepresenteerd voor
een laagdrempelige procedure om ook andere vormen van onrechtmatige online content
aan te pakken. Dit wordt voortvarend ter hand genomen, maar staat los van het wetsvoorstel
bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal of de uitvoeringswet
TCO-verordening.
De autoriteit wordt opgericht om de verspreiding van terroristische content en kinderpornografisch
materiaal tegen te gaan. Hiermee geeft de autoriteit uitvoering aan de TCO-verordening
en het wetsvoorstel bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal.
Het lid Becker heeft in een motie12 de regering verzocht om in de aanpak van extremistisch, antidemocratisch en radicaal
salafistische uitingen online, waar nodig het bestuurlijk instrumentarium in te zetten,
en deze toe te voegen aan de taken van de autoriteit of onder te brengen bij een andere
autoriteit. Indien deze uitingen zodanig ernstig van aard zijn en daarmee onder de
definitie vallen van terroristische content, zoals is bepaald in de TCO-verordening,
dan valt het binnen de taken van deze autoriteit. Voor content dat niet onder deze
definitie valt verwijs ik mede naar de beleidsreactie op het WODC-rapport «Voorziening voor verzoeken tot snelle verwijdering van onrechtmatige online content»
(Kamerstuk
34 602, nr. 6
) waarin een vijfstappenplan wordt gepresenteerd om ook andere vormen van onrechtmatige
online content aan te pakken.
De leden van de ChristenUnie vragen of de autoriteit ook een rol zal spelen in de
bestrijding van wraakporno.
Dit is niet het geval. De bevoegdheden van de autoriteit zijn beperkt tot online kinderpornografisch
materiaal en terroristische onlinecontent.
De SP-fractie vraagt hoe de motie van het lid Van Nispen (Kamerstuk
33 552, nr. 75
) voor een vergewisplicht voor erotische internetplatforms wordt uitgevoerd? Deelt
u de mening dat de doelstelling van die vergewisplicht en van deze op te richten autoriteit
gelijk zijn, namelijk voorkomen dat internetgebruikers bloot worden gesteld aan kinderporno?
Ziet u daarom een rol weggelegd voor deze autoriteit om op bestuursrechtelijke wijze
toe te zien dat erotische internetplatforms die vergewisplicht nakomen en eventueel
ingrijpen wanneer zij dat niet doen?
Afhankelijk van de omstandigheden van het geval, kan met het plaatsen van seksueel
getinte content zonder toestemming van degenen die op dat materiaal zichtbaar zijn,
een strafbaar feit of een onrechtmatige daad worden gepleegd. In het geval een dergelijke
openbaarmaking wordt voorzien, kan het (potentiële) slachtoffer rechtsmiddelen aanwenden
om publicatie te voorkomen. Mede daarom ben ik geen voorstander van een separate wettelijke
vergewisplicht. Ik zie wel meerwaarde in het beter informeren van mensen over hun
rechten in relatie tot het gebruik van afbeeldingen, gecombineerd met een snelle toegankelijke
procedure om onrechtmatige content zo snel mogelijk verwijderd te krijgen. Ook zie
ik mogelijkheden om het gesprek met internetplatformen aan te gaan inzake hun algemene
voorwaarden en voorwaarden van diensten in relatie tot onrechtmatige content. Daarbij
zet ik in op het maken van afspraken op Europees niveau.
Samenwerking autoriteit met sector en andere overheidspartijen
De leden van de SP-fractie vragen welke soort providers uiteindelijk een verwijderingsbevel
voor terroristische content opgelegd kunnen krijgen, internet service providers, hosting
providers of content providers?
De TCO verordening is van toepassing op aanbieders van hostingdiensten. Deze worden
in de meest recente versie van de verordening gedefinieerd als aanbieders wier dienstverlening
eruit bestaat informatie die door een contentaanbieder is verstrekt, op diens verzoek
op te slaan en op verzoek van de contentaanbieder beschikbaar stellen aan een mogelijk
onbeperkt aantal personen.
De leden van de D66-fractie menen dat de techbedrijven een grote rol spelen in het
verwijderen van illegale content. Hebben de techbedrijven in deze nog een zorgplicht?
Zo ja, hoe ziet die eruit?
Zowel voor online kinderpornografisch materiaal als voor online terroristisch materiaal
wordt voorzien in een zorgplicht. Het wetsvoorstel bestuursrechtelijke aanpak online
kinderpornografisch materiaal voorziet in een zorgplicht voor aanbieders van hostingdiensten.
Zij worden verplicht passende en evenredige maatregelen te treffen om de opslag en
doorgifte van online kinderpornografisch materiaal te beperken.
De TCO verordening kent een vergelijkbare zorgplicht voor online terroristisch materiaal.
Aanbieders van hostingdiensten die bloot worden gesteld aan terroristische content
op hun platformen worden verplicht maatregelen te treffen om de verspreiding van terroristische
content via hun diensten tegen te gaan.
De leden van de SP-fractie vragen of kleinere providers aan dezelfde regels worden
gebonden als grote providers voor wat betreft het verwijderen terroristische content?
Zo nee, welk lichter regime is er voor kleine(re) providers?
Voor zowel kleine als grotere aanbieders geldt eenzelfde regime. Wel wordt bij het
treffen van specifieke maatregelen rekening gehouden met onder de specifieke omstandigheden
van de aanbieder van hostingdiensten, waaronder het aantal gebruikers van de dienst,
de hoeveelheid content die zij aanleveren en de financiële draagkracht van de aanbieder.
Ook bij het opleggen van een sanctie door de Autoriteit is ruimte voor maatwerk. Zo
wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de aard en grootte van een aanbieder. De
verordening schrijft voor dat lidstaten bij het besluit om al dan niet een sanctie
op te leggen en bij het vaststellen van de soort sanctie, rekening houden met alle
relevante omstandigheden. Daaronder wordt in elk geval begrepen de aard en grootte
van de aanbieder van hostingdiensten. Lidstaten zijn bovendien vrij om te bepalen
of in een concreet geval een sanctie wordt opgelegd – voormelde afweging kan er dus
ook toe leiden dat in een specifiek geval geen sanctie wordt opgelegd.
Ten aanzien van specifieke maatregelen die een aanbieder van hostingdiensten moet
nemen indien hij is blootgesteld aan terroristische content, geldt eveneens dat rekening
gehouden wordt met onder meer het aantal gebruikers van de dienst, de hoeveelheid
content die zij aanleveren en de financiële draagkracht van de aanbieder.
De leden van de D66-fractie vragen op welke manier social media platformen worden
betrokken bij de effectieve opsporing en handhaving van het tegengaan van strafbare
content?
Zowel voor online kinderpornografisch materiaal als voor online terroristisch materiaal
wordt voorzien in een zorgplicht. Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord over de
zorgplicht bovenaan deze pagina. Een aanbieder van hostingdiensten kan terroristische
inhoud van onmiddellijk levensbedreigende aard aantreffen. De aanbieder van hostingdiensten
neemt contact op met de instantie die bevoegd is voor het onderzoeken en vervolgen
van strafbare feiten in betreffende lidstaat. Indien niet duidelijk is met welke lidstaat
contact dient te worden opgenomen, informeert de aanbieder van hostingdiensten de
autoriteit van het land waar zij haar hoofdvestiging heeft. Tevens informeert de HSP
Europol. In Nederland gevestigde aanbieders van hostingdiensten kunnen ook direct
contact opnemen met de autoriteit, die de betreffende informatie zal doorgeleiden
naar de juiste instantie. De contactpunten, ook in de overige lidstaten, dienen voor
de aanbieders van hostingdiensten direct en makkelijk, online en op één plaats vindbaar
te zijn. De verordening schrijft ook voor dat hosting service providers verwijderde
of ontoegankelijk gemaakte content moeten behouden die noodzakelijk is voor het voorkomen,
opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven.
De leden van de VVD-fractie vragen of het mogelijk is voor de veiligheidsdiensten
actief inzicht te krijgen wanneer terroristische content wordt gedetecteerd en hoe
de autoriteit zich zal verhouden tot andere instanties die zich bezighouden met de
bestrijding van kinderporno en/of terrorisme. Hoe zorgt u ervoor dat de autoriteit
de inzet van deze instanties versterkt en er geen versplintering zal optreden?
Zowel voor online kinderpornografisch materiaal als voor online terroristisch materiaal,
wordt voorzien in samenwerking met instanties als het OM en de politie. Daarmee worden
werkafspraken gemaakt. Met dit overleg wordt voorkomen dat door de verwijdering van
online materiaal de strafrechtelijke opsporing en vervolging van diegenen die dit
materiaal plaatsen of produceren, wordt doorkruist.
De leden van de Groenlinks-fractie vragen hoe de nog in te stellen nationaal coördinatoren
antisemitisme en discriminatie & racisme gaan samenwerken met het beoogde zelfstandig
bestuursorgaan dat zowel online kinderpornografisch materiaal als online terroristisch
materiaal gaat bestrijden?
Voor discriminerende en antisemitische uitingen subsidieert het Ministerie van Justitie
en Veiligheid het Meldpunt internetdiscriminatie (MiND), dat een onafhankelijk juridisch
oordeel geeft over het mogelijk strafbare karakter van deze uitingen. Dit valt buiten
de reikwijdte van het wetsvoorstel bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch
materiaal en de aankomende (uitvoeringswet voor de) TCO-verordening.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de voortgang van de uitvoering van
de motie van het lid Van der Graaf c.s. over een online outreachprogramma (Kamerstuk
31 015, nr. 186) en de gewijzigde motie van de leden Van der Graaf en Kuiken over het inzetten van
de webcrawler en de lokprofielen (Kamerstuk 29 628, nr. 960).
In december 2020 heeft het Ministerie een subsidie verleend waarmee het Centrum tegen
Kinderhandel en Mensenhandel (CKM) verder kan werken aan het verkennen en nader ontwikkelen
van een tool om online met slachtoffers in contact te komen, met gebruikmaking van
zogeheten «surfprofielen». Ook worden in het kader van dit online outreach programma
de juridische mogelijkheden verkend om deze surfprofielen in te zetten. In de beleidsreactie
op de Slachtoffermonitor Mensenhandel 2015–2019 (Kamerstuk 31 015, nr. 221) van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, die
op 11 januari 2021 naar uw Kamer is gestuurd, heeft de Staatssecretaris van Justitie
en Veiligheid dit project nader toegelicht.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
P.F.L.M. Tielens-Tripels, griffier