Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Lacin en Van Kent over blootstelling van werknemers aan vervuilde en schadelijke lucht op luchthaven Schiphol
Vragen van de leden Lacin en Van Kent (beiden SP) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over blootstelling van werknemers aan vervuilde en schadelijke lucht op luchthaven Schiphol (ingezonden 10 februari 2021).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) en
antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 5 maart
2021).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de door 1125 luchthavenmedewerkers beantwoorde enquête «Werken
op Schiphol»,1 welke ook aangehaald is in diverse mediaberichten?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u geschrokken van de melding dat Schipholmedewerkers regelmatig werken in de
jetblast (uitlaatgassen) van opstartende en taxiënde voertuigen? Zo nee, hoe beoordeelt
u dit?
Antwoord 2
Het is onvermijdelijk dat mensen die op het platform van een luchthaven werken tot
op zekere hoogte aan de uitlaatgassen van een vliegtuig worden blootgesteld. Er worden
op Schiphol diverse maatregelen genomen om de blootstelling te beperken. Kortheidshalve
verwijs ik u aanvullend naar de antwoorden op de vragen 3, 6, 11 en 12.
Vraag 3
Deelt u de overtuiging dat blootstelling van werknemers aan vliegtuigmotoremissie
net als blootstelling aan dieselmotoremissie zeer ongewenst is?
Antwoord 3
Voor iedereen geldt dat het ongewenst is dat men wordt blootgesteld aan stoffen die
de gezondheid kunnen schaden. Daarom is in de arbeidsomstandighedenwetgeving opgenomen
dat de werkgever de plicht heeft om te zorgen voor een doeltreffende bescherming van
de veiligheid en gezondheid van werknemers.
Vraag 4
Bent u op de hoogte van het feit dat op vliegveld Kopenhagen elektrisch slepen (push-back)
van vliegtuigen de eerste keuze is?3
Antwoord 4
We zijn op de hoogte van het document waarnaar in de vraag wordt verwezen en waarin
is opgenomen dat push-back een maatregel is om lokale emissies te reduceren.
Vraag 5
Bent u op de hoogte van het feit dat op vliegveld Kopenhagen een vliegtuig alleen
weg mag taxiën met één draaiende motor wanneer slepen (push-back) onmogelijk is, zodat
de blootstelling van werknemers aan uitlaatgassen vermindert?4
Antwoord 5
We zijn op de hoogte van het document waarnaar in de vraag wordt verwezen en waarin
sprake is van regels voor het taxiën met één draaiende motor.
Vraag 6
Deelt u de mening dat dit voorbeeld van bronaanpak ook op een vergelijkbaar vliegveld
als luchthaven Schiphol de regel zou moeten zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Ook op Schiphol is sprake van bronaanpak. Zo wordt aan de pieren push-back toegepast.
Push-back is noodzakelijk, omdat de vliegtuigen aan de pieren met de neus naar de
terminal staan geparkeerd en niet zelfstandig achteruit kunnen rijden. Als een vliegtuig
door een push-back-truck op de rijbaan is geduwd, wordt het vliegtuig losgekoppeld
en zal het zelfstandig vooruit naar de startbaan taxiën.
De motoren van de vliegtuigen worden pas tijdens of na de push-back opgestart, dus
niet op de opstelplaats. Hierdoor wordt de blootstelling van werknemers bij de opstelplaatsen
aan uitlaatgassen van de vliegtuigen verminderd. De meeste vliegtuigen worden op Schiphol
aan pieren afgehandeld, dus de bronaanpak met push-back-trucks wordt op Schiphol op
de meeste vliegtuigen toegepast.
Slepen, dat in vraag 5 wordt genoemd, is iets anders dan push-back. Bij slepen wordt
een extern voertuig aan het vliegtuig gekoppeld, waarna het vliegtuig over langere
afstand vooruit wordt voortgetrokken. In april 2020 is op Schiphol een programma gestart
om duurzaam taxiën mogelijk te maken. Onderdeel van dit programma is een proefproject
met de zogeheten Taxibot. De Taxibot lijkt op een normale push-back-truck. De Taxibot
blijft echter na het achteruit duwen aan het vliegtuig gekoppeld en sleept het vliegtuig
vervolgens vooruit naar het begin van de startbaan. Op die manier hoeft het vliegtuig
de eigen motoren niet te gebruiken om van de rijbaan bij de gate naar de startbaan
te rijden en hoeft het de eigen motoren pas in te schakelen vlak voor de start. Een
taxibot kan ook worden ingeschakeld om een vliegtuig na de landing van de landingsbaan
naar de gate te slepen.
Het programma Duurzaam Taxiën5 van Schiphol voorziet in een haalbaarheidsstudie naar de inpassing van duurzaam taxiën
in de dagelijkse operatie, waarbij onder meer aandacht wordt besteed aan veiligheid,
de reductie van uitstoot van luchtverontreinigende stoffen, de schaal waarop taxibots
kunnen worden ingezet en consequenties voor de verkeersleiding en piloten. Een reductie
van de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen zal naar verwachting leiden tot
een vermindering van de blootstelling van werknemers aan die stoffen.
In het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB, Artikel 3.2.1) is voorgeschreven dat
een drie- of viermotorig vliegtuig na het landen met één uitgeschakelde motor van
de landingsbaan naar de afhandelingsplaats moet taxiën. Veruit het grootste deel van
de vliegtuigvloot op Schiphol zijn tweemotorige toestellen. Het is niet mogelijk om
in zijn algemeenheid voor die vliegtuigen voor te schrijven dat ze één motor moeten
uitschakelen als ze gaan taxiën, zoals in vraag 5 wordt genoemd, omdat niet alle tweemotorige
toestellen op één motor kunnen taxiën. Daarom zijn er vliegtuigfabrikanten die nadrukkelijk
aangeven dat het taxiën van hun tweemotorige toestellen op één motor niet is toegestaan.
Overigens taxiën tweemotorige vliegtuigen op Schiphol, waarbij het wel mogelijk is
om één motor uit te schakelen, daadwerkelijk veelvuldig op één motor van of naar de
gate.
Vraag 7
Deelt u de overtuiging dat wanneer Schiphol en daar opererende luchtvaartmaatschappijen
deze genoemde regel niet toepassen, zij eerst moeten aantonen met metingen waarom
deze voorzorg niet noodzakelijk is?
Antwoord 7
Zoals hiervoor aangegeven is in de arbeidsomstandighedenwetgeving opgenomen dat de
werkgever de plicht heeft om te zorgen voor een doeltreffende bescherming van de veiligheid
en gezondheid van werknemers. Het is aan de werkgever om te besluiten welke maatregelen
in dat kader worden genomen.
Op de platforms van de luchthaven zijn niet alleen werknemers van Schiphol actief,
maar ook werknemers die in dienst zijn van diverse externe bedrijven die door de luchtvaartmaatschappijen
worden ingeschakeld. Daarom is het in dit geval aan alle verschillende werkgevers,
inclusief Schiphol, om te beoordelen welke maatregelen doeltreffend kunnen zijn.
Vraag 8
Bent u bereid om de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid te laten inventariseren
of de maatregelen op Schiphol voldoende zijn om blootstelling aan jetblast te voorkomen?
Antwoord 8
De verschillende werkgevers op de luchthaven, inclusief Schiphol zelf, zijn verantwoordelijk
voor het nemen van afdoende maatregelen om blootstelling aan schadelijke stoffen te
beperken. Het meetprogramma dat in opdracht van Schiphol door TNO zal worden uitgevoerd,
zal inzicht geven in de niveaus van ultrafijn stof waaraan werknemers bloot kunnen
staan. Op basis daarvan zullen de werkgevers moeten bezien of aanvullende maatregelen
noodzakelijk zijn.
De Inspectie SZW wacht de uitkomsten hiervan af en betrekt dit bij het toezicht op
de naleving van de arbeidsomstandigheden op Schiphol.
Vraag 9
Kunt u de Kamer verder informeren over de voortgang van het meetprogramma ultrafijnstof
op Schiphol?
Antwoord 9
Het meetprogramma ultrafijn stof6 op het luchthaventerrein wordt in opdracht van Schiphol Group door TNO opgesteld
en uitgevoerd. Het programma stond gepland in de eerste helft van 2020, maar is toen
niet uitgevoerd vanwege het sterk verminderd vliegverkeer als gevolg van de Covid-19-crisis7.
De huidige verwachting is dat het meetprogramma begint in het tweede kwartaal van
2021.
Vraag 10
Bent u op de hoogte van het feit dat Deense onderzoekers in tegenstelling tot het
voornemen van TNO8 wél persoonsgebonden metingen uitgevoerd hebben met draagbare ultrafijnstofmeters,
omdat dit volgens hen nodig is voor een betrouwbaar beeld van de blootstelling op
werkdagen per persoon en per functie?9
Antwoord 10
Het is bekend dat in Denemarken metingen zijn uitgevoerd met draagbare meetapparatuur.
Vraag 11
Waarom wordt deze persoonsgebonden aanpak niet gevolgd in aanvulling op metingen met
vaste installaties op Schiphol?10
Antwoord 11
Het meetprogramma van Schiphol heeft tot doel om inzicht te verkrijgen in de verspreiding
en concentratieniveaus van ultrafijn stof op het terrein van Schiphol. Hierdoor wordt
een beeld verkregen van de mogelijke concentraties aan ultrafijn stof waaraan medewerkers
kunnen worden blootgesteld en de belangrijkste bronbijdragen van ultrafijn stof op
het terrein van Schiphol.
Er wordt gemeten met grote, geavanceerde meetapparatuur, zoals ook is gebruikt bij
de meeste metingen in het RIVM-onderzoekprogramma van ultrafijn stof rond Schiphol,
dus buiten het luchthaventerrein. De meetapparatuur wordt in het meetprogramma van
Schiphol in auto’s ingebouwd, zodat metingen op elke plaats op het luchthaventerrein
kunnen worden uitgevoerd.
Kleine meetapparatuur die is geschikt voor persoonsgebonden metingen, zoals is gebruikt
in de Deense studie, is nog niet uitvoerig getest voor ultrafijnstofmetingen op luchthavens.
Het is daarom nog de vraag hoe deze kleine meetapparatuur presteert in het meten van
specifiek ultrafijn stof van vliegtuigen.
Om daarin inzicht te verkrijgen, wordt in het meetprogramma op Schiphol de kleine
meetapparatuur wel gebruikt, maar dan wel op dezelfde plaats en op hetzelfde moment
als waar de grote, geavanceerde meetapparatuur wordt ingezet. Hierdoor meet de kleine
meetapparatuur het ultrafijn stof op dezelfde plaats en tegelijkertijd met de grote
apparatuur. Door de meetresultaten van de grote en kleine meetapparatuur te vergelijken,
wordt inzicht verkregen in de meetprestatie van de kleine meetapparatuur.
De hiervoor beschreven aanpak in het meetprogramma op Schiphol borduurt op deze manier
verder op de resultaten van de Deense studie. In die studie is namelijk een aantal
vragen opgeworpen, zoals de vraag of de kleine meetapparatuur voor ultrafijn stof
betrouwbaar genoeg is om concentraties ultrafijn stof op een luchthaven te meten en
wat de bijdragen/effecten van bepaalde bronnen op de concentraties ultrafijn stof
zijn.
Vraag 12
Herinnert u zich de toezegging dat Schiphol onder andere interne en externe vertegenwoordigers
van werknemers en werknemersorganisaties zal betrekken bij het opzetten van een meetprogramma
voor ultrafijnstof?11
Antwoord 12
Ja. Daarom heeft Schiphol begin 2020 een klankbordgroep met vertegenwoordigers van
werknemers en werknemersorganisaties geformeerd. De samenstelling van deze klankbordgroep
is zodanig dat zowel de werknemers die in dienst zijn van Schiphol zijn vertegenwoordigd
als de werknemers die in dienst zijn van de diverse externe bedrijven die op de platforms
van de luchthaven actief zijn, bijvoorbeeld voor bagageafhandeling en tanken.
In het eerste kwartaal van 2020 stond een bespreking van deze klankbordgroep over
het meetprogramma ultrafijn stof gepland, omdat het meetprogramma in het tweede kwartaal
van 2020 zou worden uitgevoerd. Het meetprogramma is toen echter niet uitgevoerd vanwege
het sterk verminderd vliegverkeer als gevolg van de Covid-19-crisis. De geplande vergadering
van de klankbordgroep in het eerste kwartaal van 2020 is daarom niet doorgegaan.
Schiphol is van plan het meetprogramma ultrafijn stof in het tweede kwartaal van 2021
te starten. Voorafgaand daaraan zal een bespreking met de klankbordgroep worden gepland.
Vraag 13
Bent u op de hoogte van het feit dat de arbeidsomstandighedenwet en goede praktijken
voorschrijven dat belanghebbende werkenden vanaf het begin betrokken worden bij het
arbeidsomstandighedenbeleid en op zijn minst gehoord moeten worden voordat er een
besluit valt? Zo ja, waarom voldoet u hier niet aan?
Antwoord 13
Volgens de arbeidsomstandighedenwet voert de werkgever overleg met de ondernemingsraad
of de personeelsvertegenwoordiging over aangelegenheden die het arbeidsomstandighedenbeleid
betreffen, alsmede over de uitvoering van dit beleid. In het geval van de luchthaven
Schiphol zijn de belanghebbende werknemers vaak niet in dienst van Schiphol, maar
werken voor externe bedrijven, zoals bagageafhandeling- en schoonmaakbedrijven die
worden ingehuurd door luchtvaartmaatschappijen. Daarom heeft Schiphol een arboplatform
georganiseerd, waarin de werknemers van Schiphol en van de externe bedrijven zijn
vertegenwoordigd. In dit platform heeft onder meer de FNV zitting.
Specifiek voor het meetprogramma ultrafijn stof is, zoals aangegeven, een aparte klankbordgroep
geformeerd. Het meetprogramma dat TNO in overleg met het RIVM op basis van wetenschappelijke
inzichten en afwegingen heeft geformuleerd, wordt vóór de metingen uitgevoerd in deze
klankbordgroep gepresenteerd en besproken. Op basis van die bespreking kunnen nog
bepaalde wijzigingen in het programma worden aangebracht. Hiermee wordt voldaan aan
het tijdig horen van belanghebbende werknemers.
Vraag 14
Deelt u de mening dat de inbreng van werkenden en werknemersorganisaties noodzakelijk
is om tot doeltreffende oplossingen te komen die recht doen aan de praktijk? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 14
Ja. Schiphol geeft hier uitvoering aan door in een klankbordgroep met werknemers en
werknemersorganisaties het voorgestelde meetprogramma voor ultrafijn stof te bespreken.
Vraag 15
Waarom schrijft u in een schriftelijk overleg vervolgens dat TNO in overleg met het
RIVM reeds beslist heeft over de opzet van een meetprogramma zonder inbreng van belanghebbende
werknemers en hun werknemersorganisaties?12
Antwoord 15
In het schriftelijk overleg is aangegeven dat TNO in overleg met het RIVM de onderzoeksaanpak
heeft bepaald. Die aanpak houdt in dat gebruik wordt gemaakt van nauwkeurige meetapparatuur
die door plaatsing op een voertuig mobiel wordt gemaakt en dat geen gebruik wordt
gemaakt van persoonsgebonden meetapparatuur. Deze aanpak is door de betreffende deskundigen
van TNO en RIVM op basis van wetenschappelijke inzichten en afwegingen geformuleerd
en staat daarom niet ter discussie. In het antwoord op vraag 11 is een toelichting
gegeven op de aanpak.
Verder is in het schriftelijk overleg aangegeven dat voor medewerkers van Schiphol
een klankbordgroep wordt georganiseerd. Dit is in de antwoorden op de vragen 12 tot
en met 14 bevestigd. Dit kan leiden tot aanpassing van het meetprogramma als het gaat
om waar en wanneer wordt gemeten.
Het meetprogramma voorziet in een actieve betrokkenheid van de medewerkers op Schiphol.
Zij worden ook zelf in staat gesteld om metingen op door hen gekozen locaties uit
te voeren, uiteraard onder begeleiding van TNO om te waarborgen dat de metingen op
de juiste manier worden uitgevoerd.
Er is dus voorzien in de in de vraag genoemde inbreng van werknemers.
Vraag 16
Beschouwt u de eerder gepresenteerde gezamenlijke werkwijze van overheid, onderzoeksinstituten
en sociale partners op vliegveld Kopenhagen13 nog steeds als een voorbeeld van een goede praktijk?
Antwoord 16
Een werkwijze waarin alle betrokkenen op een constructieve wijze met elkaar samenwerken
om dingen op te pakken, is uiteraard een goede praktijk.
Daarom is het belangrijk dat Schiphol werknemers en werknemersorganisaties betrekt
bij het meetprogramma, zoals in de antwoorden op de vragen 12 tot en met 15 is aangegeven.
Vraag 17
Deelt u de overtuiging dat coördinatie noodzakelijk is om blootstelling van werkenden
aan schadelijke en kankerverwekkende uitlaatgassen te verminderen op de door meerdere
bedrijven gedeelde werkvloer van Schiphol? Zo ja, welke rol ziet u hierin voor uzelf?
Antwoord 17
Om inzicht te krijgen in de gezondheidseffecten van het ultrafijn stof in de uitlaatgassen
van vliegtuigen wordt momenteel door het RIVM een uitgebreid onderzoekprogramma uitgevoerd.
Daarom kan nog geen oordeel worden gegeven over de kwalificatie van de effecten die
in de vraag is opgenomen.
Zoals in het antwoord op vraag 13 is aangegeven, heeft Schiphol een arboplatform georganiseerd,
waarin de werknemers van Schiphol en van de externe bedrijven zijn vertegenwoordigd.
Vraag 18
Waarom volgt u dit voorbeeld van samenwerking tussen onderzoeksinstituten, overheidsinstanties
en sociale partners niet, maar kiest u voor een gefragmenteerde aanpak waarbij de
werknemers om wier gezondheid het gaat nauwelijks inspraak hebben?
Antwoord 18
Zoals in de antwoorden op de vragen 12 tot en met 16 is aangegeven, is er voor het
meetprogramma ultrafijn stof op het luchthaventerrein Schiphol juist sprake van de
samenwerking die in de vraag wordt bedoeld. De werknemers worden betrokken bij de
opzet en uitvoering van het meetprogramma.
Vraag 19
Gaat u dit voorbeeld opvolgen door als mede-eigenaar en belast met de bescherming
van de arbeidsomstandigheden het initiatief te nemen tot gezamenlijk overleg tussen
sociale partners om de blootstelling van werkenden aan schadelijke en kankerverwekkende
uitlaatgassen op luchthaven Schiphol te verminderen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 19
Kortheidshalve wordt verwezen naar de voorgaande beantwoording.
Verder wijzen we nog op het feit dat, in reactie op de motie Lacin14, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat het RIVM heeft gevraagd om te adviseren
over een gezondheidsonderzoek voor platformmedewerkers op Schiphol.
Vraag 20
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 20
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.