Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Snoeren en Nijkerken-de Haan over het bericht 'Wethouder voor twee maanden kost Meerssen bijna drie ton!'
Vragen van de leden Snoeren en Nijkerken-de Haan (beiden VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Wethouder voor twee maanden kost Meerssen bijna drie ton!» (ingezonden 24 februari 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
11 maart 2021).
Vraag 1
Kent u het bericht «Wethouder voor twee maanden kost Meerssen bijna drie ton!»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u aangeven waarom ervoor gekozen is om de bestuurslaag waar een bestuurder als
laatste is aangesteld de totale last van de wachtgelduitkering te laten dragen?
Antwoord 2
Op grond van kabinetsstandpunt naar aanleiding van het advies van de adviescommissie
Rechtspositie politieke ambtsdragers («Over dienen en verdienen») is in 2010 in de
Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) het zogeheten loopbaanprincipe
geïntroduceerd. Deze introductie kwam voort uit een in de praktijk gebleken ongewenste
uitkomst van de gedecentraliseerde uitvoering van de Appa. Het uitgangspunt dat de
Appa-uitkering in principe per overheidsorgaan en per Appa-functie wordt toegekend,
had namelijk tot gevolg dat de aanvaarding van een nieuw politiek ambt een negatief
effect kon hebben op de duur van de uitkering uit hoofde van dat nieuwe ambt. Daarom
is er in 2010 voor gekozen dat bij de overgang van de ene politieke functie naar een
volgende functie de eerder opgebouwde aanspraken op uitkeringsduur worden meegenomen.
Dit betekent bijvoorbeeld dat bij de overgang van een Kamerlidmaatschap naar een ministerschap,
de als Kamerlid opgebouwde Appa-diensttijd meetelt bij de bepaling van de duur van
de Appa-uitkering als betrokkene aftreedt als bewindspersoon. De overgang van de ene
naar de andere politieke functie heeft op deze manier geen negatieve gevolgen voor
de opbouw van Appa-uitkeringsduur.
Vraag 3
Is het waar dat conform het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten
(BBV) zowel gemeenten, provincies als waterschappen voorzieningen dienen te treffen
voor deze wachtgeldverplichtingen? Moeten deze voorzieningen al getroffen worden bij
aanvang van de bestuursperiode? Is het waar dat deze voorzieningen vrijvallen indien
de gewezen bestuurder elders een wachtgeldaanspraak krijgt? Kortom, welke verplichtingen
vloeien er voort uit het BBV?
Antwoord 3
Artikel 44, lid 3 van het BBV geeft aan dat voorzieningen niet gevormd worden voor
jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar
volume.
In de notitie Arbeidskostengerelateerde verplichtingen geeft de commissie BBV aan
dat uitkeringen voor wethouders over het algemeen een ongelijkmatig patroon hebben
en dus geen vergelijkbaar volume hebben. Hiervoor moet dan een voorziening worden
getroffen door de gemeente. Ook kan echter een verzekering in verband met pensioenen
en uitkeringen van wethouders worden afgesloten. Het blijft echter wel aan de gemeente
om zelf te bepalen of al dan niet sprake is van een vergelijkbaar volume.
Op het moment dat de verplichting om een uitkering te gaan betalen zich voordoet en
er is geen sprake van «een vergelijkbaar volume», dan dient er een voorziening te
worden gevormd. Hiervan kan sprake zijn bij aanvang van de bestuursperiode.
Als de verplichting om een uitkering te gaan betalen ten einde komt of kleiner wordt,
bijvoorbeeld vanwege de verrekening van andere inkomsten, dan kan deze voorziening
vrijvallen voor het deel waarvoor de verplichting om een uitkering te betalen is komen
te vervallen. Voor het BBV is de uitkeringsverplichting alleen van belang voor zover
de financiële gevolgen geen jaarlijks terugkerende arbeidskosten zijn van vergelijkbaar
volume.
Vraag 4
Deelt u de mening dat onwenselijke situaties kunnen ontstaan wanneer een gemeente
of andere bestuurlaag de volledige last draagt van wachtgeld die elders (andere gemeente
dan wel andere bestuurslaag) is opgebouwd? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 4
Het loopbaanprincipe kan voor overheidsinstellingen zowel een positief als een negatief
effect hebben. Als een bestuurder met een lange staat van dienst zijn bestuurlijke
loopbaan vervolgt bij een andere overheidsinstelling, heeft dat een positief effect
op de hoogte van de uitkeringslasten van de overheidsinstelling die de bestuurder
heeft verlaten en mogelijk een negatief effect op de uitkeringslasten van de overheidsinstelling
waar de bestuurder laatstelijk is benoemd. Dat negatieve effect is er overigens alleen
voor zover daar de ambtsduur korter is dan de uitkeringsduur die de ambtsdrager in
zijn eerdere ambtstermijn(en) heeft opgebouwd. Dat was het geval in de gemeente Meerssen
doordat in dit geval de eerdere diensttijd als waterschapsbestuurder is meegeteld.
Overigens is hier sprake van een uitzonderlijke situatie.
Vraag 5
Deelt u de mening dat deze situtatie mogelijk kan leiden tot een grote terughoudendheid
van met name kleinere gemeenten om een bestuurder met een lange staat van dienst aan
te stellen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 5
Ik verwacht geen grote terughoudendheid als de gemeenteraad bij de benoeming van een
wethouder een afweging dient te maken tussen enerzijds bestuurservaring (de lange
staat van dienst) en anderzijds de kans op langdurende uitkeringslasten die in de
regel alleen zullen optreden in het geval de betrokken wethouder eerder dan verwacht
aftreedt.
Vraag 6
Welke aanpassingen in de APPA-wetgeving op dit onderdeel zouden er mogelijk zijn?
Bent u bereid te kijken naar een aanpassing van de APPA op dit onderdeel om zo te
voorkomen dat het volledige financiëele risico komt te liggen bij het laatste bestuursorgaan?
Zo neen, waarom niet?
Antwoord 6
Ik overweeg op dit punt geen aanpassing van de Appa. Ik acht het loopbaanprincipe
van belang voor de aantrekkelijkheid van het ambt. Het loopbaanprincipe stimuleert
dat gewezen politieke ambtsdragers hun ambt kunnen voortzetten of binnen de eigen
bestuurslaag bij een andere provincie, gemeente of waterschap of bij een andere bestuurslaag.
Het is voor de doorstroming van belang dat ervaren bestuurders hun ambt bij een andere
overheidsinstelling kunnen voortzetten. Dat wordt eenvoudiger als zij eerder opgebouwde
rechten op uitkeringsduur daarbij niet bij elke overstap hoeven op te geven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.