Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Brenk over het bericht 'Pensioenfondsen vrezen verlaging van pensioenen in de komende jaren'
Vragen van het lid Van Brenk (50PLUS) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Pensioenfondsen vrezen verlaging van pensioenen in de komende jaren» (ingezonden 22 januari 2021).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 1 maart
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1706.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Pensioenfondsen vrezen verlaging van pensioenen in
de komende jaren»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de vrees van de grote pensioenfondsen, voor verlaging van pensioenen na 2021?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Mijn belangrijkste uitgangspunt bij het transitie-ftk is de overstap naar het nieuwe
pensioenstelsel. Dit betekent dat geen maatregelen genomen hoeven te worden als dat
vanuit de overstap naar het nieuwe stelsel niet nodig is. Daartoe is mijn voornemen
bijvoorbeeld om de huidige eisen aan het (minimaal) vereist eigen vermogen voor pensioenfondsen
buiten werking te stellen. Heel concreet betekent dit bijvoorbeeld dat niet gekort
hoeft te worden om een dekkingsgraad van 104% te realiseren.
Ik wil ook voorkomen dat het nieuwe stelsel belast wordt met een erfenis uit het huidige
stelsel, waardoor het bijvoorbeeld lastiger kan worden het gewenste indexatieperspectief
te realiseren. Als het voor de overstap naar het nieuwe stelsel nodig is maatregelen
te nemen, moeten die daarom ook genomen worden. De financiële positie van veel pensioenfondsen
is dusdanig dat niet uit te sluiten valt dat in de transitieperiode pensioenverlagingen
nodig zijn om fit aan de start van het nieuwe stelsel te verschijnen.
Zoals ik in mijn brief van 16 december jl. aangaf, heb ik met de Pensioenakkoordpartijen
afgesproken de gevolgen van het transitie-ftk op premie, opbouw en uitkeringen nader
te bekijken in het licht van dit uitgangspunt en daarbij de inbreng uit de wetsconsultatie
te betrekken.2
Vraag 3
Is een scenario waarbij de pensioenen tot en met de invoering van het beoogde nieuwe
pensioenstelsel elk jaar worden bevroren of verlaagd, een reëel scenario? Is het mogelijk
dat dit gebeurt terwijl het totale pensioenkapitaal blijft toenemen, zoals in de periode
2010 – 2020? Is een dergelijk scenario voor het kabinet acceptabel?
Antwoord 3
Een dergelijke uitspraak kan in zijn algemeenheid niet worden gedaan. Net zoals de
afgelopen jaren blijft de financieel-economische ontwikkeling en de financiële positie
van pensioenfondsen leidend voor de vraag of pensioenen verlaagd moeten of verhoogd
kunnen worden. Daarbij bestaan forse verschillen tussen pensioenfondsen. Ik kan wel
bevestigen dat het verlichtende regime van het transitie-ftk ten opzichte van het
reguliere ftk forse kortingen kan voorkomen en het indexatieperspectief de komende
jaren al vergroot. Gelet op de verschillende uitgangsposities, fondsspecifieke keuzes
en kenmerken zal dit per fonds verschillen. Voor de pensioenfondsen díe moeten korten,
zullen de kortingen naar verwachting kleiner zijn. Het transitie-ftk biedt daarnaast
een ruimere mogelijkheid om de pensioenen te verhogen. Door het transitie-ftk kan
het pensioenfonds een evenwichtiger, uitlegbaarder en verantwoorder overstap uitvoeren.
Vraag 4
Welke voorbeelden kunt u noemen van geïndustrialiseerde landen die een lagere rekenrente
hanteren dan in Nederland het geval is?
Antwoord 4
De laatst beschikbare vergelijking is te vinden in het EIOPA Stress Test rapport uit
2019.3 Uit de vergelijking in figuur 2.3 op pagina 18 blijkt dat Denemarken een lagere rekenrente
hanteert dan Nederland.
Vraag 5
Welke voorbeelden kunt u noemen van geïndustrialiseerde landen met een groter collectief
gespaard pensioenvermogen dan Nederland, uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands
product (BBP)?
Antwoord 5
Er zijn mij geen landen bekend met een groter collectief gespaard pensioenvermogen
dan Nederland.
Vraag 6
Klopt het dat monetaire autoriteiten streven naar een hogere prijsinflatie dan thans
het geval is? Erkent u dat de Nederlandse rekenregels voor pensioenfondsen dit streven
rechtstreeks ondermijnen?
Antwoord 6
De ECB stelt haar monetaire beleid in onafhankelijkheid vast. Het klopt dat de Europese
Centrale Bank (ECB) naar een hogere prijsinflatie streeft dan thans het geval is.
Het Nederlandse toezichtkader voor pensioenfondsen is er niet op gericht het streven
van de ECB naar een bepaalde prijsinflatie te ondersteunen.
Vraag 7
Erkent u dat het gevoerde monetaire beleid de marktrente omlaag drukt terwijl de rendementen
op het pensioenvermogen daar juist fors van profiteren?
Antwoord 7
Ik erken dat.
Vraag 8
Waarom wordt het zuur van de gemanipuleerde rentestand wel volledig met gepensioneerden
gedeeld maar het zoet van het extra rendement op het kapitaal totaal niet?
Antwoord 8
De financiële positie van veel pensioenfondsen is niet zodanig dat zij behaalde rendementen
direct kunnen vertalen in pensioenverhogingen. Als die financiële positie wel zodanig
was, zouden deelnemers en gepensioneerden ook directer profiteren van behaalde rendementen.
Met het transitie-ftk heb ik met het zicht op en indachtig het nieuwe stelsel naar
ruimte binnen het huidige ftk gezocht om de indexatiemogelijkheden te vergroten. Het
transitie-ftk biedt daarom een ruimere mogelijkheid om de pensioenen te verhogen.
Vraag 9
Waarom beschouwt u het structureel hanteren van een veel hogere rekenrente voor het
vaststellen van de premies als noodzaak terwijl u tegelijkertijd een hogere rekenrente
voor het vaststellen van de verplichtingen blijft afwijzen?
Antwoord 9
Het is aan decentrale sociale partners om te bepalen of zij de premie bij een fonds
willen dempen met een wettelijk gemaximeerd rendement. Het is dus niet zo dat de wetgever
dit als een noodzakelijke methode voor de premievaststelling voorschrijft. Er zijn
ook fondsen waarbij de premie niet wordt gedempt en wordt vastgesteld op basis van
de risicovrije rente. Een gedempte premie leidt op het moment van inkoop van nieuwe
pensioenaanspraken tot een vergroting van een dekkingstekort. Een belangrijk verschil
met een hogere rekenrente voor de vaststelling van de verplichtingen is echter dat
die premie nog jarenlang belegd blijft worden binnen het fonds en daar in verwachting
nog een rendement op gemaakt kan worden. Een hogere rekenrente voor de vaststelling
van de verplichtingen, leidt er echter direct toe dat er meer geld het fonds uitstroomt.
Over dat extra uitgekeerde geld kan geen beleggingsrendement meer worden gemaakt,
waardoor een eventueel tekort voor de actieve deelnemers en slapers in het fonds met
zekerheid verder wordt vergroot.
Vraag 10
Erkent u dat zelfs de gedempte premiesystematiek eigenlijk al niet meer voldoet om
de premies beperkt te houden? Zo ja, waarom beschouwt u dit dan niet als het failliet
van de rekenrente systematiek volgens het geldende Financieel Toetsingskader (FTK)?
Antwoord 10
De lage rente betekent dat sparen voor later duur is. Zo blijkt ook uit het onderzoek
van het CPB waarover ik u op 22 september jl. heb geïnformeerd.4 Dat zie je terug op diverse plekken in het pensioenstelsel, waaronder bij het vaststellen
van de premie. Om de impact op de loonkosten te beperken, mag de premie gedempt worden.
Sociale partners en pensioenfondsbesturen kozen hier de afgelopen jaren in toenemende
mate voor. Een andere premiedempingssystematiek verandert niet dat bij de huidige
premies een pensioenuitkering onder de «kostprijs» wordt toegezegd. In het nieuwe
stelsel zijn premies per definitie kostendekkend, omdat geen aanspraken worden toegezegd.
Vraag 11
Deelt u de mening dat gepensioneerden in Nederland een waardevolle economische motor
kunnen zijn in moeilijke tijden, juist dankzij ons wereldwijd ongeëvenaarde pensioenkapitaal?
Waarom gebruikt het kabinet de unieke kracht van ons pensioenstelsel niet om het consumentenvertrouwen
en de economie te helpen stabiliseren? Beseft u dat u in feite het tegenovergestelde
doet?
Antwoord 11
Gepensioneerden, maar ook andere huishoudens, zijn in Nederland een belangrijke motor
voor de ontwikkeling van de economie. Te doen zoals de vraagsteller suggereert, betekent
dat vermogen dat is gereserveerd voor een langetermijntoezegging op korte termijn
wordt uitgekeerd. Het toezichtkader is er juist voor om te zorgen voor een adequaat
pensioen voor alle generaties. Bij de huidige precaire financiële posities van de
pensioenfondsen vind ik een dergelijke aanpassing extra kwetsbaar en juist ondermijnend
voor het vertrouwen in het pensioenstelsel.
Vraag 12
Klopt het dat het algehele rendement van pensioenfondsen in 2020 volgens de rekenregels
van het beoogde nieuwe pensioenstelsel juist zou leiden tot een (gespreide) verhoging
van de pensioenen?
Antwoord 12
Per saldo valt niet vast te stellen of de pensioenen in het nieuwe contract hoger
of lager zouden zijn geweest dan in het huidige contract. Dat zal per fonds en per
gekozen invulling van de toedelingsregels en rente-afdekkingsbeleid verschillend zijn.
In algemene zin geldt dat in het nieuwe contract positieve overrendementen sneller
aan de deelnemers en gepensioneerden ten goede komen, omdat geen buffers meer opgebouwd
hoeven te worden. Hierdoor zullen pensioenen ook sneller naar beneden bijgesteld moeten
worden bij tegenvallers. Datzelfde geldt voor fondsen waarbij sprake is van een tekortsituatie.
Naar verwachting zal er vaker een positief overrendement worden behaald waarmee de
pensioenen kunnen worden verhoogd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.