Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg inzake geannoteerde agenda van de informele videoconferenties van de leden van de Raad Algemene Zaken van 23 februari 2021
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2270
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 24 februari 2021
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 12 februari 2021 over de
geannoteerde agenda van de informele videoconferenties van de leden van de Raad Algemene
Zaken van 23 februari 2021 en de leden van de Europese Raad van 25 en 26 februari
2021 (Kamerstukken 21 501-02 en 21 501-20, nr. 2268), over de brief van 21 januari 2021 over het verslag van de informele videoconferentie
van de leden van de Raad Algemene Zaken van 18 januari 2021 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2261), over de brief van 14 januari 2021 over governance EU-VK Handels- en Samenwerkingsovereenkomst
n.a.v. Notaoverleg 28 december 2020 (Kamerstuk 35 393, nr. 33), over de brief van 4 januari 2021 over informatie over een aantal onderwerpen die
in het Notaoverleg en de ambtelijke technische briefing over de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst
EU-VK aan de orde kwamen (Kamerstuk 35 393, nr. 31), over de brief van 29 januari 2021 over het Fiche: Verordening Brexit Adjustment
Reserve (Kamerstuk 22 112, nr. 3030), over de brief van 26 januari 2021 over de reactie op verzoek commissie over de
juridische status van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het
VK (Kamerstuk 35 393, nr. 34) en over de brief van 12 februari 2021 over de juridische aard van de Handels- en
Samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK (Kamerstuk 35 393, nr. 35).
De vragen en opmerkingen zijn op 18 februari 2021 aan de Minister van Buitenlandse
Zaken voorgelegd. Bij brief van 22 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Veldman
Adjunct-griffier van de commissie, Buisman
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Raad Algemene Zaken d.d. 23 februari 2021 en de bijkomende stukken. Zij zien geen
aanleiding voor verdere vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Deze
leden hebben hier nog een aantal vragen over.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de videoconferenties van de Europese Raad en de Raad Algemene Zaken van
februari 2021. In het schriftelijke overleg over de agenda van de Europese Raad van
25 en 26 februari hebben de aan het woord zijnde leden vragen gesteld over COVID-19
Coördinatie, EU-Gezondheidsbeleid, het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid
(GVDB); de arrestatie van oppositieleider Navalny; en het zuidelijke nabuurschap.
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over het Actieplan voor de Europese
Democratie, de Conferentie over de Toekomst van Europa, en de relatie EU-VK.
De leden van de GroenLinksfractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda
van de informele videoconferenties van de leden van de Raad Algemene Zaken van 23 februari
2021 en de leden van de Europese Raad van 25 en 26 februari 2021. Zij hebben hierover
de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie hebben de agenda voor de Raad Algemene Zaken van 23 februari
kritisch bekeken. De leden hebben hier nog een aantal vragen over.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Deze
leden hebben hier nog een aantal vragen over.
Conferentie over de Toekomst van Europa
De Raad (het roulerend EU-Voorzitterschap), het Europees Parlement en de Europese
Commissie onderhandelen nu over het mandaat, de inhoud en vorm van de Conferentie.
Het resultaat daarvan wordt vastgelegd in een gezamenlijke verklaring. De leden van
de CDA-fractie vragen het kabinet of de Kamer deze gemeenschappelijke verklaring ziet
alvorens de Raad daarmee instemt en de Kamer dus via het kabinet invloed kan hebben
op deze verklaring. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet er in ieder geval
zorg voor te dragen dat in deze gemeenschappelijke verklaring duidelijke statements
en intenties om over te spraken komen over de Europese rechtstaat, transparantie van
Europese instellingen en het Europese monetaire beleid. Deze leden vragen bovendien
naar het voortgang van het vaststellen van het voorzitterschap van de Conferentie.
1. Antwoord van het kabinet
Het kabinet zal blijven aansturen op goede tussentijdse terugkoppeling aan- en raadpleging
van de Raad over de onderhandelingen met betrekking tot de Conferentie voor de toekomst
van Europa. Dat is mede van belang om uw Kamer tijdig te kunnen informeren. Zodra
het kabinet een concept van de Gezamenlijke Verklaring ontvangt, zal deze uw Kamer
toekomen. Het kabinet stuurt aan op een Conferentie waarbij de inhoudelijke focus
ligt op de implementatie van de Strategische Agenda. Dit is in het Raadsmandaat ook
uitdrukkelijk opgenomen. Met betrekken tot de institutionele onderwerpen wil Nederland
dat de Conferentie zich richt op de speerpunten uit de Nederlandse governance agenda. Onderwerpen als de Europese rechtsstaat en transparantie van Europese instellingen
vormen daar een wezenlijk onderdeel van.
Op 3 februari jl. is in Coreper een wijziging van het Raadsmandaat over de Conferentie
overeengekomen, om de impasse in de onderhandelingen over de Gezamenlijke Verklaring
te doorbreken.1 De wijzigingen betreffen voornamelijk de opname van een triovoorzitterschap en een
executive board. Het Portugese voorzitterschap tracht nu op basis van het gewijzigde Raadsmandaat
tot overeenstemming te komen met het Europees Parlement en de Europese Commissie.
Het is nog niet bekend of zij met het voorstel van een triovoorzitterschap en het
voorgestelde executive board akkoord kunnen gaan. Het kabinet verwacht tijdens deze informele videoconferentie
van de leden van de Raad Algemene Zaken hier meer over te horen van het Portugese
voorzitterschap.
De leden van de D66-fractie zijn te spreken dat de impasse rondom de voorzitter doorbroken
is. Wel vragen zij zich af of de vorm die nu gekozen is, met drie voorzitters en een
executive board, wellicht niet in de toekomst voor meer in plaats van minder vertraging gaat zorgen.
Hoe kijkt het kabinet hier naar? Waarom heeft het kabinet ingezet op het maken van
keuzes in consensus in de executive board? Vertraagt dit niet het keuze proces rondom de Conferentie?
2. Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft steeds de voorkeur uitgedragen voor een efficiënte en moderne vormgeving
van de Conferentie en een enkele voorzitter die boven de EU-instellingen staat. Echter,
gezien de noodzakelijkheid van een compromis op dit punt om de impasse in de onderhandelingen
over de Gezamenlijke Verklaring te doorbreken, bleek een dergelijke wijziging onvermijdelijk.
De besluitvorming bij consensus in de executive board was een breed gedragen wens ter waarborging van de institutionele balans en deelname
op gelijke voet. Het kabinet heeft zich specifiek ingezet en zal zich blijven inzetten
voor de transparante wijze van handelen door de executive board.
De leden van de D66-fractie zien in het gewijzigde Raadsmandaat onder punt vijf terug
dat de Conferentie een «open einde» kent. Is een EU-Verdragswijziging als uitkomst
van de Conferentie nu niet langer uitgesloten? Zo ja, hoe apprecieert het kabinet
een EU-Verdragswijziging als mogelijke uitkomst? Wanneer acht het kabinet de Conferentie
als geslaagd? Onder welke voorwaarden, zo vragen deze leden?
3. Antwoord van het kabinet
Het kabinet wijst uw Kamer erop dat deze zin ongewijzigd is ten opzichte van het oorspronkelijke
Raadsmandaat. Het open einde refereert in deze zin uitdrukkelijk naar de onderwerpen
die tijdens de Conferentie onderwerpen en thema’s van discussie zouden kunnen worden,
niet specifiek naar een open einde in de zin van een mogelijke opmaat naar een verdragswijziging.
Onveranderd is tevens de tekst in het Raadsmandaat in punt 3 en 21 waarin staat dat
het huidige Uniekader ruime mogelijkheid biedt om de uitdagingen op een effectieve
manier te adresseren en de Conferentie niet binnen de reikwijdte van artikel 48 VEU
valt. Het kabinet zet zich ervoor in om in de Gezamenlijke Verklaring woorden van
gelijke strekking op te nemen. De Conferentie dient geen opmaat te zijn naar verdragswijziging.
Enkele voorwaarden voor het kabinet daarbij zijn dat het kabinet de Conferentie als
geslaagd ziet wanneer deze heeft bijgedragen aan het dichterbij de burger brengen
van de EU, en daarmee de democratische legitimiteit van de EU en het draagvlak voor
het beleid heeft vergroot. Daarbij is het belangrijk dat de Conferentie naar concrete
resultaten toewerkt. Het kabinet acht het daarvoor van belang de discussies gedurende
de Conferentie te richten op de uitvoering van de prioriteiten uit de Strategische
Agenda (SA), met dien verstande dat de COVID-19-crisis tot een accentverschuiving
heeft geleid.
De leden van de SP-fractie zijn erg ontevreden over de laatste stand van zaken betreffende
de Conferentie over de Toekomst van Europa. Vanuit het niets zijn er drie voorzitters
gekozen. Niet alleen dat, het zijn ook nog de huidige voorzitters van de Europese
Raad, Europese Commissie en het Europees Parlement. Hoe het Nederlandse kabinet hier
heeft mee kunnen instemmen is de leden van de SP een compleet raadsel. Daarnaast zijn
de leden van de SP-fractie het totaal niet eens met het feit dat de motie van de leden
Leijten en Bisschop betreffende een onafhankelijke voorzitter (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1619) is uitgevoerd. Minstens twee van de drie voorzitters zijn wat de leden van de SP-fractie
betreft te bestempelen als Eurofielen, waarmee een meerderheid van het voorzitterschap
verre van neutraal was. Het vinden van een onafhankelijke voorzitter was een absolute
randvoorwaarde voor het succesvol uitvoeren van deze motie. Kan het kabinet uitleggen
hoe het mogelijk is dat het kabinet tot de conclusie komt dat deze motie zou zijn
uitgevoerd? Kan het kabinet uitleggen hoe er uit het niets elf extra functies worden
gemaakt, namelijk twee extra voorzitters en negen mensen in een zogenaamd executive board, en hoeveel dit extra gaat kosten? Wanneer wordt er niet meer alleen informatief
over dit onderwerp gesproken? Kan het kabinet ons inzicht geven in de discussie over
het voorzitterschap, waarbij is aangegeven dat deze keuze een soort compromis was?
Wat heeft Nederland er volgens het kabinet nu aan gewonnen? Hoe is het mogelijk dat
de nationale parlementen slechts een waarnemersstatus krijgen bij het uitvoeringscomité?
Was de belangrijkste insteek van dit kabinet niet om alle Europese instellingen een
gelijkwaardige rol te geven? Hoe krijgen burgers een maatschappelijke organisaties
in dit plan daadwerkelijk een stem?
4. Antwoord van het kabinet
Uw Kamer werd eerder geïnformeerd over de inspanningen van het Portugese voorzitterschap
van de Raad met betrekking tot de ontstane impasse over het bestuur van de Conferentie
bij de onderhandelingen over de Gezamenlijke Verklaring.2 Het kabinet had de voorkeur voor een enkele voorzitter, maar acht de wijziging van
het mandaat aanvaardbaar.
Het kabinet is van mening dat het huidige voorstel past binnen het verzoek als verwoord
in de motie van de leden Leijten en Bisschop waarin de regering werd gevraagd zich
actief in te zetten voor een voorzitterschap dat klaarblijkelijk in staat is alle
flanken te verbinden door zowel pro-EU als EU-kritische geluiden en scenario’s serieus
te betrekken. Door het triovoorzitterschap, en de waarborging van de institutionele
balans en de vertegenwoordiging van de instellingen op gelijke voet daarin, zullen
conform de motie een diversiteit aan zienswijzen vertegenwoordigd zijn en kunnen verschillende
scenario’s betrokken worden.
Het kabinet heeft steeds de voorkeur uitgedragen voor een efficiënte en moderne vormgeving
van de Conferentie en een enkele voorzitter. Om de impasse in de onderhandelingen
over de Gezamenlijke Verklaring op dit punt te doorbreken, was een wijziging van het
aantal functies voor het kabinet aanvaardbaar. Over de kosten van de Conferentie dient
nog gesproken te worden, deze zullen afhangen van de opzet en vorm van de Conferentie.
Het kabinet zal uw Kamer informeren zodra daar meer over bekend is.
Het blijft de insteek van het kabinet om alle Europese instellingen een gelijkwaardige
rol te geven. In het raadsmandaat is deze institutionele balans en deelneming op gelijke
voet tussen de vertegenwoordigde Europese instellingen ook gewaarborgd gebleven. De
voorziene rol voor de COSAC in de executive board zorgt volgens het kabinet ervoor dat nationale parlementen nauw betrokken zijn bij
de besluitvorming. Daarmee is een aanvullende rol voor de COSAC en nationale parlementen
in en gedurende de Conferentie niet uitgesloten. Burgers en maatschappelijke organisaties
zullen, conform het Raadsmandaat, actief betrokken worden bij alle consultaties, activiteiten
in Brussel/Straatsburg en in de landen van de opeenvolgende voorzitterschappen van
de Raad, en bij specifieke thematische conferenties, evenementen en andere wijzen
waarop burgerparticipatie plaats kan vinden in de lidstaten. Het kabinet nodigt uw
Kamer uit om actief een rol te vervullen in de uitvoering van de burgerconsultaties.
Europees Actieplan voor Democratie: tegen desinformatie en voor meer pluralisme
De leden van de CDA-fractie onderschrijven het belang van het Actieplan voor Europese
Democratie. Deze leden vragen het kabinet in hoeverre daar ook inmenging van buitenaf
wordt besproken en een manier om dit te bestrijden, en in hoeverre in het Actieplan
een digitale component zit? Deze leden vragen het kabinet of ook correctieve mechanismen
onderdeel uitmaken van het Actieplan en in hoeverre voorstellen en maatregelen uit
dit actieplan verder rijken dan het rechtsstatelijkheidsmechanisme van het Meerjarig
Financieel Kader. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet bovendien hoe landen
als Polen en Hongarije participeren in het Actieplan?
5. Antwoord van het kabinet
De Commissie kondigt in het Actieplan voor Europese Democratie de verdere ontwikkeling
van EU-instrumentarium aan voor het tegengaan van buitenlandse inmengings- en beïnvloedingsoperaties.
Hierbij horen nieuwe instrumenten die het mogelijk maken kosten op te leggen aan actoren
achter beïnvloedingsoperaties en het versterken van de strategische communicatieactiviteiten
en taskforces van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO). Daarnaast wil de Commissie een
nieuw operationeel EU-mechanisme voor electorale weerbaarheid opzetten die geworteld
zijn in bestaande structuren. Dit heeft tot doel samenwerking tussen de lidstaten
te structureren om (digitale) dreigingen voor het verkiezingsproces tegen te gaan.
Verder zal de komende EU-strategie voor cyberbeveiliging worden vergezeld van wetgevingsvoorstellen
om de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen en de bescherming van kritieke
infrastructuur te verbeteren. De Commissie zal verder een compendium publiceren over
elektronisch stemmen waarin ervaringen van lidstaten kunnen worden uitgewisseld. Dit
dient uiteraard te gebeuren met volledig respect voor de nationale competenties op
dit terrein, zoals de Commissie zelf terecht opmerkt.
Het is op dit moment nog te vroeg om iets te kunnen zeggen over de mate waarin landen
als Polen en Hongarije zullen participeren in het Actieplan, aangezien de nadere uitwerking
ervan nog moet volgen. In algemene zin is gebleken dat het Actieplan op brede steun
kan rekenen bij de lidstaten.
De genoemde rechtsstaatconditionaliteit heeft een andere aard en doelstelling dan
het Actieplan. Deze conditionaliteit ziet op de bescherming van de financiële belangen
van de EU en is een instrument dat de EU de mogelijkheid geeft om Europese subsidies
stop te zetten wanneer schendingen van de beginselen van de rechtsstaat de financiële
belangen van de Unie serieus dreigen aan te tasten.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Actieplan voor
Europese Democratie. Specifiek de aandacht voor mediavrijheid draagt de goedkeuring
van de leden. Echter hebben de leden hierbij nog wel enkele vragen. De Hongaarse regering
heeft recent de licentie ingetrokken van een van de laatste vrije media platforms,
Klubrádió. Daarbij zijn er in Polen protesten tegen een nieuwe advertentietaks die
de vrije media financieel benadeelt. Welke stappen gaat de Raad ondernemen tegen deze
ontwikkeling in kader van het Actieplan? Gaat het kabinet deze ontwikkelingen opbrengen
tijdens de Raad? Welke stappen zet het kabinet op dit moment om de vrije pers in Polen
en Hongarije te ondersteunen, zowel bilateraal als in Europees verband?
6. Antwoord van het kabinet
Persvrijheid en mediapluriformiteit zijn beginselen die onlosmakelijk verbonden zijn
met de democratische rechtsstaat, en die alle lidstaten dienen te respecteren. Het
Actieplan zet langs verschillende sporen in op versterking van mediavrijheid en -pluralisme.
Zo voorziet de Commissie nog voor dit jaar een aanbeveling waarin rekening wordt gehouden
met nieuwe online bedreigingen waarmee vooral vrouwelijke journalisten te maken krijgen.
Ook maakt een eveneens voor 2021 gepland initiatief om journalisten en het maatschappelijk
middenveld te beschermen tegen misbruik van procesrecht onderdeel uit van het Actieplan.
Daarnaast zet het in op duurzame financiering van projecten voor juridische en praktische
bijstand aan journalisten binnen en buiten de EU, de ondersteuning van samenwerking,
journalistieke partnerschappen en normen, en de versterking van de diversiteit en
transparantie van de media (inclusief transparantie van de eigendom van de media met
een nieuwe monitor voor de eigendom van de media, transparantie van overheidsreclame).
Nederland zet zich zowel binnen als buiten de grenzen in voor de persvrijheid, en
zal het belang ervan ook op de komende videoconferentie van de leden van de Raad Algemene
Zaken onderstrepen. De bevordering van persvrijheid is een sleutelonderdeel van de
vrijheid van meningsuiting, één van de prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
Het kabinet spant zich hiervoor in via projecten gefinancierd uit onder meer het Mensenrechtenfonds
en het Programma Ondersteuning Buitenland Beleid, de Nederlandse inzet in de VN-Mensenrechtenraad
en door bijvoorbeeld de organisatie van de World Press Freedom Conferentie die plaatsvond
in december jl. In 2019 werd via het zogeheten «Influentials Progamme» een studiebezoek
van Poolse journalisten aan Nederland georganiseerd. De focus was kennismaken met
de manier waarop de publieke media in Nederland is georganiseerd. In 2020 werd een
soortgelijk bezoek georganiseerd voor journalisten uit de Visegrad 4-landen (Polen,
Hongarije, Tsjechië en Slowakije) met de focus op onderzoeksjournalistiek. Ten slotte
wordt bij lopende diplomatieke contacten regelmatig aandacht gevraagd voor het belang
van persvrijheid en mediapluriformiteit, en spreekt het kabinet zijn zorgen uit over
ontwikkelingen op dit gebied, zoals over het voortbestaan van het onafhankelijke radiostation
Klubrádió in Hongarije.
In kader van de rechtsstaat hebben de leden van de D66-fractie ook enkele vragen over
de recente uitspraak van de Internationale rechtshulpkamer. Nederlandse rechters hebben
besloten niet over te leveren van verdachten en reeds veroordeelde personen aan Polen,
omdat zij zich zorgen maken over de onafhankelijkheid van de Poolse rechtspraak. Wat
zijn de gevolgen van deze uitspraak voor de Europese Unie? Welke stappen worden er
nu op Europees niveau gezet om de rechtspraak in heel Europa te beschermen? In een
breder perspectief, wat zijn de gevolgen van de rechtsstatelijkheidsontwikkelingen
in andere lidstaten voor de rechtspraak in Nederland? Welke concrete stappen zet het
kabinet om de Nederlandse rechtspraak te beschermen?
7. Antwoord van het kabinet
De Internationale Rechtshulpkamer (IRK) van de Rechtbank Amsterdam heeft op 10 februari
jl. voor het eerst definitief afgezien van de overlevering van een Poolse verdachte,
in Polen verdacht van drugssmokkel. De IRK oordeelde dat er een reëel gevaar bestaat
dat zijn grondrecht op een eerlijk proces aldaar zal worden geschonden. Nog niet eerder
besloot een rechter binnen de EU om op die grond niet over te gaan tot overlevering
van een Poolse verdachte. In deze zaak stelde de IRK vorig jaar aan het EU-Hof van
Justitie de prejudiciële vraag of de verergering van de fundamentele gebreken die
de onafhankelijkheid van rechters in Polen aantasten, automatisch zou moeten leiden
tot een weigering van Poolse overleveringsverzoeken. Het Hof oordeelde van niet, en
oordeelde dat een overleveringsverzoek enkel mag worden geweigerd als er in het individuele
geval concrete en zwaarwegende gronden zijn om aan te nemen dat het recht op het eerlijk
proces van de verdachte wordt geschonden. De IRK heeft nu geoordeeld dat de systemische
gebreken van de Poolse rechtsstaat inderdaad concreet in de procedure van deze opgeëiste
persoon kunnen doorwerken.
In algemene zin valt naar aanleiding van deze zaak op te merken dat gebreken in de
Poolse rechtsstaat de strafrechtelijke samenwerking in de Europese Unie in individuele
gevallen kan bemoeilijken. Samenwerking in de EU is immers gebaseerd op wederzijds
vertrouwen, onder meer in de instellingen die de rechtsstaat in de lidstaten vormgeven.
Dit wederzijds vertrouwen is voorwaarde voor de toepassing van de EU-instrumenten
gebaseerd op wederzijdse erkenning. Deze uitspraak laat zien dat aantasting van dit
vertrouwen, doordat lidstaten de beginselen van de rechtsstaat schenden en meer in
het bijzonder afbreuk doen aan de rechterlijke onafhankelijkheid, dus directe, en
mogelijk ook verreikende gevolgen kan hebben voor deze samenwerking. Daarmee toont
de uitspraak het belang aan van de inzet van de instrumenten om de naleving van de
beginselen van de rechtsstaat binnen de Unie te verzekeren.
Op Europees niveau vergt het handhaven en versterken van de rechtsstaat in de EU een
gezamenlijke en aanhoudende inspanning van alle EU-lidstaten en de instellingen van
de EU. De Europese Commissie vervult daarbij een cruciale rol als onafhankelijk hoedster
van de verdragen. Verder hebben het Europees Parlement heeft en ook de Raad zowel
in de samenstelling Algemene Zaken (RAZ) als in die van Justitie en Binnenlandse Zaken
(JBZ-Raad) een rol om rechtsstatelijke ontwikkelingen in lidstaten te bespreken en
zorgen aan te kaarten. De nieuwe EU-toetsingscyclus voor de rechtsstaat, met het jaarlijkse
rapport met landenhoofdstukken van de Commissie, biedt hier handvatten om met elkaar
in dialoog te gaan, een sterker bewustzijn van de rechtsstaat te creëren en relevante
rechtsstatelijke ontwikkelingen te signaleren. De artikel 7-procedure jegens Polen
en Hongarije biedt eveneens de gelegenheid om bestaande zorgen op het gebied van de
rechtsstaat te bespreken. Ook neemt Nederland waar passend actief deel aan zaken voor
het Hof van Justitie op het terrein van de rechtsstaat, waar het gaat om inbreukzaken
die gestart zijn door de Commissie en ook in geval van prejudiciële vragen met rechtsstatelijke
aspecten die worden gesteld door nationale rechters in de lidstaten, om de inzet op rechtsstatelijkheid in de Unie ook op die manier te ondersteunen. Tenslotte
bieden bilaterale contacten van Ministers een mogelijkheid om de rechtsstaat op EU-niveau
aan de orde te stellen.
De leden van de SP-fractie constateren dat er inhoudelijk zal worden gesproken over
het Actieplan voor Europese Democratie. Dit Actieplan voor Europese Democratie klinkt
in theorie goed, maar lijkt in het eerste op zich totaal geen vlees op de botten te
hebben. De leden vragen het kabinet wat dit plan concreet voor oplossingen gaat bieden
voor de wel degelijk problematische achteruitgang van de democratie in de Europese
Unie. Komt er niet weinig van terecht als alles onder nationale competenties zal blijven
vallen? Zal de Hongaarse premier Orban hier echt bang van worden? Is er bij dit plan
ook niet sprake van veel Europese bemoeienis op terreinen waar zij niet veel over
te zeggen hebben?
8. Antwoord van het kabinet
Het Actieplan voor Europese Democratie is geen wetgevend voorstel, maar betreft een
mededeling van de Commissie. Wel worden er enkele wetgevende voorstelen in aangekondigd
om te werken aan verdere versterking van de democratie in de EU, zoals een voorstel
om te zorgen voor meer transparantie op het gebied van gesponsorde inhoud in een politieke
context («politieke advertenties»). De Commissie benadrukt in het Actieplan dat zij
op dit terrein opereert met in achtneming van verdeling van de competenties op dit
terrein tussen lidstaten en de EU. Zo is het reguleren van nationale politieke partijen
een nationale competentie. Het kabinet hecht er aan om daarnaast te onderstrepen dat
er op EU-niveau recent ook andere initiatieven zijn genomen of aangekondigd om de
democratische rechtsstaat te versterken. Naast het Actieplan voor Europese Democratie
heeft de Commissie recentelijk ook een de Strategie versterking toepassing Handvest
Grondrechten EU gepubliceerd die ingaat op de bevordering en bescherming van de grondrechten
van mensen in de EU3. Ook is er het nieuwe jaarlijkse Rechtsstaatrapport van de Europese Commissie waarin
alle lidstaten langs de rechtsstatelijke meetlat gelegd worden, en de MFK-rechtsstaatverordening
waarin een directe koppeling is gelegd tussen de ontvangst van EU-middelen uit het
MFK en Herstelinstrument en de eerbiediging van de rechtsstaat. Het kabinet verwelkomt
deze recente initiatieven om de beginselen van rechtsstaat, democratie en grondrechten,
die als waarden van de Unie vastliggen in artikel 2 VEU, op EU-niveau te beschermen
en te bevorderen.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de voorstellen van de Europese
Commissie om digitale desinformatie te bestrijden en samenwerking tussen lidstaten
te bevorderen ten aanzien van informatiebeïnvloedingsmethoden door buitenlandse actoren.
Het is daarnaast positief dat de Commissie voornemens is om de vrijwillige gedragscode
voor Big Tech te vervangen door strengere en afdwingbare regels. Buiten de noodzaak om transparantie
omtrent digitale politieke campagnes te vergroten, is het van belang dat techbedrijven
eerlijk belasting gaan betalen, er een einde komt aan gepersonaliseerde advertenties
en de verkoop van persoonsdata een halt wordt toegeroepen. Acht het kabinet de Europese
voorstellen voldoende om transparantie op online platformen te vergroten en de marktmacht
van Big Tech te doorbreken? En is het kabinet voorstander van het streng toezien, en desnoods
het opleggen van boetes aan grote techbedrijven, op schendingen van de nieuwe gedragscode
om desinformatie te bestrijden? Vooral met het oog op de coronacrisis en de naderende
Tweede Kamerverkiezingen, is het van belang dat mensen beschikking hebben over betrouwbare
en op feiten gebaseerde informatie. Welke onderdelen van het Europees Actieplan voor
Democratie kunnen bijdragen aan de pogingen van Nederland in aanloop naar de verkiezingen
oneigenlijke beïnvloeding van kiezers door desinformatie te voorkomen, zo vragen de
leden van de PvdA-fractie? Is de organisatie DROG in Nederland reeds actief met het
monitoren van mogelijke verspreiding van desinformatie in aanloop naar de verkiezingen
en op welke manier kunnen de initiatieven op Europees niveau de werkzaamheden van
deze organisatie versterken, zo vragen deze leden?
9. Antwoord van het kabinet
Aanvullend op het Actieplan voor Europese Democratie heeft de Europese Commissie ook
de Digital Services Act en de Digital Markets Act gepubliceerd om de digitale dienstverlening te reguleren. Recentelijk is uw Kamer
geïnformeerd over het kabinetstandpunt ten aanzien van deze voorstellen.4 Hierin is onder meer aangegeven dat het kabinet het verwelkomt dat de Commissie het
opstellen van gedragscodes aanmoedigt en dat deze dienen als een van de middelen om
systemische risico’s, waaronder misbruik van de platforms om bijvoorbeeld de volksgezondheid
of het democratisch (verkiezings)proces te schaden, te bestrijden. Het is ook positief
dat de naleving van dergelijke codes wordt meegenomen in de onafhankelijke audits.
Het Actieplan voor Europese Democratie kondigt daarbij veel voorstellen aan die pas
na de komende Tweede Kamerverkiezingen gepresenteerd worden. Deze zullen daarom niet
op tijd in werking zijn. Wel zijn de maatregelen uit het Actieplan desinformatie uit
2018 van toepassing, zoals het EU Rapid Alert Systeem. Mochten EU-instellingen of
lidstaten signalen opvangen dat er een desinformatiecampagne gaande is richting de
verkiezingen, dan kunnen zij dit in dit systeem delen. Dit systeem is alleen toegankelijk
voor lidstaten en EU-instellingen en dus niet voor organisaties zoals DROG. DROG is
vanaf 9 februari bezig de kunstmatige verspreiding van desinformatie te monitoren.
De resultaten van hun onderzoek worden wekelijks openbaar gepubliceerd.5
Rechtsstatelijke aspecten Europese Unie
De leden van de GroenLinksfractie constateren tevreden dat het Portugese Voorzitterschap
van de Europese Unie als prioriteit heeft om de Rule of Law te versterken. Deze leden vragen het kabinet welke concrete activiteiten er in dit
kader gepland staan het komende half jaar? Zij vragen of het kabinet bereid is deze
kwestie expliciet te agenderen bij de komende Raad Algemene Zaken?
10. Antwoord van het kabinet
Het Portugees Voorzitterschap heeft voor de Raad Algemene Zaken van april de landenspecifieke
rechtsstatelijkheidsdialogen voorzien met Duitsland, Ierland, Griekenland, Spanje
en Franrijk. Ook heeft het tentatief voor de Raad Algemene Zaken van mei de artikel
7-procedures jegens Polen en Hongarije geagendeerd. Daarnaast heeft het in zijn Voorzitterschapsprogramma
een high-level conferentie in Coimbra over de rechtsstaat aangekondigd. Meer details zijn hierover
nog niet bekend. Op de komende Raad staat verder een bespreking van het Europees Actieplan
voor Democratie geagendeerd, waarbinnen ook thematiek aan de orde komt die nauw verweven
is met de rechtsstaat. In het licht van het voorgaande ligt het dan ook niet in de
rede om op de komende vergadering van de leden van de Raad Algemene Zaken expliciet
om agendering te verzoeken van het onderwerp rechtsstatelijkheid.
Zij zijn tevens benieuwd naar een appreciatie van het kabinet over de situatie in
Hongarije, waarbij premier Órban kortgeleden de laatste vrije radiozender heeft gesloten?6 Is er contact geweest tussen Nederland en Hongarije om deze zorgwekkende ontwikkeling
aan te kaarten, en zo ja hoe is deze verlopen?
11. Antwoord van het kabinet
Persvrijheid en mediapluriformiteit zijn van belang voor een goed functionerende rechtsstaat.
In Hongarije is de laatste jaren de overheidscontrole op publieke media vergroot.
Dit heeft geleid tot verschraling van het medialandschap. De zorgen over deze ontwikkelingen
worden in Europees en bilateraal verband aangekaart. Laatstelijk middels lopende diplomatieke
contacten nadat onafhankelijk radiostation Klubrádió de uitzendlicentie verloor. Gezien
het vertrouwelijke karakter van diplomatieke gesprekken kan verder niet worden ingegaan
op de inhoud van deze gesprekken. Tenslotte heeft Nederland zich samen met de Europese
Commissie en gelijkgestemde landen publiekelijk uitgesproken over het belang van pluriforme
media na het verlies van de uitzendlicentie van radiostation Klubrádió.
Tot slot wijzen de leden van de GroenLinksfractie over de bijna onmogelijkheid om
als vrouw in Polen een abortus te verkrijgen, en de grootschalige protesten die hierover
in Polen nog steeds plaatsvinden. Deze leden maken zich grote zorgen over vrouwen
in een noodsituatie die over de grens moeten reizen, vaak naar Duitsland, Nederland
of het Verenigd Koninkrijk, om nog geholpen te kunnen worden. Zij vragen het kabinet
of er ruimhartig hulp kan worden gegeven aan deze vrouwen in een noodsituatie, door
middel van bijvoorbeeld een subsidie aan de organisatie Abortion Network Amsterdam
(ANA)7, die deze vrouwen intensief begeleiden?
12. Antwoord van het kabinet
Vrouwen uit het buitenland, waaronder Poolse vrouwen, kunnen in Nederland terecht
voor een veilige abortus. Elk jaar maken ruim 3000 vrouwen hiervan gebruik. In 2018
kwamen bijna 250 van deze vrouwen uit Polen. Het is mogelijk dat dit aantal hoger
zal worden als gevolg van de nieuwe Poolse wetgeving. De Nederlandse Zorgautoriteit
heeft maximumtarieven vastgesteld voor abortusbehandelingen voor niet in Nederland
verzekerde vrouwen. Afhankelijk van het soort behandeling gaat het om ca. 480 tot
930 euro. De klinieken kunnen hier flexibel mee omgaan, en een lager tarief vragen
als een vrouw het maximumtarief niet kan betalen. Van deze mogelijkheid maken de klinieken
in de praktijk ook gebruik.
De leden van de PvdA-fractie maken zich ernstige zorgen over de aanhoudende schending
van fundamentele rechten in lidstaten als Hongarije en Polen. Zo is het zorgwekkend
dat vorige week het grootste onafhankelijke radiostation van Hongarije heeft moeten
sluiten vanwege kritiek op de regering. Dit is een nieuw dieptepunt in de aanval op
de vrije pers door de Hongaarse premier Viktor Orbán. Daarnaast vinden de leden van
de PvdA-fractie het verontrustend dat sinds 27 januari 2021 abortus bij wet in Polen
is verboden en dit ook zwangerschapsafbrekingen bij ernstige foetale afwijkingen betreft.
Bovendien riskeert de Poolse activiste Marta Lempart, een van de organisatoren van
de demonstraties tegen de nieuwe abortuswet in Polen, een celstraf van acht jaar.
In hoeverre vindt het kabinet de in Polen genomen maatregelen strijdig met EU wet-
en regelgeving en is het kabinet bereid om in EU-verband op te roepen om overal binnen
de EU abortus legaal en toegankelijk te maken?
13. Antwoord van het kabinet
Net als de leden van de PvdA-fractie heeft het kabinet met zorg kennis genomen van
de uitspraak van het Poolse Constitutioneel Hof in oktober vorig jaar en van het inwerking
treden vorige maand van de aangescherpte abortuswetgeving in Polen. Het kabinet zet
zich in Europa en wereldwijd actief in voor het bevorderen van seksuele en reproductieve
gezondheid en rechten, inclusief legale en veilige abortus, in lijn met internationale
afspraken en Nederlandse wetgeving en beleid. Wat het kabinet betreft zijn vrouwenrechten
en gendergelijkheid Europese kernwaarden.
Zo heeft de Europese Raad sinds 2015 in meerdere conclusies het belang van seksuele
en reproductieve gezondheid en rechten erkend. Het kabinet zet zich dan ook in de
EU in voor het beschermen en bevorderen van vrouwenrechten en gendergelijkheid, en
zal niet accepteren dat er aan deze waarden getornd wordt. Binnen de EU is gezondheidszorg
echter een competentie van de lidstaten. De stringente Poolse abortuswetgeving kan
op zichzelf niet worden aangemerkt als in strijd met Europese wetgeving.
Deelt het kabinet daarnaast de mening van de leden van de PvdA-fractie dat de aanklacht
tegen Marta Lempart strijdig is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
(EVRM) dan wel het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten
(BUPO)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke gevolgen wilt het kabinet hieraan verbinden
en is het kabinet bereid om hierover met zijn Poolse ambtsgenoot in gesprek te gaan
en aan te dringen op de vrijlating van de activiste?
14. Antwoord van het kabinet
Het kabinet vindt de aanklachten tegen de Poolse abortusactiviste Marta Lempart zorgelijk.
Het is echter niet aan het kabinet maar aan het Europees Hof voor de Rechten van de
Mens of het VN Mensenrechtencomité dat klachten onder het Internationaal Verdrag inzake
burgerrechten en politieke rechten behandelt om te oordelen of er sprake is van een
schending van bijvoorbeeld het recht op vrijheid van meningsuiting dan wel van het
recht om te demonstreren zoals vervat in het Europees Verdrag voor de Rechten van
de Mens of het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Ten
slotte vraagt het kabinet in Europees en bilateraal verband met regelmaat aandacht
voor Europese kernwaarden zoals vrouwenrechten en gendergelijkheid.
Relaties Europese Unie-Verenigd Koninkrijk
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet aangaande de Brexit of het klopt dat
het Europees Parlement uitstel heeft gevraagd om de Brexit-deal goed te keuren. Deze
leden vragen tot wanneer dit is uitgesteld en welke gevolgen dat heeft voor de uitvoering
van het akkoord? Tevens vragen deze leden het kabinet welke juridische implicaties
dit uitstel heeft.
15. Antwoord van het kabinet
Sinds 1 januari 2021 wordt de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst (HSO) voorlopig
toegepast door zowel de EU als het VK. De EU en het VK hebben elkaar eind december
2020 laten weten dat zij de interne procedures die nodig zijn voor voorlopige toepassing
als bedoeld in Artikel FINPROV.11, lid 2 van de HSO hebben voltooid. De EU en haar
lidstaten zijn dan ook op grond van het op 29 december 2020 vastgestelde Raadsbesluit
tot ondertekening en voorlopige toepassing (Besluit (EU) 2020/2252) gebonden om de
HSO in haar volledigheid toe te passen.
In de HSO hebben de EU en het VK afgesproken de voorlopige toepassing tot en met 28 februari
a.s. te laten duren. Deze voorlopige toepassing kan op grond van de HSO worden verlengd
door de Partnerschapsraad, die daar in onderlinge overeenstemming over besluit. De
EU heeft voorgesteld de voorlopige toepassing te verlengen tot 30 april a.s. of zoveel
eerder als mogelijk omdat de authentieke taalversies niet tijdig voor 28 februari
a.s. afgerond zullen zijn. Dit betreft dus een verlenging van de voorlopige toepassing
om procedurele redenen.
Indien de Partnerschapsraad besluit de voorlopige toepassing te verlengen, zijn de
EU en haar lidstaten nog steeds gebonden om de HSO in haar volledigheid toe te passen.
Er zijn geen praktische implicaties of verschillen tussen een verlengde voorlopige
toepassing en de definitieve inwerkingtreding van de HSO.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet wat de reden is dat de openbaarmaking
van het juridisch advies van de Juridische Dienst van de Raad over de juridische aard
van de Handels -en Samenwerkingsovereenkomst (HSO) niet plaatsvindt en welke argumentatie
waarvoor wordt gebruikt.
16. Antwoord van het kabinet
Zoals aangegeven in de geannoteerde agenda voor de informele videoconferentie van
de leden van de Raad Algemene Zaken d.d. 23 februari a.s. is het kabinet voornemens
tijdens deze videoconferentie in samenspraak met andere gelijkgezinde lidstaten wederom
de openbaarmaking van het juridisch advies van de Juridische Dienst van de Raad over
de juridische aard van de HSO aan te kaarten. Openbaarmaking is uiteindelijk aan de
Juridische Dienst van de Raad.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet te schetsen welke gevolgen het leeglopen
van de Londense City richting onder andere Amsterdam heeft en in hoeverre dit gunstig
of ongunstig is voor de Nederlandse schatkist. Deze leden vragen het kabinet of het
bovendien klopt wat de president van de Britse centrale bank stelt dat de Europese
Unie met dubbele standaarden werkt en Britse handelaren tegenhoud en handelaren uit
de Verenigde Staten, Australië en Canada voorrang geeft.
17. Antwoord van het kabinet
Als gevolg van het aflopen van de overgangsperiode per 1 januari jl. hebben Britse
financiële ondernemingen die geen vestiging in de EU hebben hun Europees paspoort
en daarmee hun directe toegang tot de Europese interne markt verloren. In de EU en
in het VK gevestigde marktpartijen hebben zich op het aflopen van die overgangsperiode
voorbereid door overeenkomsten te wijzigen of te beëindigen en door bepaalde activiteiten
te verplaatsen van het VK naar verschillende EU-lidstaten. Zo hebben enkele marktpartijen
in Nederland handelsplatformen opgericht waar sinds januari van dit jaar een belangrijk
deel van de handel in EU-gerelateerde financiële instrumenten plaatsvindt die in het
afgelopen jaar nog in het VK plaatsvond. Deze verschuiving zorgt voor werkgelegenheid
in Nederland, maar de effecten van deze verschuiving voor de Nederlandse schatkist
zijn niet als zodanig te specificeren en zouden bovendien over een langere termijn
beoordeeld moeten worden.
De Europese Commissie kan derde landen, waaronder het VK, daarnaast op een aantal
deelterreinen van de financiële sector equivalent verklaren. De Commissie heeft dit
in aanloop naar het aflopen van de overgangsperiode reeds gedaan op het gebied van
Centrale Tegenpartijen (CCPs) en een Centrale Effectenbewaarinstelling (CSD).8 De Europese Commissie is bevoegd om op basis van haar beoordelingen unilateraal al
dan niet equivalentiebesluiten vast te stellen, waarbij zij rekening houdt met de
implicaties voor de financiële stabiliteit, markttransparantie en -integriteit, beleggersbescherming
en het gelijke speelveld en hierbij een vooruitziende blik hanteert. Daarbij is relevant
dat de risico’s van een ongelijk speelveld met het VK op het gebied van financiële
dienstverlening groter zijn dan bij de andere in de vraag genoemde jurisdicties gezien
de nabijheid van het VK tot de EU.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of er al een Nederlandse versie van
het akkoord beschikbaar is voor het Nederlandse bedrijfsleven. Tevens vragen deze
leden in hoeverre het Nederlandse bedrijfsleven een hulpvraag bij de Nederlandse overheid
heeft gelegd in de eerste weken sinds de Brexit.
18. Antwoord van het kabinet
De voorlopige taalversies van de HSO zijn reeds beschikbaar.9 De authentieke en definitieve Nederlandse taalversie zal, samen met de versies in
de overige Unietalen, op een later moment worden gepubliceerd. Momenteel wordt hard
gewerkt aan de juridische controle van de verschillende taalversies.
Ten behoeve van het bedrijfsleven is op basis van de Engelse taalversie alle informatie
op Brexitloket en in de Brexit Impact Scan bijgewerkt. Met het bedrijfsleven wordt
via de verschillende branches en sectoren intensief samengewerkt om vragen te beantwoorden
en onderdelen van de HSO nader toe te lichten.
Er vindt ruimschoots dialoog met de medeoverheden plaats gelet op de gevolgen van
de afspraken in de HSO op regionaal en lokaal niveau, stelt het kabinet. De leden
van de CDA-fractie vragen het kabinet een voorbeeld te geven van waar deze dialoog
heeft plaatsgevonden en op welke manier lokale overheden zijn ondersteund.
19. Antwoord van het kabinet
Ter voorbereiding op de Brexit hebben meerdere bestuurlijke overleggen plaatsgevonden
tussen Rijk en medeoverheden. In het laatste bestuurlijke overleg is gezamenlijk bevestigd
dat alle overheidslagen zo goed als mogelijk voorbereid waren op het aflopen van de
overgangsperiode op 31 december 2020 en is afgesproken om bij grote verstoringen via
de nationale crisisstructuur samen te werken.
Daarnaast heeft het Ministerie van BZK in samenwerking met het Kenniscentrum Europa
Decentraal de Brexit Impact Scan voor overheden ontwikkeld. Dit is een online scan
beschikbaar op de website van het Kenniscentrum Europa Decentraal die alle overheden
helpt inzicht te krijgen in de impact van de Brexit en de te nemen maatregelen. De
Brexit impact scan voor overheden is naar aanleiding van de HSO geactualiseerd en
uitgebreid.
Op het terrein van crisisbeheersing is in de aanloop naar 1 januari 2021 en in de
weken daarna nauw samengewerkt met betrokken veiligheidsregio’s en gemeenten voor
de afstemming van verkeersmaatregelen en ook met het oog op effecten voor lokale ondernemers.
Het kabinet is in twee gevallen voornemens gebruik te maken van de mogelijkheid om
met spoed een tijdelijke voorziening te treffen op grond van artikel X van de Verzamelwet
Brexit. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet hier nader op in te gaan en
daarbij aan te geven of er naast de tijdelijke voorziening ook aan een permanente
oplossing wordt gewerkt. Klopt het dat het Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)-aanvraag
en de doorgifte van Passenger Name Record (PNR)-gegevens betreft. Deze leden vragen
het kabinet waarom precies daar artikel X voor gebruikt moet worden, welke afspraken
zijn daarover in de deal gemaakt of, beter gezegd, niet gemaakt. Hoe hebben andere
landen de uitwisseling van deze gegevens geregeld?
20. Antwoord van het kabinet
Uw Kamer is op 14 januari jl. nader geïnformeerd over die onderdelen van de HSO tussen
de EU en het VK op het gebied van strafrechtelijke samenwerking waaruit implementatieverplichtingen
voor Nederland voortvloeien en de wijze waarop het kabinet beoogt deze wetswijzigingen
spoedig tot stand te brengen.10 Daarbij is het kabinet inderdaad in twee gevallen voornemens om gebruik te maken
van de mogelijkheid om een tijdelijke voorziening te treffen op grond van artikel
X van de Verzamelwet Brexit. De onderwerpen betreffen (i) de doorgifte van justitiële
gegevens ten behoeve van een veiligheidsonderzoek in verband met werving of vrijwillige
activiteiten waarbij sprake is van rechtstreeks en geregeld contact met kinderen (in
Nederland is dit het onderzoek inzake een VOG-aanvraag) en (ii) de doorgifte van PNR-gegevens
met het oog op het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van terrorisme of
ernstige criminaliteit.
Zoals toegelicht in de brief van 14 januari voorziet de HSO in de mogelijkheid tot
doorgifte van justitiële gegevens van en aan het VK voor andere doelen dan de strafrechtspleging,
waaronder voor de VOG voor zover die is aangevraagd met het oog op het werken met
kinderen. Op dit onderdeel is sprake van een leemte tussen de HSO en nationale wetgeving
omdat die doorgifte volgens de HSO in overeenstemming dient te zijn met het nationaal
recht en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens nog niet in die mogelijkheid
voorziet. Gelet op de belangen van het kind als zeer bijzondere omstandigheid wordt
ten behoeve van de doorgifte van justitiële gegevens voor het onderzoek met betrekking
tot de afgifte van een VOG voor zover die is aangevraagd met het oog op het werken
met kinderen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een tijdelijke voorziening te
treffen op grond van artikel X.
Met betrekking tot de doorgifte van PNR gegevens door de Passagiersinformatie-eenheid
aan het VK is de nationale wetgeving niet in lijn met de HSO. De Wet gebruik van passagiersgegevens
voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven (PNR-wet) bevat de regels
voor doorgifte van PNR-gegevens aan derde landen. Omdat de doorgifte van PNR-gegevens
aan het VK beheerst wordt door de HSO moet in de PNR-wet helder worden vastgelegd
dat artikel 13 van de PNR-wet met betrekking tot de doorgifte aan derde landen niet
van toepassing is op de doorgifte van PNR-gegevens aan het VK. Mede in verband met
lopende zaken is het van belang op korte termijn de
nationale wetgeving in lijn te brengen met de HSO om eventuele onduidelijkheid in
de uitvoeringspraktijk weg te nemen, zodat de PNR-doorgifte aan het VK niet
belemmerd wordt. Om dit op een zo kort mogelijke termijn te repareren wordt voor dit
onderwerp tevens een tijdelijke voorziening getroffen op basis van artikel X.
Deze voorzieningen strekken tot continuering van de samenwerking met het VK zoals
die bestond voorafgaand aan het aflopen van de overgangsperiode per 1 januari 2021.
De desbetreffende onderwerpen worden, overeenkomstig artikel X, zo spoedig mogelijk
alsnog in een wetsvoorstel opgenomen, samen met de onderwerpen waarvoor toepassing
van artikel X niet mogelijk is. Het betreft de overlevering en de wederzijdse rechtshulp.
De tijdelijke voorziening komt te vervallen bij inwerkingtreding van deze wet waarmee
wordt voorzien in een structurele wetswijziging.
In welke mate er voor andere lidstaten implementatieverplichtingen voortvloeien uit
de HSO is afhankelijk van de nationale wetgeving van die lidstaten. Uit overleg in
EU-verband blijkt dat deel drie van de HSO over politiële en justitiële samenwerking
voor meerdere lidstaten aanleiding geeft tot implementatiewetgeving.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet wat de voortgang is in het opstellen
van het Memorandum of Understanding (MoU) op het gebied van financiële dienstverlening dat in maart opgesteld zou moeten
zijn.
21. Antwoord van het kabinet
Op het gebied van financiële dienstverlening zijn in de HSO horizontale afspraken
overeengekomen over samenwerking. Deze afspraken zijn in lijn met eerdere afspraken
die de EU met Japan heeft gemaakt en zien onder andere op bilaterale gesprekken over
veranderingen in regels ten behoeve van eventuele equivalentiebesluiten. In de politieke
verklaring over de toekomstige betrekkingen tussen de EU en het VK is destijds afgesproken
in maart 2021 een Memorandum of Understanding (MoU) te sluiten om deze samenwerking
verder vorm te geven. Voorbeelden van mogelijke afspraken die in dit MoU gemaakt kunnen
worden zijn het opzetten van een gremium voor periodiek overleg over veranderingen
in wet- en regelgeving, het bieden van een platform voor afstemming van een mogelijke
gezamenlijke inzet voor mondiale overleggen en het vergroten van transparantie over
eventuele wijzigingen in equivalentiebesluiten. Het kabinet acht een MoU een passend
instrument om de intentie tot samenwerking op het gebied van de financiële dienstverlening
tussen de EU en het VK verder vorm te geven. Het biedt de mogelijkheid tot samenwerking
zonder dat het de partijen belet unilaterale maatregelen te nemen, bijvoorbeeld ten
aanzien van equivalentie. De Commissie neemt het voortouw in de onderhandelingen over
het MoU met het VK. Een conceptvoorstel voor het MoU zal binnenkort worden besproken
met de lidstaten.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet een inschatting te maken welke uitwerking
de lockdown in zowel het Verenigd Koninkrijk als de Europese Unie heeft op grensopstoppingen,
kan het kabinet daarbij het aantal bewegingen over de grens aangeven voor en na de
lockdown.
22. Antwoord van het kabinet
De Covid-19 pandemie heeft een groot effect op vooral het personenverkeer tussen het
VK en het Europese vasteland. Daarbij komt dat het VK sinds 1 januari 2021 als derde
land wordt behandeld en Britse burgers sindsdien onder het EU-inreisverbod wegens
Covid-19 vallen. Hierdoor kunnen Britten sinds die datum enkel voor essentiële doeleinden
naar Nederland reizen. Sinds 23 januari jl. geldt tevens een vlieg- en aanmeerverbod
voor vluchten en schepen met passagiers uit het VK. Het aantal reizigers is hierdoor
voorlopig verder afgenomen. Het coronatestbeleid, dat in de periode na het aflopen
van de overgangsperiode gewijzigd is aan beide zijden van de grens, lijkt nauwelijks
invloed te hebben gehad op het handelsverkeer, al heeft het er wel toe geleid dat
sommige bedrijven voorlopig geen chauffeurs naar het VK sturen. Daarentegen is er
sprake van enige toename van onbegeleide transporten.
Het goederenvervoer lijkt daarmee in mindere mate gevolgen van de pandemie te hebben
ondervonden, waarschijnlijk ook omdat de volumes sowieso lager waren dan voorheen.
Goederenstromen zijn nog niet op hetzelfde niveau als een jaar geleden (voor het begin
van de pandemie en voor het aflopen van de overgangsperiode). Wat het exacte effect
op goederenvervoer is van enerzijds de pandemie en anderzijds het aflopen van de overgangsperiode
per 1 januari jl. en van de voorraden die in de weken daaraan voorafgaand zijn aangelegd,
is niet met zekerheid te zeggen.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet voorts toe te lichten hoe de lange
periode van intensieve voorbereidingen door bedrijven en overheden in het Verenigd
Koninkrijk heeft bijgedragen aan beperkte opstopping en de berichten in de media dat
de voorbereidingen juist zeer beperkt waren. De Nederlandse overheid gaat het bedrijfsleven
komende tijd ondersteunen in communicatie en voorlichting, maar veel problemen in
de eerste weken lijken aan de zijde van het Verenigd Koninkrijk te zijn. Er wordt
zowel op EU-niveau als bilateraal met het Verenigd Koninkrijk intensief contact onderhouden
om informatie te delen en uit te wisselen en om verstoringen waar mogelijk te voorkomen
en waar nodig zo snel en goed mogelijk op te lossen. De leden van de CDA-fractie vragen
het kabinet nader toelichting te geven op deze gesprekken, hoe vaak vinden die plaats,
wie stelt de agenda op, welke concrete resultaten heeft dat opgeleverd, worden Britten
ondersteun door Europese instellingen in het wegnemen van oneffenheden.
23. Antwoord van het kabinet
De uitgebreide voorbereidingen op het aflopen van de overgangsperiode hebben ertoe
geleid dat aan overheidszijde alle diensten de systemen tijdig op orde hadden en voldoende
capaciteit hebben kunnen inzetten om alle nieuwe grensprocessen naar behoren uit te
voeren. Tevens was voldoende informatie beschikbaar voor het bedrijfsleven om goed
voorbereid aan de grensformaliteiten te kunnen voldoen. In de readiness-voorlichting is steeds benadrukt dat bedrijven zich tijdig op de nieuwe situatie
dienden voor te bereiden, aangezien veel van die voorbereidingen ongeacht de uitkomst
van de onderhandelingen nodig zouden zijn. Soms vergt aanpassing ook meer tijd en
werk dan sommige ondernemers zich vooraf wellicht gerealiseerd hadden. Daarbij werden
sommige details pas op een laat moment bekend. Omdat het een aanzienlijke verandering
betreft ten opzichte van het vrije verkeer van goederen en diensten van voor het aflopen
van de overgangsperiode, was rekening gehouden met aanpassingsproblemen bij het bedrijfsleven.
Deze hebben zich inderdaad voorgedaan en doen zich nog steeds voor, wat zich onder
meer uit in fouten in aangiftes of onvolledige aangiftes. De lagere volumes boden
mogelijkheden voor uitvoeringsdiensten en bedrijfsleven om «kinderziektes» uit de
systemen te halen, waardoor deze aan Nederlandse zijde overal konden draaien zoals
verwacht. Hoewel het verkeersbeeld relatief rustig is gebleven blijkt het een hele
uitdaging voor bedrijven om zaken als juiste documentatie en goede export-/importprocedures
op orde te hebben. Zodra handelsvolumes toenemen tot het oude gemiddelde niveau kan
dit alsnog verdere verstoringen tot gevolg hebben. De inzet blijft erop gericht om
bedrijven zoveel als mogelijk te helpen om zo snel mogelijk de nieuwe processen onder
de knie te krijgen. Daarnaast zet het kabinet zich in om het bedrijfsleven te alerteren
op de gefaseerde invoering van het Britse Border Operating Model per 1 april en 1 juli
a.s. Naarmate het VK verdere importcontroles gaat handhaven kan ook het Nederlandse
exporterend bedrijfsleven met nieuwe verstoringen te maken krijgen.
Daar waar contact tussen Nederland, andere lidstaten, de Commissie of het VK nodig
is om onduidelijkheden in procedures, werkwijzen of informatie-uitwisseling te faciliteren
wordt in de regel het contact opgezet door de partij die tegen een vraagstuk aanloopt.
Deze contacten vinden zowel op uitvoerings-, beleids- als hoogambtelijk niveau plaats
en betreffen vragen of wensen die komen van zowel de Britse overheid, als een of meerdere
lidstaten. Ook kan het gaan over incidenten uit de praktijk of verzoeken vanuit de
sector of op initiatief van de Commissie. Dit resulteert bijvoorbeeld in afgestemde
en eenduidige vraagbeantwoording richting het VK over eventuele onduidelijkheden over
EU-regelgeving en eveneens gestroomlijnde vragen van lidstaten aan het VK over VK
regelgeving. Zo wordt het gelijke speelveld tussen de lidstaten geborgd en verschil
in interpretatie daarvan tussen de EU en het VK voorkomen. Naar aanleiding van dergelijke
contacten hebben ook gerichte aanvullende webinars voor het bedrijfsleven plaatsgevonden vanuit de Commissie en het VK. Op verzoek van
enkele koepels van het Nederlandse bedrijfsleven is begin februari gestart met een
gezamenlijke overleg van de Nationale Handels Facilitatie Comités van Nederland (Overleg
Douane Bedrijfsleven) en die van het VK. Het doel van dit overleg is om ervaringen
tussen bedrijfsleven en de betrokken overheidsdiensten aan beide kanten te bespreken.
Daarnaast bieden de Partnerschapsraad en de Gespecialiseerde Comités die zijn opgericht
door de HSO een forum om gesprekken tussen de EU en het VK in de toekomst te voeren.
De leden van de CDA-fractie vragen of er enige problemen zijn ontstaan doordat het
akkoord voorlopig in werking is getreden en dus niet als volledig geratificeerd uitgevoerd
wordt, tevens vragen deze leden welke verandering er zal optreden wanneer het verdrag
wel is geratificeerd ten opzichte van de huidige situatie.
24. Antwoord van het kabinet
Sinds 1 januari 2021 wordt de HSO voorlopig toegepast door zowel de EU als het VK.
De EU en het VK hebben elkaar eind december 2020 laten weten dat zij de interne procedures
die nodig zijn voor voorlopige toepassing, als bedoeld in Artikel FINPROV.11, lid
2 van de HSO, hebben voltooid. De EU en haar lidstaten zijn dan ook op grond van het
op 29 december 2020 vastgestelde Raadsbesluit tot ondertekening en voorlopige toepassing
(Besluit (EU) 2020/2252) gebonden om de HSO toe te passen.
Zolang de EU nog geen kennisgeving aan het VK heeft gedaan dat de interne procedures
zijn voltooid voor het vaststellen van de instemming om gebonden te zijn (als bedoeld
in Artikel FINPROV.11, lid 1 van de HSO), is deze instemming door de HSO gebonden
te worden nog niet op internationaal niveau vastgelegd. Pas nadat zowel de EU als
het VK deze kennisgeving heeft gedaan, zal de HSO in werking kunnen treden. Er zijn
geen praktische implicaties of verschillen tussen een verlengde voorlopige toepassing
en de definitieve inwerkingtreding van de HSO.
Er is een diplomatieke rel ontstaan over de status van de Europese Unie ambassadeur
in Londen. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet aan te geven wat precies
de situatie is.
25. Antwoord van het kabinet
Als gevolg van het vertrek van het VK uit de EU per 1 februari 2020 is de vertegenwoordiging
van de Europese Commissie vervangen door een EU delegatie in het VK, vallend onder
de verantwoordelijkheid van Hoge Vertegenwoordiger Borrell. Sindsdien voert de Europese
Dienst Extern Optreden gesprekken met het VK over de diplomatieke status van de EU
delegatie in Londen.
EU delegaties worden privileges en immuniteiten toegekend die gelijk staan aan die
van diplomatieke vertegenwoordigingen zoals is vastgelegd in het Verdrag van Wenen
inzake diplomatiek verkeer. Alle 143 EU delegaties in de wereld genieten deze status.
Het kabinet ziet een wederzijds gelijkwaardige behandeling op basis van het Verdrag
van Wenen inzake diplomatiek verkeer als uitgangspunt tussen gelijke partners en benadrukt
het belang om hierover tot een passende oplossing te komen met het VK.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of aan Nederland al is uitgekeerd uit
het Brexit Adjustment Reserve. Tevens vragen deze leden of de goedkeuring van het
Eigen Middelenbesluit (EMB) dat aan dit Meerjarig Financieel Kader gekoppeld van enige
invloed is op het kunnen uitkeren van middelen uit dit fonds. Nederland ontvangt 714
miljoen euro Hiervan is circa 583 miljoen euro gealloceerd op basis van de relatieve
economische verwevenheid met het Verenigd Koninkrijk via de handel en 131 miljoen
euro op basis van de verwevenheid van de visserijsector. De leden van de CDA-fractie
vragen het kabinet hoe deze bedragen in Nederland worden verdeeld, wie beoordeelt
de aanvragen en wie maakt het geld over?
26. Antwoord van het kabinet
Op dit moment wordt in de Raad nog onderhandeld over de Brexit Adjustment Reserve (BAR), waaronder over de verdeling van de middelen over de lidstaten. Op basis van
het Commissievoorstel zou Nederland 757 miljoen euro ontvangen (lopende prijzen) in
2021, maar deze bedragen liggen nog niet vast. De Raad heeft nog geen algemene oriëntatie
bereikt. Ook het Europees Parlement stelde zijn positie nog niet vast. De nationale
goedkeuringsprocedure van het Eigen Middelenbesluit heeft geen gevolgen voor betalingen
uit de BAR. Betalingen onder het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027, waaronder
uit de BAR, zijn mogelijk onder de reeds in werking getreden MFK-verordening en het
huidige Eigen Middelenbesluit.
Het kabinet beziet de komende tijd hoe de middelen die aan Nederland beschikbaar zullen
worden gesteld het meest effectief besteed kunnen worden binnen de afspraken over
welke uitgaven in aanmerking komen en welke uitvoeringsregelingen gebruikt kunnen
worden. Zodra meer bekend is over de uitwerking en de nationale uitvoering van de
BAR, wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Sinds 1 januari 2021 komen Britse producten via verschillende lidstaten de interne
markt op. Daarbij lijkt de Nederlandse Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA)
strikter te handhaven dan autoriteiten in België en Frankrijk. De leden van de CDA-fractie
vragen het kabinet of het kabinet deze ongelijkheid eveneens heeft gesignaleerd en
er een Europese lijn is vastgesteld of Europese coördinatie over hoe de procedures
verlopen. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet het Europese gelijk speelveld
te waarborgen en welke checks en balances het kabinet daarvoor hanteert.
27. Antwoord van het kabinet
De NVWA handhaaft in Nederland de grenscontroleprocessen conform EU wet- en regelgeving
voor handel met landen buiten de EU, zoals nu ook met het VK. Dit is geen nieuw proces
ten opzichte van alle andere import uit derde landen die Nederland via de (lucht)havens
binnenkrijgt. Dat geldt ook voor de andere EU-lidstaten. Niet uit te sluiten is dat
er de eerste weken na 1 januari jl. aanpassing nodig was aan de nieuwe situatie op
locaties elders in de EU waar de verkeersstroom uit het VK als derde land, de volumes,
het personeel of de type zendingen nog relatief nieuw waren. Individuele casussen
die worden aangedragen door het bedrijfsleven geven geen aanleiding om te concluderen
dat er structurele verschillen zouden zijn tussen lidstaten in de toepassing van EU
wet- en regelgeving. Nederland staat in nauw contact met de andere lidstaten en de
Commissie om uniforme interpretatie van de EU wet- en regelgeving te bevorderen. Ook
heeft de Commissie in nauw overleg met de lidstaten veelvuldig contact met de VK overheid
over de geldende EU wet- en regelgeving omdat er bij het VK op sommige onderdelen
onduidelijkheid bestond. De contacten met alle betrokkenen zullen worden voortgezet
zolang dat zinvol is.
Transport naar Ierland vindt voor een deel plaats door het Verenigd Koninkrijk als
zogenaamde transit te gebruiken. De leden van de CDA-fractie begrijpen dat er probleem zijn met het
verstrekken van document dat transporteurs door Verenigd Koninkrijk kunt rijden. Het
systeem in het Verenigd Koninkrijk zou niet werken hetgeen de handel met Ierland belemmert.
Deze leden vragen het kabinet dit probleem op te pakken en aan te geven hoe dit opgelost
kan worden.
28. Antwoord van het kabinet
Nu het VK is toegetreden tot de Overeenkomst Gemeenschappelijk Douanevervoer kunnen
goederen onder de regeling douanevervoer relatief eenvoudig vervoerd worden tussen
Ierland en andere lidstaten via het grondgebied van het VK. Van bedrijven die tot
aan het eind van de overgangsperiode alleen goederen vervoerden in lidstaten van de
EU vraagt het enige aanpassing om zich het gebruik van deze procedure eigen te maken.
Daarnaast kunnen bedrijven logistieke dienstverleners in de arm nemen om de douaneformaliteiten
voor de transportbedrijven te vervullen. Desalniettemin is er een voordeel als goederen
direct vanuit Ierland naar de rest van de EU worden vervoerd, aangezien er dan helemaal
geen douaneformaliteiten van toepassing zijn. Hierbij kan opgemerkt worden dat er
sinds januari een directe verbinding tussen Amsterdam en Dublin is gestart, naast
de al langer bestaande rechtstreekse ferry-verbinding tussen Ierland en Nederland.
Om deze transit te omzeilen kan er gebruik gemaakt worden van ferrydiensten in België en Frankrijk
welke direct op Ierland varen. Echter procedures in havens in EU-landen blijken aanzienlijk
te verschillen, het gaat om verschillende formaliteiten per haven. De leden van de
CDA-fractie vragen het kabinet of dit probleem tot hem is gekomen en op welke manier
het kabinet de Europese Unie overheden kan stimulerende in het opstellen gelijke systemen.
29. Antwoord van het kabinet
De douaneprocedures in de havens van de EU zijn alle gebaseerd op het Douanewetboek
van de Unie en zijn dus in beginsel gelijk. Dat geldt ook voor de importprocedures
voor goederen van dierlijke en plantaardige oorsprong die gehandhaafd worden conform
de EU-regelgeving. De procedures die gevolgd moeten worden bij de verschillende port community systemen bij de havens kunnen wel afwijken; deze systemen worden beheerd door private
partijen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat er voor goederen die direct vanuit
Ierland naar de rest van de EU worden vervoerd geen douaneformaliteiten van toepassing
zijn.
De oorsprongsregels in het HSO blijken erg ingewikkeld te zijn. Voor het midden-en
kleinbedrijf (mkb) lijkt dit een aanzienlijke drempel te zijn om handel met het Verenigd
Koninkrijk te drijven. Bedrijven hebben zich hier immers maar kort op kunnen voorbereiden.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om scholing en training te stimuleren
zodat bedrijven op de hoogte zijn van nieuwe procedures, tevens vragen deze leden
hoe de overheid hierbij praktische ondersteuning kan bieden.
30. Antwoord van het kabinet
Het is bekend dat sommige bedrijven problemen ondervinden bij de toepassing van douaneformaliteiten
bij in- en uitvoer en met onbekendheid met de veranderde regels, zoals regels van
oorsprong en btw-procedures. Hoewel regels van oorsprong zoals overeengekomen met
het VK een standaardonderdeel zijn van handelsakkoorden is het voor veel ondernemingen,
met name in het midden- en kleinbedrijf, voor het eerst dat zij met zulke regels te
maken krijgen. Om ondernemers tijd te geven om de oorsprong van een product aan te
tonen, is het in 2021 mogelijk om als exporteur een oorsprongsverklaring af te geven
en achteraf de vereiste leveranciersverklaringen te overleggen. De overheid blijft
nu en in de komende tijd samen met de private sector inzetten op communicatie en specifieke
voorlichting, zoals in spreekuren, webinars en masterclasses gericht op ondernemers georganiseerd door onder meer de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO).
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet wat de voortgang is op de nader te
onderhandelen onderwerpen zoals overeengekomen in de deal. Daarnaast vragen deze leden
naar de voortgang van de Partnerschap raad en de comités is al duidelijk wie hier
zitting in nemen of zijn ze zelfs al eens bij elkaar gekomen en zijn er besluiten
genomen.
31. Antwoord van het kabinet
Het akkoord biedt ruimte om op bepaalde onderwerpen nader afspraken te maken indien
beide partijen dit wenselijk achten, zoals over beroepskwalificaties. Hierover zijn
nog geen gesprekken gevoerd. Tevens is er een aantal onderwerpen waarover afspraken
kunnen worden gemaakt die los staan van de afspraken in het akkoord, zoals een mogelijk
adequaatheidsbesluit op het gebied van gegevensbescherming en equivalentiebesluiten
op het gebied van financiële diensten. Over deze twee onderwerpen lopen gesprekken
tussen de Europese Commissie en het VK.
In de Partnerschapsraad hebben zowel de Europese Commissie als vertegenwoordiger van
de Unie als het VK zitting. Aan EU-zijde zal Vicevoorzitter van de Commissie Maroš
Šefčovič zitting nemen in de Partnerschapsraad, aan VK-zijde neemt voormalig hoofdonderhandelaar
David Frost zitting vanaf 1 maart a.s. Tot die tijd wordt het VK vertegenwoordigd
door Michael Gove. Ook in de gespecialiseerde comités zijn zowel de Unie als het VK
vertegenwoordigd. De Partnerschapsraad en gespecialiseerde comités zijn nog niet bijeen
gekomen.11
De leden van de D66-fractie hechten grote waarde aan een goede band tussen Nederland
en het Verenigd Koninkrijk. Graag horen de aan het woord zijnde leden van het kabinet
een appreciatie van de implementatie van het Noord-Ierland Protocol door de Commissie
om de export van vaccins te blokkeren. De leden van de D66-fractie horen ook graag
wanneer de Kamer zal worden geïnformeerd over de samenstelling van de Partnerschapsraad.
32. Antwoord van het kabinet
De Europese Commissie heeft bij monde van Voorzitter Ursula von der Leyen op 10 februari
jl. aangegeven dat er fouten zijn gemaakt in aanloop naar de totstandkoming van het
exportautorisatiesysteem. Het kabinet had liever gezien dat dit proces anders was
verlopen, maar benadrukt dat de Europese Commissie uiteindelijk de in Artikel 16 van
het Protocol Ierland/Noord-Ierland genoemde passende vrijwaringsmaatregelen niet heeft
genomen. Op 3 februari jl. 12 en 11 februari jl. 13 publiceerden covoorzitters van het Gemengd Comité Michael Gove en Maros Šefčovič
gezamenlijke verklaringen waarin zij hebben afgesproken intensief te werken om oplossingen
te vinden voor nog openstaande zaken, met als gezamenlijk doel in de praktijk werkbare
oplossingen te vinden en die in het Gemengd Comité te behandelen. Ook werd afgesproken
dat deze inspanningen worden onderbouwd door contacten met belanghebbenden uit het
maatschappelijk middenveld en de private sector.
De leden van de D66-fractie vernemen dat de Europese Commissie heeft bevestigd dat
de Europese Unie de laatste hand legt aan haar beoordeling van het gegevensbeschermingsregime
van het Verenigd Koninkrijk. In het verleden zijn adequaatheidsbesluiten van de Commissie
teruggefloten door de rechter, zoals in het geval van de Verenigde Staten met Safe Harbor en Privacy Shield. Hoe gaat de Commissie ervoor zorgen dat het adequaatheidsbesluit deze keer wel juridisch
waterdicht is? Hoe beoordeelt het kabinet een mogelijk adequaatheidsbesluiten zolang
er nog problemen bestaan door uitwisseling van data tussen het Verenigd Koninkrijk
en de Verenigde Staten en het dataretentiekader in het Verenigd Koninkrijk? Welke
huidige risico’s ziet het kabinet hier?
33. Antwoord van het kabinet
Het is van het grootste belang dat de adequaatheidsbesluiten een eventuele nieuwe
toetsing door het EU Hof van Justitie kunnen doorstaan. Toekomstbestendigheid van
de adequaatheidsbesluiten is nodig voor organisaties en bedrijven die gegevens uitwisselen
met het VK maar ook voor de bescherming van de rechten van de betrokkenen. Ook de
Europese Commissie is hiervan doordrongen en stelt de kwaliteit van de adequaatheidsbesluiten
voorop. De Commissie heeft reeds aangegeven dat het Schrems II arrest van het HvJEU
noodzaakt tot zorgvuldig onderzoek van de wet- en regelgeving in het VK met betrekking
tot verdere doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen zoals de VS (zogenoemde
onward transfers), de toegang tot persoonsgegevens door inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede
de mogelijkheden tot rechtsverhaal door individuen. Hetzelfde geldt voor het dataretentiekader
in het VK. Daarnaast zijn een opinie van het Europees Comité voor gegevensbescherming
(European Data Protection Board) en instemming van de lidstaten in het artikel 93-comité
vereist alvorens de adequaatheidsbesluiten kunnen worden vastgesteld. Daarbij wijst
het kabinet erop dat het VK destijds als lid van de EU de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG) en Richtlijn 2016/680 inzake de bescherming van persoonsgegevens in het politie-
en justitiedomein (hierna: de Richtlijn) heeft geïmplementeerd in de Data Protection
Act en dat die wet niet is gewijzigd.
Op vrijdag 19 februari heeft de Commissie de concept adequaatheidsbesluiten gepubliceerd
waarin wordt geconcludeerd dat het VK een equivalent niveau van gegevensbescherming
aan de AVG en de Richtlijn hanteert.
14
De Commissie heeft duidelijke en strikte mechanismen opgenomen voor zowel toezicht
als herziening, opschorting of intrekking van de besluiten bij eventuele problematische
ontwikkeling van gegevensbescherming in het VK. Voorts acht de Commissie het essentieel
dat de bevindingen inzake equivalentie toekomstbestendig zijn nu het VK niet langer
gebonden zal zijn aan de EU-privacyregels. Om die reden zullen deze concept adequaatheidsbesluiten
geldig zijn voor een eerste periode van vier jaar vanaf het moment dat zij zijn aangenomen.
Na vier jaar is het mogelijk de adequaatheidsbesluiten te vernieuwen als het beschermingsniveau
van het VK toereikend blijft.
De leden van de SP-fractie constateren dat er zal worden gesproken over de relatie
tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk. De leden van de SP-fractie vinden
het goed om te lezen dat het kabinet tijdens de Raad Algemene Zaken in samenspraak
met andere gelijkgezinde lidstaten wederom de openbaarmaking van dit juridisch advies
zal aankaarten. Het moge duidelijk zijn dat er vanaf 1 januari 2021 sprake is van
veel storingen bij personenvervoer, goederenvervoer, agrofood en andere zaken. Kan
het kabinet inzicht geven in de situatie omtrent dit onderwerp in vergelijkbare omringende
landen? Is er sprake van meer storingen dan in deze vergelijkbare landen? In welke
sector zitten momenteel de meeste knelpunten, en was dit voorzien? Wat is het doel
voor het kabinet in het gesprek met de andere EU-lidstaten over dit onderwerp?
34. Antwoord van het kabinet
De frictie die optreedt als gevolg van de noodzakelijke aanpassingen doet zich in
min of meer vergelijkbare mate en op vergelijkbare wijze voor in alle lidstaten met
een directe grens met het VK. Wel zijn er verschillen, die samenhangen met de verschillen
in fysieke afstand en aard van de handelsrelatie (Frankrijk verwerkt bijvoorbeeld
veel grotere volumes vracht aan zijn grenzen met het VK door de Kanaaltunnel en vele
havens en verbindingen; Ierland heeft een landgrens en is qua economie het nauwst
verweven met het VK) en/of de aard van het goederenvervoer (België kent bijvoorbeeld
alleen onbegeleid containervervoer van en naar het VK). Over het algemeen is er over
de gehele breedte van het bedrijfsleven aanpassingsfrictie met betrekking tot grenscontroleprocessen
te zien. Daarnaast heeft men overal te maken met de gevolgen van aanpassingsproblemen
aan VK-zijde.
De Covid-19-pandemie heeft de afgelopen periode vooral invloed gehad op het personenvervoer
tussen het VK en het Europese vasteland. Daarbij komt dat het VK sinds 1 januari 2021
als derde land wordt behandeld en Britse burgers sindsdien onder het EU-inreisverbod
wegens Covid-19 vallen. Hierdoor kunnen Britten sinds die datum enkel voor essentiële
doeleinden naar Nederland reizen. Sinds 23 januari jl. geldt tevens een vlieg- en
aanmeerverbod voor vluchten en schepen met passagiers uit het VK. Het aantal reizigers
is hierdoor voorlopig verder afgenomen.
Door nauw contact over deze onderwerpen te houden met de andere lidstaten, zowel op
EU-niveau als in kleinere verbanden, is het mogelijk informatie uit te wisselen en
uniforme boodschappen en signalen af te geven in gesprekken met het VK over samenwerking
om grenscontroleprocessen zo soepel mogelijk te laten verlopen.
Wordt ook hier de pijnlijke fout die de Europese Commissie heeft gemaakt ten aanzien
van de controle op de export van vaccins bij de Noord-Ierse grens besproken? De leden
van de SP-fractie zien graag dat het kabinet deze zet van de Europese Commissie veroordeelt
en afdwingt dat zo’n type fout betreffende de Noord-Ierse grens en het in gevaar brengen
van het Goede Vrijdagakkoord niet meer zal gaan gebeuren.
35. Antwoord van het kabinet
De Europese Commissie heeft bij monde van Voorzitter Ursula von der Leyen op 10 februari
jl. aangegeven dat er fouten zijn gemaakt in aanloop naar de totstandkoming van het
exportautorisatiesysteem. Het kabinet had liever gezien dat dit proces anders was
verlopen, maar benadrukt dat de Europese Commissie uiteindelijk de in Artikel 16 van
het Protocol Ierland/Noord-Ierland genoemde passende vrijwaringsmaatregelen niet heeft
genomen.
De leden van de PvdA-fractie vinden het positief dat met de voorlopige toepassing
van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst een no-deal Brexit op het laatste moment is afgewend. Ondanks de gemaakte afspraken zullen de gevolgen
voor veel Nederlandse werknemers en bedrijven groot zijn. Daardoor is het des te meer
van belang dat er zekerheid wordt geboden en het gesloten akkoord tijdig wordt geratificeerd.
Wat heeft het kabinet ondernomen om de overeenkomst tijdig te ratificeren? Waar liggen
volgens het kabinet de knelpunten en kan het kabinet toezeggen dat de ratificatie
van het akkoord niet nogmaals wordt verlengd?
36. Antwoord van het kabinet
In de HSO hebben de partijen afgesproken de voorlopige toepassing tot en met 28 februari
a.s. te laten duren. Deze voorlopige toepassing kan op grond van de HSO worden verlengd
door de Partnerschapsraad die daar in onderlinge overeenstemming over besluit. De
EU heeft voorgesteld de voorlopige toepassing te verlengen tot 30 april a.s. of zoveel
eerder als mogelijk omdat de authentieke taalversies niet tijdig voor 28 februari
a.s. afgerond zullen zijn. Zowel de EU als het VK zetten in op een zo spoedig mogelijke
afronding van de ratificatieprocedure aan beide zijden.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de ontstane problemen aan de
Noord-Ierse grens. Kan het kabinet een overzicht geven van ontstane problemen aan
de Nederlandse grens?
37. Antwoord van het kabinet
Over het algemeen is het aflopen van de overgangsperiode relatief rustig verlopen,
met minimale verstoringen op het gebied van verkeersdrukte in de uitgaande exportstroom.
De uitdaging voor het bedrijfsleven zit vooral in het op orde krijgen van de juiste
documentatie en export-/importprocedures. Deze situatie leidt tot extra werk om papieren
alsnog in orde te brengen, tot langere doorlooptijden en tot correctiewerk achteraf
in de aangiftes. Met betrekking tot de inkomende handelsstroom vanuit het VK is de
verstoring groter dan voor de uitgaande stroom naar het VK. Er vindt intensief overleg
plaats met alle betrokken partijen om knelpunten op te lossen.
Is het al duidelijk welke Nederlandse bedrijven en sectoren in aanmerking komen voor
tarieven- en quotavrijstelling? En op welke manier heeft het kabinet bedrijven ondersteund
die voor 1 januari 2021 nog onvoldoende waren voorbereid?
38. Antwoord van het kabinet
Of goederen in aanmerking komen voor de tarief- en quotavrije markttoegang zoals afgesproken
in de HSO hangt er van af of zij voldoen aan de oorsprongsregels zoals vastgelegd
in de HSO. Dit kan per product, bedrijf en sector verschillen. Op het Brexitloket
en in de Brexit Impact Scan vinden bedrijven informatie over hoe zij kunnen bepalen
of zij aan de voorwaarden van de HSO voldoen.
De uitgebreide voorbereidingen die voorafgingen hebben ertoe geleid dat aan overheidszijde
alle diensten de systemen op orde hadden en voldoende capaciteit hebben kunnen inzetten
om alle nieuwe grensprocessen naar behoren uit te voeren. Tevens was er voldoende
informatie beschikbaar voor het bedrijfsleven om voldoende voorbereid aan de grensformaliteiten
te kunnen voldoen. Het is bekend dat sommige bedrijven niettemin problemen ondervinden
bij de toepassing van douaneformaliteiten bij in- en uitvoer en met onbekendheid met
de veranderde regels, zoals regels van oorsprong en btw-procedures. De overheid zet
daarom samen met private partners nu en de komende tijd nog eens extra in op communicatie
en specifieke voorlichting, zoals in spreekuren, webinars en masterclasses gericht op ondernemers georganiseerd door onder meer de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO).
Daarnaast maken de leden van de PvdA-fractie zich zowel zorgen over het ontstaan van
een «race naar de bodem» op winstbelastingen door het gebrek aan concrete afspraken, als over het ontstaan
van aanzienlijke verschillen op het gebied van het gelijke speelveld, zoals milieu
en arbeidsrechten. Heeft het kabinet in Europees verband al actie ondernemen om deze
«race naar de bodem» te voorkomen en acht het kabinet de geschillenbeslechting voor «non-regressie hoofdstukken»
in staat om de Britten aan hun afspraken te houden en zodoende de belangen van werknemers
te beschermen?
39. Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft samen met een grote groep gelijkgestemde lidstaten steeds gepleit
voor robuuste afspraken op het gebied van het gelijk speelveld, mede om een «race
naar de bodem» te voorkomen. De afspraken zoals neergelegd in de HSO zijn op dit vlak
ambitieuzer dan die in alle voorgaande handelsakkoorden. In het hoofdstuk over gelijk
speelveld worden onder andere bindende afspraken gemaakt over belastingen, staatssteun
en subsidies, sociale en arbeidsrechten, milieu en klimaat. De verschillende geschillenbeslechtingsmechanismen
die hierop van toepassing zijn alsmede de mogelijkheid om autonome maatregelen te
nemen zijn van belang voor de afdwingbaarheid. Tevens bevat dit hoofdstuk afspraken
over nationale implementatie van en toezicht op de in het hoofdstuk vastgelegde afspraken.
Gezien het feit dat deze afspraken zonder precedent zijn, zal het kabinet met de Europese
Commissie nauwlettend toezien op de toepassing, naleving en effectiviteit van deze
afspraken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.S. Veldman, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
H.P.C. Buisman, adjunct-griffier