Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Schonis en De Groot over het bericht 'Vattenfall mag in de Maas doorgaan met massaal vermalen van vissen'
Vragen van de leden Schonis en De Groot (beiden D66) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Vattenfall mag in de Maas doorgaan met massaal vermalen van vissen» (ingezonden 13 januari 2021).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat), mede
namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 23 februari
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1453.
Vraag 1
Bent u bekend met de massale vissendood die al jaren plaatsvindt bij de waterkrachtcentrale
in de Maas, tussen Lith en Alphen?1 Zo ja, hoeveel en welke soorten vissen worden gemiddeld per maand gedood door de
waterkrachtcentrale? Wat is het percentage gedode vissen die de waterkrachtcentrales
bij Lith en Linne passeren?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met de vissterfte die optreedt bij de bestaande waterkrachtcentrales
in de Maas. De sterftecijfers variëren per vissoort/levensstadium. Schieraal heeft
als langste vissoort de meeste sterfte: naar schatting sterft 26% à 27% van de schieraal
die jaarlijks gedurende het migratieseizoen door de turbines van waterkrachtcentrale
Lith passeert. Voor de jaren 2018 en 2019 is op basis van monitoring berekend dat
dit in aantallen neerkomt op respectievelijk 1200 en 900 gestorven schieralen bij
de waterkrachtcentrale Lith. Naar schatting sterft 7,7% van de jonge zalm (smolts)
die jaarlijks gedurende het migratieseizoen door de turbines van de waterkrachtcentrale
Lith passeert. Voor de jaren 2018 en 2019 is ingeschat dat dit in aantallen neerkomt
op respectievelijk 150 en 350 gestorven zalmsmolts.
Voor de waterkrachtcentrale Linne worden dezelfde sterftepercentages ingeschat. Hier
zijn echter nog geen betrouwbare monitoringsgegevens beschikbaar over aantallen gestorven
schieraal en zalmsmolts.
Voor overige soorten (barbeel, kopvoorn, sneep, kwabaal, winde, rode aal, allen in
de lengteklasse groter dan 30 cm) is de sterfte minder precies bekend, maar wordt
ingeschat dat deze lager is dan 10% per waterkrachtcentrale.
Vraag 2
Klopt het dat maar 0,8% van de paling die Lith passeren de zee weet te bereiken? Zo
ja, hoe past dit beeld bij de bescherming van de paling onder de Wet natuurbescherming
en het feit dat de paling op de Rode Lijst van de International Union for Conservation
of Nature and Natural Resources als kritiek wordt bestempeld?
Antwoord 2
Om inzicht te krijgen in een percentage schieraal dat de zee weet te bereiken, wordt
zogenaamd telemetrieonderzoek uitgevoerd. Dergelijke studies geven met name een indicatie
van het migratiesucces, waarbij de percentages wel substantieel hoger liggen dan die
0,8%. Hoewel duidelijk is dat waterkrachtcentrales schade toebrengen aan passerende
schieralen, is het lastig om aan te geven hoe zich dit verhoudt tot andere factoren
die nadelig zijn voor de migratie, zoals natuurlijke predatie. De meest recent afgeronde
studie uit het najaar van 2018, naar de migratie van schieraal via de Maas, resulteerde
in een percentage van 13% van de schieralen die de zee wist te bereiken. Hierbij dient
te worden opgemerkt dat het om een gering aantal gemerkte schieralen ging: van de
in totaal 39 waargenomen schieralen, waarvan er 23 Lith hebben gepasseerd, bereikten
uiteindelijk 3 schieralen de zee. Wel blijkt uit eerdere onderzoeken gemiddeld eenzelfde
percentage uittrek naar zee.
De bescherming van de aal is in Europees verband geregeld in de EU Aalverordening
en de nationale implementatie hiervan middels het Nederlandse Aalbeheerplan. Dit beheerplan
met de daarin opgenomen maatregelen is door de Europese Commissie beoordeeld als voldoende
om de doelstellingen tot herstel van de aalstand op termijn te realiseren. Het beperken
van de impact van migratieknelpunten zoals bij de betreffende waterkrachtcentrales
vormen, naast visserijbeperkende maatregelen, een belangrijk onderdeel van de aanpak
in het Aalbeheerplan. De Minister van LNV en ik zullen daarom onverminderd in blijven
zetten op voortzetting van het beleid om tot beperking van vissterfte op deze locaties
te komen. Zie hiervoor verder de beantwoording onder vraag 5.
Vraag 3
Welke maatregelen worden genomen bij waterkrachtcentrales om de impact op de biodiversiteit
en passerende vissen zo laag mogelijk te houden?
Antwoord 3
Waterkrachtcentrales in de grote rivieren zijn gesitueerd bij bestaande stuwen. Voor
stroomopwaartse migratie van vis zijn vispassages aangelegd. Hierdoor kunnen vissen
ongehinderd migreren (wat positief is voor de biodiversiteit) en daarbij de waterkrachtcentrale
stroomopwaarts veilig passeren. Bij stroomafwaartse migratie sterven vissen door de
turbines van de waterkrachtcentrales. Stroomafwaarts is daarom ter bescherming van
de vis in een beleidsregel de eis gesteld dat er in totaal niet meer dan 10% sterfte
mag plaatsvinden. Waterkrachtcentrales hebben een vergunning nodig voor het onttrekken
en terugbrengen van water waarbij voldaan moet worden aan de 10% eis. Exploitanten
van waterkrachtcentrales kunnen hieraan voldoen door technische maatregelen te treffen
of door bijvoorbeeld turbines stil te leggen tijdens vismigratiepieken. De 10% eis
betreft een cumulatief percentage dat van toepassing is op gestuwde delen van de Rijn
en de Maas en dat wordt bepaald aan de hand van schieraal en zalmsmolts. Dit percentage
zorgt ervoor dat de vispopulatie niet onder onverantwoorde druk komt te staan. Buiten
die gestuwde delen geldt in de rijkswateren de eis van nihil vissterfte voor stroomafwaartse
migratie. Deze eisen worden door Rijkswaterstaat gehanteerd bij vergunningverlening
in de rijkswateren en zijn vervat in de «Beleidsregel watervergunningverlening waterkrachtcentrales
in de rijkswateren».
Vraag 4
Klopt het dat de beleidsregel waarin is opgenomen dat niet meer dan 10% van de passerende
vissen gedood mag worden door de betreffende waterkrachtcentrales niet voldoende in
de wet verankerd is? Zo ja, kunt u toelichten hoe dit heeft kunnen gebeuren?
Antwoord 4
Waterkrachtcentrales dienen een vergunning te hebben voor het onttrekken en terugbrengen
van rivierwater. Eerder heeft de Raad van State al geoordeeld dat het terecht is dat
bij die vergunningverlening rekening wordt gehouden met vissterfte en daar strenge
eisen aan gesteld worden. Bij die eerdere uitspraken werd eveneens de 10%-norm van
de beleidsregel gehanteerd. Anders dan voorheen heeft de Raad van State in een recente
uitspraak echter geoordeeld dat die 10%-norm niet meer zonder nadere juridische verankering
gehanteerd kan worden. Dit betekent niet dat de norm inhoudelijk ter discussie staat.
De Raad van State gaat hiermee – voor het eerst – in op de juridische verankering
van de 10% norm in een beleidsregel.
Vraag 5
Welke vervolgstappen worden genomen om passerende vissen toch te gaan beschermen tegen
de dodelijke turbines van de waterkrachtcentrales zoals is afgesproken? Gaat u bijvoorbeeld
een poging doen om de beleidsregel nu beter in de wet te verankeren?
Antwoord 5
Waterkrachtcentrales hebben nog steeds een vergunning nodig om in bedrijf te zijn
en de wet schrijft nog steeds voor dat daarbij de vis voldoende beschermd wordt. Door
de uitspraak is echter de beleidsregel als concreet beoordelingskader bij het verlenen
van de vergunning, niet meer bruikbaar. Tevens zijn de watervergunningen van de bedrijven
vernietigd waardoor ik een nieuw besluit op de vergunningaanvragen zal moeten nemen.
De betrokken bedrijven hebben aangegeven dat zij zich vooralsnog houden aan de eerder
gemaakte afspraken over visbescherming.
Mijn inzet is om het beleid ongewijzigd voort te zetten en het toetsingskader zo spoedig
mogelijk formeel te herstellen. Om vergunningverlening door Rijkswaterstaat weer mogelijk
te maken zal ik de juridische verankering van de beleidsregel waarin de vissterftenorm
is opgenomen laten aanpassen. Er wordt momenteel verkend hoe dat het beste kan. Ik
ga ervan uit dat ik u voor het Algemeen Overleg water van juni 2021 kan informeren
over de wijze waarop dit zal gaan gebeuren.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de betreffende energieleveranciers de maatschappelijke en ecologische
handschoen moeten oppakken om hun impact op biodiversiteit zo laag mogelijk te houden
en dat, ondanks de juridische uitspraak omtrent de verankering van de 10%-norm, deze
energieleveranciers alles in het werk moeten zetten om passerende vissen te helpen?
Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen?
Antwoord 6
Ja, die mening deel ik. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Vraag 7
Welke maatregelen kan Rijkswaterstaat nemen om de vissterfte door waterkrachtcentrales
tegen te gaan en gaat u deze tot uitvoering brengen?
Antwoord 7
Om vergunningverlening door Rijkswaterstaat weer mogelijk te maken zal ik de juridische
verankering van de beleidsregel waarin de vissterftenorm is opgenomen laten aanpassen.
Zie het antwoord op vragen 3 en 5.
Vraag 8
Neemt Rijkswaterstaat de ecologische doelen uit de Kaderrichtlijn Water mee in de
watervergunning? Zo ja, op welke wijze?
Antwoord 8
Ja. Naast een toets aan de beleidsregel geldt voor ieder vergunningplichtig initiatief,
dus ook waterkrachtcentrales, dat een ecologische toets plaatsvindt aan de doelen
van de Kaderrichtlijn Water op grond van het beheerplan voor de rijkswateren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.