Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Yesilgöz-Zegerius en Buitenweg over het onderzoek naar taakdifferentiatie bij de brandweer
Vragen van de leden Yeşilgöz-Zegerius (VVD) en Buitenweg (GroenLinks) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het onderzoek naar taakdifferentiatie bij de brandweer. (ingezonden 8 maart 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 18 maart 2021).
Vraag 1
Klopt het dat voor elk van de 25 veiligheidsregio’s nu goed in beeld is wat taakdifferentiatie
voor consequenties heeft? Zo ja, kunt u deze analyse met de Kamer delen?
Antwoord 1
De consequenties van taakdifferentiatie bij de brandweer bij eventuele invoering van
de diverse onderdelen van de eerder geformuleerde denkrichting zijn voor alle 25 veiligheidsregio’s
in beeld gebracht. De analyse daarvan is op 22 februari jl. door de leden van het
Veiligheidsberaad en mij besproken. Dat document «Inzicht in consequenties denkrichting»
(bijlage 1) voeg ik bij1.
Vraag 2
Wat betekent de denkrichting voor de verschillende onderdelen van de brandweerorganisaties
en medewerkers?
Antwoord 2
Onderkend moet worden dat de consequenties voor de verschillende veiligheidsregio’s
en ook tussen brandweerposten binnen afzonderlijke veiligheidsregio’s uiteenlopend
uitpakken. Dat hangt samen met het risicoprofiel, het geografisch karakter en de daarbij
gehanteerde inzet van brandweerpersoneel van de regio’s. In algemene zin kunnen de
consequenties wel nader worden geduid.
Bouwsteen I van de denkrichting introduceert een onderscheid tussen al dan niet verplichte
opkomst bij een melding. Alleen beroeps kunnen in de toekomst worden verplicht om
op te komen, vrijwilligers niet. De huidige kazernering en consignatie van vrijwilligers
is dan niet meer mogelijk, dit zal ingevuld moeten worden door beroepspersoneel.
Bouwstenen II, III en IV van de denkrichting maken het onderscheid tussen beroeps
en vrijwilligers groter op het gebied van taken en opleiding. Dat betreft onder meer
het aantal specialismen dat een vrijwilliger mag en een beroeps moet beheersen. Bij
de beroeps is dat aantal groter om zo onderscheid in zwaarte in taken tot uitdrukking
te brengen.
Vraag 3
Welke grote nadelen komen naar boven bij taakdifferentiatie? Wat betekent dit voor
de uitvoerbaarheid van de verschillende taken?
Antwoord 3
De analyse van de consequenties vermeldt dat taakdifferentiatie uitvoerbaar is. Het
vergt echter, eigen aan het traject, wel veranderingen in de organisatie. Bouwsteen
I heeft breed draagvlak maar heeft als nadeel dat het omzetten van vrijwilligers naar
beroeps forse kosten met zich meebrengt.
Het echt grote nadeel van de bouwstenen II, III en IV heeft naast de kosten betrekking
op het onderscheid in de toedeling van specialistische taken aan vrijwilligers en
beroeps. Dat kan namelijk leiden tot de situatie dat beroeps opgeleid moeten worden
voor specialismen die zij mogelijk in de praktijk niet nodig gaan hebben. De meeste
vraagtekens over wenselijkheid worden door de veiligheidsregio’s daarom geplaatst
bij de laatste drie voorliggende bouwstenen. Aangegeven is dat die nader bezien moeten
worden. De daarop betrekking hebbende invoering zal, rekening houdend met de juridische
kaders en in verband gebracht met andere verandertrajecten bij de brandweer, geleidelijk
plaats moeten vinden.
Vraag 4
Kunnen in het voorgestelde model van taakdifferentiatie met de huidige personeelsbezetting,
inclusief vrijwilligers, alle brandweertaken worden verricht? Zo nee, welke taken
kunnen met de huidige bezetting niet worden verricht? Wat is nodig met betrekking
tot de personeelsbezetting om deze taken wel te kunnen verrichten?
Antwoord 4
Ja, uitgangspunten van de denkrichting taakdifferentiatie zijn naast «juridisch houdbaar»
onder meer behoud van vrijwilligheid en gelijkwaardige brandweerzorg. Alle brandweertaken
zijn daarmee meegenomen. Een deel van hetgeen nu door vrijwilligers wordt ingevuld,
wordt in het voorgestelde model van taakdifferentiatie door beroeps uitgevoerd.
Vraag 5
Herinnert u zich dat in de presentatie van 9 december 2019 werd aangegeven dat de
denkrichting van taakdifferentiatie met name negatieve gevolgen heeft voor de opschaling,
slagkracht, aflossing en herbezetting bij specialistische inzet? Hoe kan dit worden
ondervangen zonder inbreuk te maken op de specialistische inzet?2
Antwoord 5
Ja, naast onder meer de slagkracht is in de presentatie van 9 december 2019 als uitgangspunt
van de denkrichting het behoud van een gelijkwaardig niveau van brandweerzorg vermeld.
In de nu bij alle 25 veiligheidsregio’s gedane uitvraag zijn de consequenties van
de denkrichting meegenomen met inbegrip van hetgeen gedaan wordt om dat niveau op
peil te houden.
Vraag 6
Welke gevolgen heeft taakdifferentiatie voor de taken die een brandweervrijwilliger,
al dan niet in samenhang met andere taken, nog kan verrichten, voor de tijd die geïnvesteerd
kan worden in het vrijwillig verrichten van taken voor de brandweer en voor verhouding
van de voor de brandweer te verrichten taken in relatie tot de werkzaamheden die een
persoon in een ander beroep verricht?
Antwoord 6
Een vrije instroomvrijwilliger blijft vrijwilliger. Alleen het takenpakket van deze
vrijwilliger verandert door taakdifferentiatie. Welke verandering dat precies is,
is nu nog niet aan te geven. Het is afhankelijk van enerzijds de huidige taken en
anderzijds het nog te bepalen onderscheid aan taken tussen de vrijwilligers en de
beroeps.
Voor de gekazerneerde en geconsigneerde vrijwilliger (bouwsteen I) blijft de mogelijkheid
in samenspraak met de werkgever die taken als beroeps te gaan doen of als vrije instroom
vrijwilliger taken te gaan verrichten. Bij indiensttreding als beroeps in combinatie
met een ander beroep gelden de wettelijke bepalingen zoals die voor al het beroepspersoneel
bij de brandweer gelden.
Vraag 7
Deelt u de mening dat vrijwilligheid behouden moet blijven waarbij vrijwilligers wezenlijk
kunnen bijdragen aan de uitvoering van de brandweertaken? Zo ja, wanneer is volgens
u sprake van een wezenlijke bijdrage door vrijwilligers?
Antwoord 7
Ja, behoud van vrijwilligheid bij de brandweer vind ik van belang en is ook uitgangspunt
bij het traject inzake de rechtspositie van de brandweervrijwilligers. Het overgrote
deel van de brandweermedewerkers betreft momenteel vrijwilligers en dat zal na afronding
van de taakdifferentiatie niet anders zijn. Ook dan verzorgen vrijwilligers dus een
wezenlijke bijdrage aan de brandweerzorg.
Vraag 8
Kunt u nog eens helder uiteenzetten welke normen uit welke Europese en internationale
wet- en regelgeving zouden conflicteren met de huidige manier van werken door brandweervrijwilligers
bij de brandweer? Welke onderliggende belangen liggen onder de wet- en regelgeving
die aanleiding waren voor die wet- en regelgeving en die nu mogelijk in het geding
zijn bij de brandweer?
Antwoord 8
De huidige manier van werken door brandweervrijwilligers bij de brandweer is op elementen
in strijd met de Deeltijdrichtlijn (1997/81/EG) en artikel 7 van de Arbeidstijdenrichtlijn
(2003/88/EG). Beide richtlijnen betreffen de fundamentele bescherming van de rechten
van werknemers en hun gezondheid en veiligheid. Eerder stuurde ik uw Kamer in dit
verband het Onderzoeksverslag van Pels Rijcken3.
Op grond van de Deeltijdrichtlijn achten de onderzoekers het waarschijnlijk dat de
gebonden instroom vrijwilligers en gekazerneerde vrijwilligers moeten worden aangemerkt
als deeltijdwerkers in de zin van de Deeltijdrichtlijn. Daarnaast zien zij een reëel
risico dat de vrije instroom vrijwilligers als deeltijdwerkers moeten worden aangemerkt.
Tevens blijkt uit het onderzoek dat op basis van de rechtspraak van het Hof van Justitie
van de Europese Unie rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat het Hof
van Justitie ook ongelijke behandeling in een meer algemene zin dan bedoeld in de
Deeltijdrichtlijn ontoelaatbaar acht. Er bestaat volgens de onderzoekers een reëel
risico dat verschillende groepen brandweervrijwilligers, op basis van het algemene
Unierechtelijke gelijkheidsbeginsel, recht hebben op dezelfde arbeidsvoorwaarden als
de beroepsbrandweer.
Vervolgonderzoek van prof. mr. L.G. Verburg is daarmee in lijn4.
Vraag 9
Deelt u de mening dat niet het juridische knelpunt maar het in de knel komen van een
actueel belang ten grondslag aan de rechtsregel leidend moet zijn? Welke onderliggende
belangen worden nu door de huidige inrichting van de brandweer geschonden? Wat zijn
daarvan de gevolgen?
Antwoord 9
Bij de vormgeving van juridische kaders moeten we goed kijken naar belang en uitwerking
daarvan in de praktijk. Dat doen we zeker ook als het bijvoorbeeld over de voor het
stelsel van de brandweerzorg relevante Wet veiligheidsregio’s en onderliggende regelgeving
gaat. Die staat hier niet ter discussie.
Gaat het om fundamentele keuzes zoals die ten grondslag liggen aan bijvoorbeeld de
onderhavige Deeltijdrichtlijn en de Arbeidstijdenrichtlijn dan is het noodzakelijk
om alles op alles te zetten die te respecteren en dus na te leven. Dan is het dus
zaak, en dat is aan de orde in het kader van de taakdifferentiatie bij de brandweer,
om actief te werken aan andere manieren om de brandweerzorg te organiseren. Daarbij
gaat het om te komen tot afspraken zoals die in welke branche dan ook moeten worden
gemaakt door de werkgevers met het personeel. Ik zie geen reden en geen mogelijkheid
dat anders te benaderen voor het brandweerpersoneel. Ik hecht grote waarde aan de
bescherming van de rechten van werknemers en hun gezondheid en veiligheid.
Vraag 10
Kunnen deze belangen ook op andere manieren worden behartigd dan door taakdifferentiatie?
Zo ja, is hier wijziging van het Europees en internationaal wet- en regelgevingskader
voor noodzakelijk en heeft u al concrete stappen gezet om dit in de Europese Unie
te regelen? Zo nee, hoezo niet?
Antwoord 10
Nee, gegeven het uitgangspunt van behoud van vrijwilligheid is taakdifferentiatie
de enige manier om de brandweerzorg goed te organiseren. Op het gebied van de gekazerneerde
en geconsigneerde vrijwilligers (bouwsteen I) is de schending van het Europese en
internationale wet- en regelgeving het meest manifest. Voor die groep geldt dat zij
aangemerkt moet worden als deeltijdwerkers in de zin van de Deeltijdrichtlijn. Ik
vind het noodzakelijk dat de veiligheidsregio’s als werkgevers van het brandweerpersoneel
snel concrete stappen zetten om dat te regelen. De overige onderdelen van de denkrichting
taakdifferentiatie (bouwstenen II, III en IV) betreffende de vrije instroom vrijwilligers
vragen ook de aandacht maar daar liggen meer oplossingsvarianten dan nu uitgewerkt
in de uitvraag bij 25 veiligheidsregio’s.
Vraag 11
Is het in theorie ook mogelijk dat Nederland uitgezonderd wordt van de naleving van
de Europese afspraken zoals die zijn gemaakt? Zo ja, heeft u zich al inspanningen
getroost om de uitzondering te bewerkstelligen, en waaruit bestaan die dan?
Antwoord 11
Nee, een uitzondering voor Nederland betreffende de naleving van de Europese Richtlijnen
is geenszins een begaanbare weg5.
Vraag 12
Kunt u deze vragen stuk voor stuk en binnen de gestelde termijn beantwoorden?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.