Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuiken over het bericht ‘Eerst Assads strijder, nu asiel in Nederland’?
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Minister en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Eerst Assads strijder, nu asiel in Nederland»? (ingezonden 7 januari 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid (ontvangen 18 februari 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2020–2021, nr. 1476.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Eerst Assads strijder, nu asiel in Nederland»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de uitspraken van deskundigen dat door de jaren heen zeker tientallen
handlangers van het Syrische regime van dictator Assad in Nederland verbleven?2
Antwoord 2
Nederland mag geen vluchthaven zijn voor personen die zich schuldig hebben gemaakt
aan ernstige internationale misdrijven. Het 1F-beleid beoogt plegers van deze misdrijven
te identificeren en aan deze personen asielbescherming in Nederland te onthouden.
De asiel- en de strafrechtketen zijn erop gericht om plegers van internationale misdrijven
die zich in Nederland bevinden, uit te sluiten van asielbescherming en deze personen
uit te zetten, uit te leveren of in Nederland te vervolgen. Er is intensieve samenwerking
tussen de asiel- en de strafrechtketen om, waar mogelijk, personen met een 1F-status
strafrechtelijk te vervolgen. Hierover wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd
met de Rapportagebrief Internationale Misdrijven.
Vraag 3 en 4
Klopt het dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan zeker drie handlangers
van het Assadregime verblijf heeft verleend? Zo nee, aan hoeveel handlangers is er
wel verblijf verleend?
Klopt het dat de afdeling 1F van de IND slechts bij één Syriër genoeg aanwijzingen
heeft gevonden om de verblijfsvergunning in te trekken? Welke extra maatregelen gaat
u nemen om het verblijf te onthouden van mensen die zich schuldig hebben gemaakt aan
oorlogsmisdrijven of misdrijven tegen de menselijkheid?
Antwoord 3 en 4
Ik kan niet in gaan op individuele gevallen. Bij iedere persoon die in Nederland asiel
aanvraagt, wordt bezien of er indicaties zijn dat diegene internationale misdrijven
heeft gepleegd. In die gevallen vindt altijd een individuele beoordeling plaats. Op
basis van uitgebreid onderzoek van het individuele relaas, documentatie en context
kan de IND concluderen dat er ernstige vermoedens bestaan van persoonlijke betrokkenheid
bij het plegen en/of faciliteren van internationale misdrijven. De IND baseert de
1F-status dan ook niet op één eigenschap, melding, of foto. Het doen van een zorgvuldig
en gedegen onderzoek geldt uiteraard ook in zaken waarin reeds een verblijfsvergunning
is verleend en waarin de IND meldingen of indicaties krijgt dat de persoon mogelijk
in verband moet worden gebracht met internationale misdrijven.
Verder verwijs ik naar de Kamerbrief van 30 juni 2020 waarin de resultaten van de
herbeoordeling van Syrische asielzaken op 1F-indicaties zijn toegelicht. In 1 zaak
is aan de vreemdeling een voornemen tot een 1F-tegenwerping uitgebracht. Ter vergelijking
kan worden gemeld dat de IND in dezelfde periode waarop de herbeoordeling van asielzaken
ziet (januari 2011-januari 2016) in zeven zaken van mannen tussen de 17 en de 35 jaar
van Syrische nationaliteit, reeds bij de asielaanvraag een 1F-tegenwerping heeft gedaan.
De herbeoordeling van Syrische asielzaken heeft plaatsgevonden bovenop de asielzaken
waarin reeds aan personen 1F is tegengeworpen, waaronder ook Syriërs. Omdat deze herbeoordeling
recent heeft plaatsgevonden, zie ik geen aanleiding voor extra maatregelen naast het
bestaande 1F-beleid.
Vraag 5
Deelt u de mening dat handlangers van Assad die in Nederland verblijven hier moeten
worden berecht voor de oorlogsmisdrijven die zij hebben begaan? Waarom is dit Nederland
in tegenstelling tot Duitsland nog niet gelukt? Wat gaat u alsnog doen om ervoor te
zorgen dat deze oorlogsmisdaders worden berecht?
Antwoord 5
Nederland maakt zich er hard voor dat straffeloosheid van internationale misdrijven
wordt voorkomen. Het opsporen en vervolgen van deze misdrijven is complex en vergt
uitgebreid onderzoek. Zowel bewijsvoering als bewijsvergaring voor deze misdrijven
is lastiger dan voor commune delicten. Zo wordt bewijsvergaring bijvoorbeeld bemoeilijkt
doordat dit veelal moet plaatsvinden in een conflictgebied of op het grondgebied van
een partij waarmee niet kan worden samengewerkt. Niet elke aanwijzing is voldoende
om te kunnen spreken van een strafrechtelijke verdenking die de start van een strafrechtelijk
onderzoek rechtvaardigt. Zo is een 1F tegenwerping op zichzelf onvoldoende aanleiding
om een strafrechtelijk onderzoek te starten.
Zowel het OM als de politie beschikken over gespecialiseerde teams die zich bezighouden
met de opsporing en vervolging van internationale misdrijven. Zij zullen strafrechtelijk
onderzoek instellen op basis van de Wet Internationale Misdrijven in geval de vermoedelijke
dader zich in Nederland bevindt, er een concrete verdenking bestaat dat diegene zich
schuldig heeft gemaakt aan internationale misdrijven en er perspectief op succesvolle
opsporing en vervolging bestaat. Om deze ingewikkelde taak het hoofd te bieden is
de vaste formatie van het Team Internationale Misdrijven van de politie onlangs uitgebreid
van 32 naar 43 FTE.3 Hiermee wordt structureel voorzien in de benodigde specialistische- en opsporingsbevoegde
capaciteit.
Voor een nadere gedetailleerde uiteenzetting van de stappen die de Nederlandse overheid
neemt om plegers van internationale misdrijven te vervolgen, verwijs ik u naar de
meest recente Rapportagebrief internationale misdrijven.4
Vraag 6
Klopt het dat het Team Internationale Misdrijven te weinig gebruik maakt van informatie
en getuigenverklaringen van de Syrische gemeenschap in Nederland? Hoe verklaart u
dat sommige berichten van deze gemeenschap onbeantwoord bleven? Wat gaat u doen om
te zorgen dat er zorgvuldiger met deze informatie wordt omgegaan?
Antwoord 6
Het Team Internationale Misdrijven heeft de afgelopen jaren veelvuldig gesprekken
gevoerd met, en getuigenverklaringen opgenomen van, slachtoffers en getuigen uit Syrië.
Daarnaast zijn diverse meldingen bij het team binnengekomen van (internationale) misdrijven
gepleegd in Syrië. In al deze gevallen is of wordt onderzocht of het mogelijk is om
een onderzoek in te stellen. Getuigenverklaringen en meldingen spelen een essentiële
rol in de afweging om een strafvorderlijk onderzoek in te stellen. Berichten die bij
het Team Internationale Misdrijven binnenkomen, worden volgens een zorgvuldige procedure
onderzocht en beantwoord. Naar aanleiding van het bericht in de NRC van 5 december
2020 is gezocht in het berichtenbestand van het Team Internationale Misdrijven waarbij
één bericht is gevonden dat inderdaad onbeantwoord is gebleven. De melding die in
dit bericht werd gedaan is destijds wel direct onderzocht maar er is per abuis geen
reactie gestuurd. Dit had uiteraard wel gemoeten.
Om te bevorderen dat de Syrische gemeenschap het Team Internationale Misdrijven weet
te vinden, heeft het team de afgelopen jaren haar bekendheid vergroot bij publieke
instellingen die betrokken zijn bij Syrische asielzoekers, evenals bij niet-gouvernementele
(slachtoffer)organisaties. Het team zal dit ook blijven doen.
Vraag 7
Wat vindt u ervan dat sommige handlangers van Assad nog banden onderhouden met het
Assad-regime en die gebruiken om andere Syriërs in Nederland te bedreigen en af te
persen?
Antwoord 7
Een van de pijlers van het Nederlandse 1F-beleid is dat slachtoffers van vervolging
die in Nederland bescherming hebben gekregen, niet opnieuw met de daders geconfronteerd
worden. Straffeloosheid van daders van internationale misdrijven moet te allen tijde
voorkomen worden. Zoals ik hiervoor heb toegelicht, is de strafrechtketen er dan ook
op gericht dat bedreiging en afpersing wordt voorkomen en waar nodig bestraft.
Vraag 8
Wat gaat u doen om deze intimatie tegen te gaan en de veiligheid van slachtoffers
en getuigen van deze praktijken te beschermen, inclusief die van de mensen die vanwege
hun eigen veiligheid of die van hun geliefden in Syrië geen aangifte durven te doen?
Antwoord 8
Het is van groot belang dat iedereen die kennis draagt van ernstige strafbare feiten,
of die hier zelf getuige of slachtoffer van is, zich bij de politie meldt. Wanneer
dit leidt tot ernstige dreiging of risico’s, kunnen beveiligingsmaatregelen worden
getroffen door de overheid. De politie en het OM hebben hiertoe middelen tot hun beschikking.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.