Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Voordewind over de beslissing van de Pre-Trial Chamber van het Internationaal Strafhof dat het Internationaal Strafhof bevoegd is om misdaden te onderzoeken in de Gazastrook, op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem
Vragen van het lid Voordewind (ChristenUnie) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de beslissing van de Pre-Trial Chamber van het Internationaal Strafhof dat het Internationaal Strafhof bevoegd is om misdaden te onderzoeken in de Gazastrook, op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem (ingezonden 19 februari 2021).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 12 maart 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitspraak van het Internationaal Strafhof (ICC) waarbij de Pre-Trial Chamberbij meerderheid heeft geoordeeld dat het Hof bevoegd is misdaden in de Gaza-strook,
de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem te onderzoeken?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de uitspraak?
Antwoord 2
Het Internationaal Strafhof is onafhankelijk. Het kabinet heeft vertrouwen in de professionaliteit
van het Hof en de aanklager. Nederland bemoeit zich dan ook niet inhoudelijk met onderzoeken
of uitspraken van het Internationaal Strafhof.
Vraag 3
Bent u van mening dat deze beslissing noodzakelijk volgt uit het internationaal recht,
of dat hier sprake is van vermenging met politieke stellingname inzake het Israëlisch-Palestijnse
conflict?
Antwoord 3
De aanklager van het Strafhof had eerder om een uitspraak van de rechters gevraagd
over de territoriale jurisdictie van het Hof over de Westelijke Jordaanoever, inclusief
Oost-Jeruzalem, en Gaza, nadat zij haar vooronderzoek naar de situatie in de Palestijnse
Gebieden had afgerond en had vastgesteld dat aan alle voorwaarden werd voldaan om
een officieel onderzoek te starten. De rechters onderstrepen in de uitspraak dat zij
niet bevoegd zijn om te beslissen over vragen rond statelijkheid waaraan de internationale
gemeenschap gebonden wordt, of dat zij kunnen oordelen over grenskwesties. Het oordeel
ziet enkel op de territoriale rechtsmacht van het Strafhof, waarbij de Kamer van Vooronderzoek
aangeeft dat bij de Palestijnse toetreding tot het Statuut van Rome alle regels zijn
gevolgd en dat de Palestijnse Gebieden daarmee dezelfde rechten hebben als andere
verdragspartijen. Op basis van die informatie is er wat het kabinet betreft geen sprake
van een politieke stellingname.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het minderheidsstandpunt van de voorzitter van dePre-Trial Chamber, die stelt dat er in het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof geen
basis te vinden is voor deze beslissing? Waar is het verschil in opvatting tussen
de leden van deze Kamer volgens u op gebaseerd?2
Antwoord 4
Anders dan in de Nederlandse rechtspraak is het bij internationale hoven en tribunalen
gebruikelijk dat de bij een zaak betrokken rechters, indien zij dit wensen, hun eigen
standpunt toelichten in een «separate opinion». Hierin kunnen zij aangeven of zij
het al dan niet eens zijn met de redenering die de meerderheid van de betreffende
kamer volgt dan wel de conclusies die zij hieruit trekt. In de huidige uitspraak heeft
de voorzitter van de Kamer van vooronderzoek een «partly dissenting opinion» opgesteld
waarin hij uiteenzet op welke gronden hij de meerderheid deels niet kan volgen. Dit
heeft geen gevolgen voor de rechtskracht van de uitspraak die door de meerderheid
van de Kamer is vastgesteld. Overigens betwist de betreffende rechter niet dat het
Internationaal Strafhof in beginsel rechtsmacht heeft ten aanzien van bepaalde internationale
misdrijven die in de Palestijnse gebieden zijn gepleegd. Zijn «dissent» heeft betrekking
op de precieze geografische afbakening van de gebieden waarin het Strafhof rechtsmacht
kan uitoefenen.
Vraag 5
Wat vindt u van de kritiek die landen als Canada en Duitsland op de beslissing van
het ICC hebben geleverd? Bent u het eens met de Canadese en Duitse regering dat het
ICC geen jurisdictie heeft in deze kwestie?3 Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u van plan dit standpunt aan het ICC over te brengen?
Antwoord 5
De Kamer van Vooronderzoek heeft besloten dat het Strafhof rechtsmacht heeft ten aanzien
van mogelijke internationale misdrijven die in de Palestijnse gebieden zijn gepleegd.
Nederland is van mening dat dit een zaak van het Hof is. Zoals gezegd zijn het Strafhof,
diens rechters en de aanklager onafhankelijk. Het kabinet heeft vertrouwen in de professionaliteit
van het Hof en de aanklager. Nederland bemoeit zich niet inhoudelijk met onderzoeken
of uitspraken van het Internationaal Strafhof, en het kabinet zal dan ook niet ingaan
op standpunten van andere landen in deze kwestie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.