Verslag van een hoorzitting / rondetafelgesprek : Verslag van een technische briefing, gehouden op 4 februari 2021, over update coronavirus
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 992 VERSLAG VAN EEN TECHNISCHE BRIEFING
Vastgesteld 18 februari 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 4 februari 2021
gesprekken gevoerd over update coronavirus.
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De griffier van de commissie, Esmeijer
Voorzitter: Lodders
Griffier: Bakker
Aanwezig zijn dertien leden der Kamer, te weten: Agema, Van den Berg, Diertens, Van
Haga, Hijink, Kerstens, Kröger, Kuzu, Lodders, Van Otterloo, Van der Staaij, Veldman
en Wassenberg,
alsmede de heer Van Delden en de heer Van Dissel.
Aanvang 9.01 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen, hartelijk welkom bij de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn
en Sport. Aan de orde is een technische briefing over de update coronavirus. Hiervoor
zijn aangeschoven: de heer Jaap van Dissel, directeur van het Centrum Infectieziektebestrijding
van het RIVM, en de heer Jaap van Delden; hij is programmadirecteur vaccinatie COVID-19,
ook bij het RIVM. Hartelijk welkom. Uiteraard ook hartelijk welkom aan de leden, fijn
dat u er weer bent. En hartelijk welkom aan de mensen die deze briefing, thuis of
op een andere plek, volgen. De presentaties van beide heren zijn gepubliceerd op de
website van de Tweede Kamer. Aan de leden zijn ze rondgemaild en ze worden op dit
moment vermenigvuldigd. Zodra ze klaar zijn, zullen ze uitgedeeld worden. Ik stel
voor om wel vast van start te gaan.
Richting de leden wil ik opmerken dat de tijd vandaag enigszins beperkt is, in die
zin dat het plenaire debat om 11.00 uur zal starten. Dat betekent dat ik echt uiterlijk
om 10.30 uur wil afronden, dus ik kijk even naar de lengte van de beide presentaties
om te bepalen of u een of twee vragen mag stellen. Dat zullen dan in ieder geval wel
korte vragen zijn. Ik stel voor om van start te gaan. Mag ik als eerste het woord
geven aan de heer Van Dissel? Gaat uw gang.
De heer Van Dissel:
Dank u wel. Ik wil u een update geven en speciaal ingaan op twee dingen, namelijk
de opening van de scholen en de risico's. Ik wil u meenemen in de scenario's voor
de toekomstige weken en de risico's die we daarin zien. Tegelijkertijd zal ik natuurlijk
een update geven van wat er gaande is met covid.
Ik denk dat de informatie op de eerste dia bekend is, maar er zijn inmiddels meer
dan 100 miljoen besmettingen. Ik wil ook wijzen op de verhouding tussen het aantal
personen dat ziek wordt en het aantal personen dat het ziekenhuis in gaat en naar
de ic moet. Op de dia ziet u nu de schattingen van de percentages. Dat zal de komende
tijd wat gaan veranderen, vanwege de gevolgen van de vaccinaties en de afweer die
men natuurlijk opbouwt als men covid heeft doorgemaakt. Die verhouding kan de komende
tijd wat veranderen, maar dit is ongeveer de verhouding die we momenteel zien.
Allereerst kijken we naar de huidige epidemiologie. Aan de linkerzijde ziet u het
aantal gemelde besmettingen, die de afgelopen week weer behoorlijk zijn gedaald, met
ongeveer 20%. Die daling zet hopelijk nog verder door. We zien daar wel een golfbeweging
in. Dus daar zien we nog een redelijke daling. U ziet tegelijkertijd dat het aantal
ziekenhuisopnames minder snel daalt. Dat loopt natuurlijk achter, maar die dalen wel
minder snel. U ziet ook dat de bedbezetting naar een plateau gaat of een lichte daling
vertoont. Als u naar de ic-opnames over de week kijkt, zie je zelfs een hele geringe
toename. Dat zijn natuurlijk getallen die nogal wat wisselen, maar die duidelijk achterlopen
op de meldingen.
Met betrekking tot de tweede golf en de verspreiding van de gevallen over de afgelopen
weken, ziet u hier de kaart van Nederland, met aan de linkerzijde weer de meldingen
en aan de rechterzijde de ziekenhuisopnames. Dit is een beeld dat later terugkomt
bij het reproductiegetal, waarbij we zien dat die gevallen door heel Nederland optreden.
Er zijn natuurlijk altijd een paar zogenaamde hotspots die opkomen. Maar eigenlijk
is de situatie over heel Nederland redelijk gelijk.
Hier ziet u de getallen met betrekking tot de testen en het percentage positieve testen.
We zien een afname van het aantal mensen dat zich laat testen van ongeveer 22% in
de afgelopen week ten opzichte van daarvoor. We zien dat het percentage testen ongeveer
positief blijft, omdat ook het aantal positieve meldingen met ongeveer hetzelfde getal
afnam, zoals ik u net heb laten zien. Dat ligt nog rond de 11,4%. Wat ons betreft
is dat percentage nog steeds te hoog. Dat willen we eigenlijk, ook conform de WHO-gedachte
daarover, op ongeveer 5% hebben, omdat je dan het idee hebt dat je voldoende sensitief
test. Dus dit suggereert natuurlijk toch dat lang niet iedereen met klachten zich
laat testen. Dan zou je dat percentage positieve testen een stuk lager verwachten.
Met betrekking tot de verspreiding over de veiligheidsregio's zien we ook het bekende
plaatje, denk ik. We zien eigenlijk afnames in alle regio's. In de tabel aan de linkerzijde
ziet u, zeker als u hem straks misschien vergelijkt met de getallen van vorige week,
dat we veel meer groene blokjes zien. Dat zijn de regio's waar het aantal besmettingen
per 100.000 bewoners onder de 150 per week is gekomen. Dat betreft inmiddels ongeveer
de helft van de veiligheidsregio's. Er zitten dus nog verschillen, want sommige zitten
daar duidelijk boven, maar grofweg de helft zit nu onder die 150. Ook daar zien we
dus het doorwerken van de afname van het aantal meldingen. Gemiddeld zaten we de afgelopen
week op ongeveer 160 per 100.000. Vorige week zaten we nog, zoals u zich misschien
kunt herinneren, tegen de 200 aan.
Dan met betrekking tot het aantal klachten. Dit is een website van het RIVM waar mensen
zich kunnen aanmelden; u ziet dat rechtsboven staan. Ongeveer 18.000 personen doen
daar inmiddels aan mee. Zij geven een aantal keren per week op of ze klachten hebben
die zouden kunnen passen bij covid. We hebben gezien dat dat rond de 3% lag, maar
eigenlijk sedert de kerstperiode is afgenomen. Er is misschien nog een klein blipje
geweest, maar het is met ongeveer 50% afgenomen. Dat betekent dat ook onder de bevolking
klaarblijkelijk het aantal personen met klachten van een bovensteluchtweginfectie
afneemt. Dat is ook weer consistent met het beeld dat we zien van de afname van testen
en ook de afname van positief geteste personen. Rechtsboven ziet u dan nog de grafiek
van de verspreiding over Nederland van dit soort klachten. Rechtsonder ziet u de verspreiding
van het aantal personen dat meedoet aan dit systeem. We moedigen iedereen aan om zich
hiervoor in te schrijven, want dan neemt de voorspellende kracht natuurlijk ook toe.
Het is in ieder geval consistent met het beeld van de afname van testen en afname
van klachten.
Dan de spreidingen over de leeftijden; ook een grafiek die elke keer terugkomt. De
verschillende weken zijn naast elkaar gezet. De staafdiagrammen geven week 52 tot
en met week 4 weer. Ook daar is er een afname. U ziet dat er nog twee groepen net
boven die 200 per 100.000 komen. Dat is de groep 18- tot 24-jarigen en de groep 50-
tot 60-jarigen. De overige groepen zijn daar inmiddels onder gekomen. U ziet de trend
omlaag inmiddels eigenlijk bij alle leeftijdsgroepen.
Dan kom ik bij twee plaatjes waarbij ik ietsje langer wil stilstaan, omdat dit misschien
ook een achtergrond geeft met betrekking tot het advies over het openen van het primair
onderwijs en de kinderdagverblijven. U ziet hier twee matrices met bollen. Die bollen
geven de grootte van de aantallen weer, die zich op de kruispunten bevinden. U kijkt
hier naar de periode voor de schoolsluiting en naar de periode na de kerstvakantie.
Op de x-as, dus op de onderste as, staat de leeftijd van personen die in bijvoorbeeld
een gezin de indexcase waren, dus het eerste geval dat leidde tot secundaire gevallen,
ofwel in het gezin, ofwel daarbuiten. De leeftijden van de die secundaire gevallen
staat op de y-as. Ik neem u voor het gemak even mee met de leeftijdsgroep 13 tot 18.
Aan de linkerkant ziet u dan eerst een piepklein bolletje en dan een nog iets kleiner.
Dan ziet u een wat grotere, geelgekleurde bol. Dan worden ze weer wat kleiner. Dan
ziet u weer rode bollen van enige omvang. De interpretatie daarvan ziet u helemaal
rechts. Zo'n gele bol duidt qua grootte het aantal paren aan dat we daarop konden
matchen. In de kleur duidt het aan waar de besmetting plaatsvond. U ziet bijvoorbeeld
dat de 13- tot 18-jarigen – de leeftijdsgenoten staan op de y-as – vooral buiten besmettingen
overdragen. Als u dan omhooggaat, ziet u dat dezelfde groep ook hun ouders besmet,
maar dat natuurlijk vooral binnen zal doen. Dat zijn de rode bollen.
Tegelijkertijd ziet u, als u naar de hele grafiek kijkt, dat gemiddeld genomen de
meeste besmettingen plaatsvinden naar leeftijdsgenoten toe. Dat ziet u, omdat de bollen
in de diagonaalas eigenlijk het meest prominent zijn. Mensen van 40 zullen dus het
meest geneigd zijn naar 40-jarigen over te dragen, 50-jarigen naar 50-jarigen et cetera.
Dat is natuurlijk ook begrijpelijk: daar zitten ook de contacten, daar zitten de partners.
Dat is dus eigenlijk een vanzelfsprekendheid. Aan de kleur ziet u dat dat dan vooral
binnen plaatsvindt.
Bij het kinderdagverblijf en het primair onderwijs gaat het om de twee meest linkse
rijen in beide grafieken. Allereerst valt op dat de bollen in die rijen zowel voor
als na de schoolsluiting aanzienlijk kleiner zijn dan de overige bollen. Dat wil zeggen
dat kinderen van 4 tot en met 12 die besmet zijn een aantal secundaire besmettingen
geven, weinig aan leeftijdsgenoten en ook weinig aan ouders, wanneer je het vergelijkt
met de oudere kinderen. Dat is een basis voor de algemene conclusie dat de kinderen
op de kinderdagverblijven – dat is de meest linkse rij – en de kinderen in het primair
onderwijs wel besmet kunnen worden en het ook kunnen doorgeven, maar dat dat, wanneer
je het beeld vergelijkt met de bollen bij de andere leeftijdscohorten, minder is dan
bij bijvoorbeeld de groep 12- tot 18-jarigen en ook minder dan bij de andere bollen
die daarna komen. U ziet bijvoorbeeld ook dat ouders vaker hun kinderen besmetten
– dat zijn de horizontale lijnen bij de leeftijd van de ouders – dan kinderen hun
ouders. Wel blijkt dat de bollen wat afnemen na de schoolsluiting. Er is dus een effect
van de maatregelen geweest. Dat kunt u zien door de twee blauwe gebieden met elkaar
te vergelijken in de twee grafieken. Maar feit blijft dat de bollen met betrekking
tot kinderen op het kinderdagverblijf en in het primair onderwijs aanzienlijk kleiner
zijn dan de overige bollen. Ze dragen dus minder bij aan de overdracht, waar je dat
kan koppelen. Je kunt hieruit afleiden dat ze het deels overdragen aan elkaar en deels
aan hun ouders.
Nou is dit natuurlijk gemeten in de periode voor de introductie van de Engelse mutant,
zult u zeggen. Daar heeft u gelijk in. Maar wat we van de Engelse mutant zien – en
niet alleen wij; dat zijn ook gegevens uit bijvoorbeeld Denemarken en Engeland, die
soortgelijke analyses doen – is dat de overdracht wat gemakkelijker lijkt plaats te
vinden. De mutant is waarschijnlijk besmettelijker. Dat zou zich in de toekomst dan
uiten in wat grotere bollen voor die mutant. Tegelijkertijd blijkt uit al die gegevens
dat de verhouding tussen kinderen en ouders daar niet wezenlijk door wordt beïnvloed.
Dus ook daarvoor geldt dat kinderen besmet kunnen worden en klachten kunnen krijgen,
die overigens, voor de duidelijkheid, over het algemeen milder zijn dan bij de ouderen.
Dat geldt ook voor de Britse variant. Maar uiteindelijk is dit het beeld dat zich
opdringt. Dit even met betrekking tot de achtergrond. U kunt begrijpen dat deze getallen,
waarin je een duidelijk verschil ziet tussen die hele jonge leeftijden, het voortgezet
onderwijs en de overige leeftijden, een belangrijke reden waren voor het OMT om te
zeggen dat we in de kinderdagopvang en in het primair onderwijs meer zouden kunnen
toestaan.
De tweede vraag richt zich bijvoorbeeld op de leraren: zijn de leraren speciaal at
risk? We kunnen natuurlijk alleen maar laten zien wat we daar tot nu toe over verzameld
hebben. Dat ziet u in deze grafieken weergegeven, per week, per doelgroep. Doelgroepen
zijn bijvoorbeeld begeleiders van het kinderdagverblijf, leraren van de lagere school,
leraren van de middelbare school, maar bijvoorbeeld ook, hierboven, zorgverleners
in ziekenhuizen en verpleeghuizen en contactberoepen zoals kappers en de overige contactberoepen.
U ziet hier voor een aantal doelgroepen een weergave van het aantal testen dat wordt
gedaan. De rode lijn geeft het percentage aan dat positief is bevonden. Uit deze grafieken
volgt dat de leraren en de begeleiders of medewerkers op de kinderdagverblijven tot
nu toe zeker niet hoger scoorden dan andere beroepen. Sterker nog, over het algemeen
zitten ze er wat onder, maar dat wordt misschien subtiel. U ziet dat mensen met beroepen
als brandweerman, politieman en dergelijke eigenlijk altijd wat hoger scoren. Dat
geldt zeker voor de groepen uit de verpleeghuizen en de ziekenhuizen. Het zijn misschien
subtiele verschillen, maar ik laat het u toch zien, omdat hieruit in ieder geval volgt
dat leraren niet meer dan andere beroepen geraakt lijken te zijn.
Dit even met betrekking tot de kinderen. Ik hoop dat ik heb laten zien dat kinderen
ziek kunnen worden en het door kunnen geven. Ze geven het door aan leeftijdsgenootjes
en aan hun ouders. Omgekeerd is het ook het geval. Als je de kinderen als groep ziet,
met name de groep van de kinderdagopvang en het primair onderwijs, zie je dat die
bollen aanmerkelijk kleiner zijn dan bij de overige groepen, wat betekent dat het
minder gebeurt. Gelukkig hebben ze ook mildere ziekte. U ziet hier de leraren. Ook
die kunnen natuurlijk positief worden. Soms worden zij in het huishouden besmet, maar
we weten ook dat zij elkaar soms onderling besmetten en dat zij ook wel door kinderen
besmet kunnen worden, maar al met al zijn die percentages zeker niet hoger dan voor
een heleboel andere beroepen.
Dan neem ik u kort mee naar wat we ook steeds laten terugkomen: welke settings kunnen
we identificeren waar besmettingen optreden? Dat doen we via het bron- en contactonderzoek.
De eerste grafiek is dan altijd: in welk percentage van de gevallen slaagt de GGD
erin om gerelateerde gevallen te vinden? U ziet dat in de rode balk links weergegeven:
dat is ongeveer 60%. De settings waarin dat gebeurt, zijn in de afgelopen weken niet
veel veranderd. De overdracht gebeurt primair binnen het huishouden. Dan is het daar
dus in geïntroduceerd. Waarvandaan wordt het geïntroduceerd? U ziet hier dat dat respectievelijk
toch de contacten zijn, in de zin van bezoeken van huishoudens aan elkaar of van vrienden
en familie; vervolgens de werksituatie, omdat men toch naar het werk gaat, waar dan
bij de koffiecorner of bij besprekingen besmettingen optreden; en ten slotte in de
verpleeghuissetting. Dat is meer geïnstitutionaliseerd. U kunt zich voorstellen dat
ook daar makkelijker besmettingen worden overgedragen. Dat zijn de drie hoofdgroepen.
Dan kijken we even naar de clusters. Ongeveer een op de drie van deze groep treedt
op in een cluster. Een cluster wil alleen maar zeggen dat er ten minste drie besmettingen
aan elkaar kunnen worden gekoppeld, terwijl dit deels ook gewoon twee besmettingen
zijn. Als u naar de clusters kijkt, op de volgende pagina, ziet u voor de verschillende
leeftijdscohorten in kleur weergegeven waar die besmettingen dan optreden. Het leeftijdscohort
houdt hier in dat alle besmettingen in dat cluster in dat leeftijdscohort zitten.
Wanneer een cluster bestaat uit kinderen in de leeftijd van 13 tot en met 17, vallen
ze in deze grafiek in de rij in het midden aan de bovenzijde. Zo geldt dat ook voor
de andere clusters. Dit gaat dus om dezelfde leeftijden. Dan komt hetzelfde beeld
terug dat ik u eerder heb laten zien. Voor kinderen is dat bezoek – het was school;
u ziet ook de periode van de kerstvakantie daarin terugkeren – en vrijetijdsbesteding,
waarvan ik eerder heb laten zien dat ongeveer een kwart tijdens het sporten is. U
ziet dat het voor de ouderen veel meer bezoek, thuisverspreiding, en gedeeltelijk
ook werk is. Dat is hetzelfde beeld als eerder.
Als ik hetzelfde doe met betrekking tot leeftijd en clusters die door alle leeftijden
heen gaan – bijvoorbeeld een ouder met kinderen; dan heb je verschillende leeftijdscohorten
bij elkaar – dan krijgt u dit beeld. Ik heb geprobeerd het ook nog even in een pictogram
te illustreren. Wat natuurlijk vaak gebeurt, is dat men iemand tegenkomt, daarmee
in contact komt en de overdracht van het virus plaatsvindt. Als die persoon vervolgens
teruggaat naar zijn huishouden, geeft hij de infectie aan meerdere personen binnen
het huishouden door. Dat ziet u binnen de huisjes aan de bovenzijde weergegeven. Die
overdracht naar zo'n persoon in een huishouden vindt dan plaats door bezoek, door
werk, door bijvoorbeeld school en ook deels, maar in mindere mate, door sporten. Het
belang daarvan ziet u aan de linkerzijde. Als u deze grafiek vergelijkt met de grafiek
op de vorige pagina, ziet u dat de y-as, dus het aantal clusters – want dat ziet u
hier weergegeven: het aantal clusters – hier natuurlijk vele malen groter is. Deze
grafiek gaat over de 1.500 heen en de grafiek op de vorige pagina kwam niet verder
dan ongeveer 500.
Van die clusters kan je ten slotte ook de clustergrootte weergeven. U kunt zich voorstellen
dat dat binnen een huishouden altijd beperkt zal zijn tot het huishouden. Dat is meestal
een handvol. Overigens ziet u dat het soms ook over de 100 gaat. Dat zijn bijvoorbeeld
huishoudens in de zin van een studentenflat; dat komt natuurlijk ook voor. Maar gemiddeld
zijn de clustergroottes – u ziet 1 en 2 aangegeven – 3 of meer. Maar er zijn er een
aantal die, zoals u op de dia aangegeven ziet, daaruit schieten.
In totaal zijn er zo'n 7.000 clusters. De analyse loopt altijd wat achter; dit is
tot en met de eerste week van januari. Het gemiddelde, met een minimum en maximum,
ziet u linksonder weergegeven. Het gaat dus niet alleen om het percentage in clusters,
zoals u zich kunt voorstellen, maar het gaat uiteindelijk ook om het totale aantal
personen dat zo'n cluster betreft. We hebben eerder gezien – dat heb ik geïllustreerd –
dat voor de horeca gold dat die bijvoorbeeld 5% van de clusters veroorzaakte, maar
wanneer je bij het aantal personen keek, zag je dat het altijd beduidend groter was
dan de clusters die u op de dia ziet. Vandaar dat zo'n bepaalde groep uiteindelijk
toch meer kan bijdragen.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft mevrouw Agema een technische vraag.
Mevrouw Agema (PVV):
Ja, over de veertiende dia. U heeft daar het cijfer 2 in gezet. Betekent dit dat,
als het gaat om school en kinderopvang, er een cluster is aangetroffen van meer dan
1.000, namelijk 1.114, personen?
De heer Van Dissel:
Ik kan het hiervandaan niet lezen en heb het niet voor me. Ik zal het er even bij
pakken.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik heb ook een technische vraag, bij plaatje 13. Daar staat bij de clusters: 15.000.
Ik hoorde de heer Van Dissel zeggen: 1.500. Volgens mij is 1.500 bedoeld, maar staat
het met een factor tien te veel in de figuur. Klopt dat?
De voorzitter:
Eerst even het antwoord op de vraag van mevrouw Agema over bladzijde 14.
De heer Van Dissel:
Ja, over de scholen. U ziet daar 1.114 bij staan. Bedoelde u dat?
Mevrouw Agema (PVV):
Ja. Betekent dat dat er een cluster is aangetroffen van 1.114 personen?
De heer Van Dissel:
Nee. Daarom staat dat vinkje erboven. Dat staat links uitgelegd. Het komt omdat clusters
soms als ketens worden gezien. Laten we als voorbeeld de analyse nemen van het recente
Lansingerlandonderzoek. Dan vind je een cluster op een school, die gelieerd blijkt
te zijn aan een andere school, waar een deel is doorgegeven. Dan krijg je daar ook
weer een cluster. Dat leidt soms tot zo'n getal. Het is dus niet één locatie; het
kunnen meerdere locaties zijn die aan elkaar zijn gekoppeld.
De voorzitter:
En dan de vraag van de heer Wassenberg over bladzijde 3.
De heer Wassenberg (PvdD):
Nee, over bladzijde 13. Ik vroeg of er een fout is gemaakt en of het niet 1.500 moet
zijn in plaats van 15.000.
De heer Van Dissel:
O, ja, zeker, daar heeft u gelijk in.
De voorzitter:
De heer Van Dissel vervolgt.
De heer Van Dissel:
Ik heb een andere bril nodig om het op het scherm te kunnen zien.
Dan nog kort de oversterftegetallen. U ziet in de grafiek weergegeven – ik heb het
vorige week ook laten zien; dit is even een update – dat de oversterfte vooral plaatsvindt
in de hoogste leeftijdsgroepen, zoals we eerder hebben gememoreerd, en dat het tot
en met de weken van januari doorging. Dat wilde ik u hiermee laten zien. Aan de rechterzijde
ziet u dat weergegeven per dag, maar dan vanuit de gevallen die in Osiris gemeld worden.
Die zijn dus zeker niet compleet, maar die komen wel overeen – dat ziet u aan de piekjes –
met de completere gegevens aan de linkerzijde.
Ik zal de epidemiologie kort samenvatten. We zien een afname van het aantal meldingen;
afgelopen week zelfs met 20%. We zien een afname van klachten, een afname van testen
en daardoor een gelijker percentage positieve testen. We zien het in de ziekenhuizen
minder enthousiast dalen, zeker als je naar de bedbezetting kijkt, waar met name langdurig
opgenomen patiënten het beeld bepalen. Daar zie je meer dat het stabiel is dan dat
je echt van een afname kunt spreken. Ik heb wat gezegd en geïllustreerd over besmettingen
op scholen, over schoolleeftijd, over leraren ten opzichte van andere beroepen en
over de oversterfte. Ik wil u nu meenemen naar de toekomst, naar de voorspellingen
en de getallen die we daarvoor gebruiken. Die worden, zoals u zult zien, ernstig door
de Britse variant beïnvloed.
Allereerst het reproductiegetal, het getal dat iets zegt over het aantal secundaire
besmettingen ten gevolge van een geïnfecteerde persoon. Die berekeningen berusten
op de eerste ziektedag van de melding in Osiris. Dat is boven weergegeven. U kent,
denk ik, de grafieken inmiddels. U ziet dat het reproductiegetal, dat we definitief
kunnen maken op 15 januari maar niet op een meer recentere datum, in ieder geval onder
de 1 was. Dat was 0,97. In de grafieken daarboven ziet u dat de spreiding over Nederland
eigenlijk relatief gelijk was. Er zijn geen gebieden die er, wat dat betreft, uitspringen.
Waarin vertaalt dit reproductiegetal zich onder andere? Dat zijn het aantal besmettelijken,
het aantal personen dat op een bepaald moment ziek is. Dat is dus niet een incidentiemaat,
zoals dat zo mooi heet, maar een prevalentiemaat. U ziet een afname, maar u ziet ook
dat die afname weer aan het afbuigen is en dat het altijd nog meer dan zo'n 100.000
personen betreft in Nederland. Als we ons realiseren dat we in feite te maken hebben
met twee uitbraken, namelijk een met de klassieke variant en een met de Britse variant,
dan ziet u hier wat er achter die getallen zit.
Allereerst ziet u linksboven het aantal nieuwe infecties ten gevolge van de klassieke
variant en de Britse variant. Wat u ziet, is dat die elkaar momenteel aan het snijden
zijn en dat die elkaar natuurlijk eigenlijk al gesneden hebben, in de zin dat de klassieke
variant prachtig afneemt met de huidige maatregelen maar dat tegelijkertijd die Britse
variant in rood opkomt. Dat doet die met een verdubbelingstijd van ongeveer een week.
We wisten dat het een week terug ongeveer fiftyfifty was. U heeft ook gehoord dat
de schattingen van deze week twee derde/een derde is. Dat betekent dat we momenteel,
wat betreft de eerste ziektedagen van personen, met name de Britse variant zien.
U ziet aan de onderzijde hoe zich dat vertaalt naar de reproductiegetallen. Voor de
klassieke variant zitten we eigenlijk heel mooi: ergens in de buurt van de 0,86. Maar
u ziet dat, voor zover we konden terugrekenen – en voor de duidelijkheid dat is altijd
nog net voor de aanscherping van de maatregelen van december – dat die toen nog boven
de 1 zat, namelijk op ongeveer 1,28. In verdere berekeningen zien we dat voor de Nederlandse
situatie geldt dat die bijna 50% hoger ligt dan de klassieke variant. Dat is hoger
dan de schattingen die we bijvoorbeeld vorige week nog hier presenteerden. U zult
ook zien hoe zich dat vertaalt naar het beeld voor de toekomst.
Met betrekking tot die toename van de Britse variant zien we de voorspellingen en
de actuele bevindingen die we krijgen uit onze kiemsurveillance. Er worden een heleboel
monsters verzameld. Bij het RIVM en het Erasmus wordt de genetische volgorde bepaald.
Dan kan worden nagegaan of het de Britse variant, de klassieke variant of misschien
een van de nieuwe varianten betreft. Wat u hier ziet over het verloop vanaf begin
december, is de toename van de Britse variant en tevens in het rode gebied de voorspelling
hoe die de klassieke variant gaat verdringen. Dat is domweg door het verschil in reproductienummer.
U ziet dat die begin maart omhoogschiet, en dat zou best nog wat eerder kunnen gebeuren.
U ziet dat die dan die klassieke variant zal hebben verdrongen. Op dat moment is die
Britse variant het dominante virus in Nederland.
Hoe vertaalt dit zich weer naar die besmettelijken? Hier is dezelfde grafiek weergegeven,
maar nu opgesplitst in de klassieke en de Britse variant. De klassieke variant ziet
u prachtig dalen. Dus die reageert heel effectief en wordt sterk geremd door de huidige
maatregelen. Maar tegelijkertijd ziet u dat de Britse variant belangrijk toeneemt
en inmiddels zullen die lijnen elkaar dus gekruist hebben. U ziet ook de berekende
aantallen. Dat gaat natuurlijk wel terug tot 20 januari. Dus inmiddels zullen die
waarschijnlijk zo ongeveer omgedraaid zijn.
Hoe vertaalt zich dat dan naar het toekomstbeeld? Ik laat u dat eerst zien met een
vraagteken, want ik kom zo terug op de scenario's die berekend zijn met betrekking
tot de periode maart-april. Maar we zien hier de nieuwe ic-opnames per dag weergegeven,
vanaf het begin van de uitbraak in februari/maart. We hebben de piek gezien en de
daling in de zomerperiode, weer een stijging in het najaar en de rimpelingen die daar
inmiddels in gekomen zijn. U ziet in rood wat er was gebeurd als er in december en
januari geen maatregelen waren genomen. Nou, die zijn er wel en u ziet dat die maatregelen
ook effect hebben gehad, want we zijn duidelijk afgebogen ten opzichte van de rode
lijn. U ziet dat we nu twee lijnen hebben gedaan, die in de tweede helft van februari
uit elkaar beginnen te lopen: de lijn «gaan we door met alle huidige maatregelen?»,
die ik u straks in meer detail laat zien, en de lijn «brengen we daar een verandering
in aan die je zou kunnen karakteriseren als versoepelingen?». Dan moet je eigenlijk
verwachten dat het snel weer gaat toenemen. Dat komt domweg door het feit dat de Britse
variant meer maatregelen vereist dan de klassieke variant om geremd te worden en de
R-waarde onder de 1 te krijgen.
Dat zie je niet alleen met betrekking tot de ic-opnames. U ziet het hier ook met betrekking
tot de ic-plaatsen, de bedbezetting. Dat beeld is momenteel wat dalende, maar de vraag
is: wat gebeurt er binnenkort? Hetzelfde geldt ook weer – de derde grafiek – met betrekking
tot de ziekenhuisbedden.
De heer Van Otterloo (50PLUS):
Even een verduidelijkende vraag, want dit is voor meerdere interpretaties vatbaar.
De blauwe lijn is eind januari niet strenger, maar ik begrijp dat dat is: het loslaten
van een aantal maatregelen per eind januari?
De heer Van Dissel:
Ik kom daar zo nog op terug, maar ik snap de verwarring. Het gaat om de aanscherping
van eind januari, dat die wordt teruggedraaid. Dat wordt hier bedoeld.
Dan de scenario's. Er zijn scenario's gemodelleerd, waarvan ik u de resultaten wil
laten zien in verschillende grafieken. Een aantal grafieken toont het effect van bijvoorbeeld
vaccinatie en of dat niet alleen op persoonlijke bescherming, maar ook op transmissie
werkt. Het kan ook zijn dat er geen effect is van vaccinatie. Dat zijn straks de kolommen.
De rijen geven de verschillende mogelijkheden van bestrijding weer. De eerste rij
gaat over: alles van de huidige lockdown voortzetten. De tweede rij – dat was de vorige
keer ook een vraag – gaat alleen maar in op de scholen en de kinderdagopvang. De derde
rij gaat ook in op het afschaffen van de maatregelen van januari. De vierde rij gaat
zelfs nog verder. Dan gaan we terug naar een situatie die «zeer ernstig» is, waarin
bijvoorbeeld ook het voortgezet onderwijs, winkels en dergelijke weer opengaan. Ik
wil meteen benadrukken dat dit scenario's zijn die grote onzekerheidsmarges kennen,
maar ze geven een beeld van waarmee we rekening zouden moeten houden. Het effect van
het seizoen speelde ook en dat is inmiddels ook meegenomen in de modellering, net
als het effect van de afweeropbouw die je nu eenmaal hebt als je de infectie hebt
doorgemaakt. Dat zit inmiddels allemaal in het model verwerkt.
Met betrekking tot de invloed van het vaccineren maken we gebruik van wat bekend is
over de vaccinatiestrategie. Daar zitten natuurlijk altijd subtiele veranderingen
in. Ik denk dat collega Van Delden daar straks op in zal gaan. Voor de modellering
is nog gebruikgemaakt van wat op dat moment, medio vorige week, speelde. Dat betreft
de schema's van de te verwachten vaccinaties.
Dan nog even deze grafiek. U ziet hier een schilderij: dit is geen pijp. Hiermee wil
ik even heel duidelijk maken dat het om modelleringen gaat. Modelleringen willen niet
zeggen dat we exact die lijn gaan volgen. Het zijn scenario's die je uitwerkt en die
je een beeld geven van wat je kan verwachten in bepaalde situaties.
Omwille van de tijd, die naar ik begrijp kostbaar is, ga ik nu meteen door naar de
tweede slide. U kunt de andere straks bestuderen. De bedbezetting is geregeld besproken.
We hebben daar ook getallen van in ons hoofd, meer dan van alleen maar de opnames.
Ik wil u meenemen in de scenario's met betrekking tot de bedbezetting op de ic. Wat
u hier ziet, zijn een twaalftal grafiekjes: vier rijen en drie kolommen. Op de grafiek
helemaal linksboven ziet u weergegeven de situatie tot nu toe. Verder ziet u de voorspelling
met betrekking tot de verwachte bedbezetting in het scenario waarin de vaccinaties
verlopen zoals ingepland en vaccinaties niet alleen klachten voorkomen maar ook transmissie,
overdracht dus, voorkomen. Zoals u weet is dat een onzekere factor; we weten niet
of we daarop kunnen rekenen. Waarschijnlijk zal het ergens tussenin liggen. Waar ligt
het dan tussenin? Dat is de tweede kolom. Die laat eigenlijk precies hetzelfde zien,
maar dan wanneer de vaccinaties alleen maar leiden tot een persoonlijke bescherming
en geen effect hebben op de overdracht binnen de bevolking. De derde kolom betreft
de situatie waarin vaccinatie óf helemaal geen effect heeft óf niet aanwezig zou zijn.
Dat is eigenlijk niet meer een erg logische situatie, dus ga ik me even concentreren
op de eerste twee kolommen.
Rechts ziet u weergegeven wat we in de modelleringsscenario's verwachten met betrekking
tot een afbouw van de maatregelen zoals weergegeven aan de rechterzijde. De bovenste
rijen betreffen de situatie waarin alle maatregelen worden voortgezet, dus ook het
kinderdagverblijf en het primair onderwijs dichthouden, de avondklok en de eenbezoekersregeling.
Dat is domweg wat u kunt verwachten ten gevolge van met name het opkomen van de Britse
variant. Als je zou besluiten om alle maatregelen voort te zetten, zie je toch een
belangrijke toename van het aantal ic-bedden dat de komende periode bezet zal worden
als de vaccinatie de transmissie niet gaat voorkomen, wat we eigenlijk ook niet mogen
verwachten. De y-as is behoorlijk gecondenseerd. Dat is al een behoorlijke toename,
die in feite hoger is dan de golf die we net gehad hebben.
Dan gaan we naar de volgende situatie. Met een stippellijn in rood heb ik omgeven
wat het meest realistische scenario is. Dat is het scenario waarin binnen een week
het kinderdagverblijf en het primair onderwijs wel opengaan. Zelfs al zou de vaccinatie
ertoe leiden dat er geen transmissie meer is – bij degenen die gevaccineerd zijn,
natuurlijk – zie je toch nog een toename van de ic-bezetting. Wanneer die vaccinaties
helemaal geen effect zouden hebben op de transmissie, loopt de ic-bezetting behoorlijk
op, zelfs als je alleen het primair onderwijs en de kinderopvang opent. U zult zich
afvragen: hoe kan dat nou, hoe kan zo'n geringe handeling zo'n effect hebben? Dat
komt met name omdat de modellen een grote mate van onzekerheid aangeven. Dat ziet
u aan de hand van de geweldige spreiding van dat roze vlak, de 95%-betrouwbaarheidsinterval
van de mediane lijnen. Dat is de 50%-lijn van de kansen. De helft ligt er dus onder,
maar voor de duidelijkheid: de helft ligt er ook boven. Blijkbaar zijn er nog zo veel
onzekerheden, ook met betrekking tot het uiteindelijke gedrag van de Britse variant.
Hoe exact gaat dat R-getal daarvan worden? Ik zei al dat het wat naar boven is bijgesteld
naar aanleiding van de getallen van de afgelopen week, maar dat zou natuurlijk ook
de andere kant op kunnen gaan. Dat zullen we echt per week moeten verbeteren. Maar
u ziet dat de onzekerheid zo groot is dat een heel kleine verandering al een heel
groot gevolg kan hebben en dat is eigenlijk waar we tegenaan kijken.
Op de derde rij ziet u het scenario waarin je ertoe zou overgaan om de maatregelen
van januari, namelijk de avondklok en de eenbezoekersregeling, af te schaffen. Zelfs
wanneer vaccinatie effect zou hebben op de overdracht van het virus, kan je een geweldige
toename verwachten van de ic-bezetting tot getallen rond of boven 1.500. Daar hebben
we op dit moment gewoon niet de ic-bedden voor. In het onderste scenario ga je nog
verder, naar «zeer ernstig» op de routekaart, waarbij ook het voortgezet onderwijs
open is en bijvoorbeeld de winkels opengaan. Dan neemt niet alleen de onzekerheid
toe, ook ziet u dat de verwachting met betrekking tot waar ongeveer de 50%-waarde
in de onzekerheid zit, de grafiek ontstijgt.
Dit zijn toch wel sombere scenario's, die tot een aantal reflecties hebben geleid,
ook in het OMT. Zelfs al wil je alleen het primair onderwijs opendoen – daarvoor kunnen
een heleboel redenen zijn – moet je een toename verwachten die je eigenlijk niet wil.
Dat betekent dat je het primair onderwijs een zekere hoeveelheid regels meegeeft die
natuurlijk niet welkom zijn, omdat het allemaal beperkende factoren zijn die ook allemaal
moeten worden waargemaakt in het onderwijs. Toch zou je ze heel graag zien om uiteindelijk
niet op die middelste tweede grafiek uit te komen, waar u een forse toename ziet.
Wat kunnen we hier verder nog over zeggen wat uiteindelijk ook heeft meegespeeld bij
het besluit van het OMT? Uit Engelse onderzoeken menen we op te maken dat de transmissie
wel degelijk in een bepaalde hoogte geremd wordt, zeker niet 100%, maar bijvoorbeeld
AstraZeneca en het Oxfordvaccin lijken dat toch in de ordegrootte van ongeveer 50%
te doen. Dat betekent dat je met betrekking tot het meest realistische scenario uit
zou komen tussen de twee scenario's die ik hier laat zien met die gestippelde lijnen
eromheen. Maar voor de duidelijkheid: dat is nog steeds een heel somber scenario.
U ziet dat we nu juist zo geweldig mooi op weg zijn om de klassieke variant helemaal
te verdringen en nu worden we helaas weer met een nieuwe variant geconfronteerd die
donkere wolken aan de horizon doet ontstaan. Ik kan het allemaal doornemen, maar dat
lijkt me niet zo zinvol voor nu. Dit geldt ook voor ziekenhuisopnames en de ziekenhuisbezetting.
Als ik de beelden samenvat: grote onzekerheid; we hebben een risico op een hoge zorgpiek,
hoger dan we tot nu toe gehad hebben, ten gevolge van de Britse variant, zeker wanneer
we de strenge lockdown niet zouden voortzetten, en dat ondanks het feit dat vaccinatie,
zoals u straks zult horen, zo snel mogelijk wordt uitgerold. We verwachten wel dat
vaccinatie – dat kunt u ook in de grafieken zien – een flink effect heeft. Maar dat
effect hangt in belangrijke mate af of vaccinatie niet alleen de personen zelf die
gevaccineerd zijn beschermt, maar ook ervoor zorgt dat het virus minder wordt doorgegeven.
Als dat laatste het geval is, is alles er natuurlijk op gericht om de vaccinatie zo
snel mogelijk en zo breed mogelijk te doen uitrollen, al naar gelang aanlevering mogelijk
is.
Dat kwam ook in het OMT-advies terug. U heeft kunnen zien dat we voor primair onderwijs
en kinderopvang gaan, net als dat click-and-collectsysteem, waarvan vanwege een heleboel
regels eromheen ook niet een groot negatief effect wordt verwacht. Tegelijkertijd
suggereren we die dingen wel met de doorrekening tot nu toe dat de avondklok en de
regeling van één bezoeker per huishouden voortgaan. Zoals u weet, zal dat de komende
week weer onderwerp zijn van OMT-beoordeling. Ook belangrijk: er is gewoon veel onzekerheid.
Dit zijn scenario's. We gaan niet zonder meer de scenario's volgen, maar het geeft
wel een beeld van wat je kunt verwachten. Dat ziet u toch een behoorlijk aantal donkere
wolken aan de horizon waarmee we rekening moeten houden.
Ik wil u nog twee dia's laten zien om het even in internationaal perspectief te plaatsen.
Allereerst de ontwikkelingen in aantallen die u natuurlijk ook heeft kunnen lezen
in de krant, bijvoorbeeld Ierland, recent Portugal en ook het Verenigd Koninkrijk.
U heeft waarschijnlijk ook kunnen zien dat Ierland met de jaarwisseling globaal ongeveer
het hoogst zat en dat het weer is teruggegaan naar aantallen die eigenlijk zeer gelijk
zijn aan de aantallen nieuwe meldingen die we nu in Nederland hebben. Dan is natuurlijk
de vraag: speelt in Ierland de Britse variant ook een hoofdrol? Ja, dat speelt hier
wel degelijk. Wat doet men dan in Ierland – ik geef het alleen maar ter vergelijking –
om het te laten dalen? U ziet dat dat redelijk draconische maatregelen zijn: huishoudens
blijven binnen en ontvangen in wezen geen bezoek. Eengezinshuishoudens mogen één bubbelbezoeker
hebben, die verder niet wisselt. Verder is eigenlijk alles gesloten, inclusief een
heleboel dingen de we in Nederland nog wat meer open hebben. Het is goede nieuws is
dat de Britse variant dus wel degelijk te onderdrukken is, maar het slechte nieuws
is dat je wel heel ernstige maatregelen moet nemen om dat voor elkaar te krijgen.
Hetzelfde geldt eigenlijk voor de situatie in het Verenigd Koninkrijk.
Ten slotte wilde ik u laten zien dat de doorrekeningen die wij maken, niet iets is
wat alleen Nederland, het RIVM of de modelleurs doen en dat dit internationaal niet
gevolgd wordt, integendeel. U ziet hier het Deense rapport, dat u online kunt terugvinden.
Dat is sinds een of twee dagen online. U ziet de analyse van het aandeel van de Britse
variant in de toename. Dat valt bijna over onze Nederlandse grafiek heen die ik er
even in heb gezet. Wat ze aan de rechterzijde, rechtsonder, modelleren is eigenlijk
precies hetzelfde als wat wij modelleren voor het openen van de kinderopvang en het
primair onderwijs. Zij doen het alleen voor de 0- tot 4-jarigen. Ook zij zien die
toename die je kunt verwachten ten gevolge van de Britse variant. Eigenlijk is die
in grote mate gelijk aan de toename zoals wij die zien. U ziet aan de getallen welke
aannames ze daarvoor hebben.
Heel kort samenvattend. Het beeld nu is natuurlijk gunstig, omdat we een afname zien.
Maar dat is eigenlijk een beetje een schijnbeeld vanwege de onderliggende toename
van de Britse variant die rond deze tijd het percentage nieuwe besmettingen heeft
overgenomen. Omdat de maatregelen daarvoor tot voor kort tekort hebben geschoten – anders
hadden we die toename niet gezien – gaat zich dat gewoon vertalen in een derde golf.
Hoe groot die derde golf wordt – ik heb u de scenario's laten zien – is zeer afhankelijk
van wat er aan maatregelen intact blijft. Helaas is de conclusie vooralsnog dat het
hele maatregelenpakket, met uitzondering van die paar dingen die gaan veranderen,
in de doorrekeningen belangrijk is om de Britse variant eronder te houden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan wil ik graag het woord geven aan de heer Van Delden. Eerst wordt
de afstandsbediening even schoongemaakt. Het woord is aan de heer Van Delden.
De heer Van Delden:
Dank u wel. Ik neem u graag mee in de stand van zaken met betrekking tot de vaccinatie.
De presentatie heeft dezelfde opbouw als de vorige keer. Gezien de tijd zal ik proberen
om er in redelijk tempo doorheen te gaan, zodat er nog tijd is voor vragen.
De eerste drie punten op deze slide kent u, want die zijn in brieven en ook in de
vorige presentatie vermeld. Het laatste punt is wel belangrijk. Er zijn veel nieuwe
ontwikkelingen in de vaccinatiestrategie. Het vaccin van AstraZeneca is goedgekeurd
en dat is heel goed nieuws. Vandaag verwachten we het advies van de Gezondheidsraad
over de inzet ervan. Dat is heel belangrijk voor de uitrol van de strategie.
Ik heb het eerder gehad over de beschikbaarheid, de logistieke eigenschappen en de
toepassing van de vaccins en ook de actualiteit. Over de beschikbaarheid heb ik vermeld
dat AstraZeneca is goedgekeurd. Dat had ook bij de actualiteit kunnen staan; zo gaat
het soms. Wat ik verder bij actualiteit heb staan, is het vaccineren met Moderna van
de huisartsen die aan de spoedzorg verbonden zijn. Daar kom ik later nog op terug.
Verder vraagt, zoals net is toegelicht door mijn collega, de heer Van Dissel, het
epidemiologisch beeld om een versnelling van de vaccinatie en dus ook om een ander
voorraadbeheer. Ook daarop kom ik later terug.
Goed, het vaccin. Deze tabel kent u wellicht uit de brief aan de Kamer. Vooral belangrijk
is, denk ik, het totaal per kwartaal. Duidelijk is te zien dat het volgende kwartaal
een veel hoger aantal vaccins beschikbaar zal zijn. Daarop wordt nu voorbereid.
Ik kom op de beschikbare vaccins. Ik denk dat ik u al voldoende informatie heb gegeven
over de Pfizervaccins, net als over die van Moderna. De vervoersbewegingen daarvan
zijn beperkt, maar iets minder beperkt dan ik zei op grond van mijn informatie bij
de vorige briefing. Dat is dus heel goed nieuws. Er zijn dus meerdere vervoersbewegingen
mogelijk bij ontdooide staat. Dat is heel handig.
Van AstraZeneca weten we op dit moment wat ik hier heb vermeld. Twee dingen zijn daarbij
belangrijk. Eerst gingen we uit van tien doses uit één flacon, maar dat blijken er
nu zeker elf en misschien wel twaalf te zijn. Dat is natuurlijk heel goed nieuws.
Verder is wat betreft dit vaccin ook belangrijk voor de uitvoering en voor bijvoorbeeld
de inzet van huisartsen dat ook bij AstraZeneca een observatietijd na vaccinatie van
vijftien minuten wordt bevolen om te kijken of er een allergische of een ernstig allergische
reactie optreedt na vaccinatie. Dat is heel belangrijk, want dat betekent dat er na
de vaccinatie plek, ruimte en tijd moet zijn om even te blijven.
Ik ga in een aantal blokken verder met de verschillende vaccinaties. Ik start met
de vaccinatie bij de GGD. Op 6 januari is deze gestart; u kent het beeld misschien
nog. Daarna is er hard doorgewerkt. Op dit moment zijn daar ruim 200.000 vaccinaties
gezet. Deze presentatie zou ik eigenlijk elke dag moeten vernieuwen, want het gaat
nu in een hoger tempo, zeker ook deze week. Ik kom daar straks op terug. De vaccinatie
bij de GGD loopt dus goed. De inspectie heeft ook onderzoek gedaan naar het proces
van vaccineren. Hoe loopt dat? Hoe is het proces van het mengen en bereiden van de
vaccins? Als ik hen citeer, dan kan ik zeggen dat ze zeer onder de indruk zijn van
de uitvoering van het vaccinatieproces daar.
De GGD is begonnen met het vaccineren van zorgmedewerkers. Dat is ook de foto die
ik net liet zien. Maar zij zijn ook de partij die de meeste mobiele ouderen aan het
vaccineren is. Daarbij komt een term voor die u misschien nog niet kent: matdatum.
Dat is de datum waarop een brief op de mat valt. De brieven worden geprint en verzonden
naar de doelgroepen. Belangrijk is dat afgelopen vrijdag de eerste brieven op de mat
zijn gevallen voor de groep 85-plussers. En op 5 februari vallen de eerste uitnodigingen
op de mat voor de 80-plussers. Dat is heel goed nieuws. Mijn oproep is ook: als je
een brief hebt gekregen en je je wilt laten vaccineren, wacht dan niet met bellen,
maar bel, en dan kunnen we zo efficiënt mogelijk de capaciteit die deze week bij de
GGD beschikbaar is, benutten om te vaccineren. De capaciteit kan bij de GGD wel klaar
zijn, maar als niemand belt voor een afspraak, dan vul je je capaciteit niet goed
genoeg. We hebben deze week dus een forse capaciteit om te vaccineren. Dus als je
de brief hebt ontvangen en je je wilt laten vaccineren, wacht dan niet met bellen,
maar bel, en dan kunnen we zo goed mogelijk die capaciteit inplannen en benutten.
Er is dus een forse versnelling van het vaccineren van ouderen bij de GGD.
U kunt hier zien wat de huidige locaties zijn. Het aantal locaties wordt uitgebreid,
evenals de soorten locaties. We hebben het dan over vier maten, vier omvangen van
vaccinatielocaties. Het is misschien een beetje moeilijk te zien, maar rechtsonder
kunt u de opbouw van het aantal locaties zien. In een «small» vaccinatielocatie hebben
we twee prikstraten. Dat zijn eigenlijk echt twee straatjes. Daar wordt je eerst gevraagd
naar je gegevens. Dan loop je door en word je gevaccineerd. En dan loop je daarna
door naar de observatieruimte. Daar zijn dus twee van die straten. In een «medium»
locatie zijn er vier van die straten. De gemiddelde snelheid per straat is ongeveer
achttien prikken in één uur. We zien wel dat het bij de oudere doelgroep iets minder
snel gaat dan bij de zorgmedewerkers. Dat is niet onverwacht. Telkens kijken we hoe
we het zo goed mogelijk kunnen doen, om wachttijden te voorkomen en om een zo efficiënt
mogelijk proces te hebben. In een «large» prikstraat zijn er acht straten naast elkaar.
En in een «extra large» prikstraat zijn er twaalf prikstraten naast elkaar. De meeste
zijn «medium». We vergroten dus het aantal locaties, waarmee er een fijnmaziger netwerk
komt en de gemiddelde afstand tot een vaccinatielocatie kleiner wordt, wat natuurlijk
heel belangrijk is voor de laagdrempeligheid.
Dan wil ik door naar de vaccinatie van de zorgmedewerkers in de acute zorg. Zoals
u ongetwijfeld heeft meegekregen zijn bijna 40.000 medewerkers uit de acute zorg gevaccineerd.
Ook de tweede vaccinaties zijn nu gestart. Dat is gebeurd in goede samenwerking met
het LNAZ, het Landelijk Netwerk Acute Zorg, en ook daarvan heeft de IGJ gezegd dat
het vaccinatieproces op professionele wijze verloopt. Kort daarna is besloten om ook
de acute huisartsenzorg, dus de ongeveer 15.000 huisartsen die aan de spoedzorg verbonden
zijn, te vaccineren. De eerste groep daarvan is gevaccineerd met Moderna. De leveringen
van Moderna in februari lopen op in omvang. Vanavond start de tweede vaccinatie van
deze groep. De eerste groep van 6.500 huisartsen is een eerste keer gevaccineerd en
vanavond start dus de tweede vaccinatie voor een deel van hen. Dat is vanavond nog
relatief beperkt, maar vooral in dit weekend zal een groot deel van deze huisartsen
ook de tweede vaccinatie krijgen.
Daarnaast is er nog een andere groep, die van de huisartsmedewerkers. Dat is een groep
van 23.000 en daarvan is de vaccinatie voorzien op het moment dat ze zelf ook gaan
vaccineren, met bijvoorbeeld AstraZeneca. Dat geldt eigenlijk voor alle vaccinerende
professionals. Als zij zelf gaan vaccineren, kunnen zij, waar mogelijk uit de spillage
of anderszins zo efficiënt mogelijk, ook zichzelf vaccineren met het vaccin dat ze
gebruiken om hun doelgroep te vaccineren.
Dan wil ik graag door naar de vaccinatie van bewoners van verpleeghuizen en instellingen.
Er is daar gestart met de vaccinatie door instellingsartsen met BioNTech/Pfizer, met
een prikinterval van vier weken. Dat is dus ruim binnen de zes weken. Daarvan is al
een heel groot deel gevaccineerd. We zagen daar echter het volgende. Om het heel simpel
te zeggen, zagen we daar bijvoorbeeld aan één koffietafel drie mannen zitten, waarvan
de een onder de medische verantwoordelijkheid viel van een instellingsarts, de ander
onder de medische verantwoordelijkheid viel van een huisarts maar wel een WOZ-indicatie
had, en de derde in een aanleunwoning woonde en ook gewoon onder de huisarts viel
maar geen WOZ-indicatie had. Die zaten dus aan diezelfde koffietafel. Het ongemakkelijke
daarbij was dat er een faseverschil kon zijn in wanneer wie werd gevaccineerd. En
dat wil je niet; dat is niet de bedoeling. De idee was dat men zou doorprikken, zoals
we dat bedoelden. Als de instellingsarts dus met BioNTech/Pfizer vaccineert en er
nog iemand anders aanwezig is die niet onder zijn medische verantwoordelijkheid valt,
moet hij die zo veel mogelijk ook vaccineren. Dat gaat heel vaak goed, maar niet vaak
genoeg, dus we zijn nu aan het kijken of we niet versneld, in samenwerking met de
huisartsenposten, zo snel mogelijk die hele koffietafel kunnen vaccineren, zodat het
tijdsverschil tussen de momenten van vaccinatie zo klein mogelijk is. Want het is
gewoon heel onprettig als daar een groot tijdsverschil tussen zit. Vaccineren bij
de GGD kan natuurlijk altijd maar dat is niet voor iedereen even makkelijk, dus we
willen zo veel mogelijk voorkomen dat er veel tijdsverschil tussen zit.
Dat is eigenlijk ook het verhaal dat op deze slide staat. Ik noemde al even de haps,
de huisartsenspoedposten. Die hebben overdag over het algemeen wat meer capaciteit
en ruimte om dit op te pakken, dus meer dan de huisartsen, die natuurlijk ook gewoon
een forse belasting hebben op de reguliere zorg. We hebben dus een hele goede samenwerking
met de haps en met InEen, de koepel, om te kijken op welke manier zij zowel met Moderna
kunnen gaan vaccineren als met Pfizer, want dat is wat er gevraagd is. Ik verwacht
daar deze week wel definitieve besluitvorming over.
Dan wil ik even door naar de groepen die in voorbereiding zijn. Eerst de BES- en de
CAS-eilanden. Afgelopen weken is er een bezoek gebracht aan alle eilanden om te kijken
hoe het daar staat: wat is al geregeld en wat vraagt nog aandacht? Er is in korte
tijd echt heel veel opgezet; dat is echt wel heel erg knap. We verwachten dus twee
zendingen. Er komt een relatief kleine zending van Moderna naar Sint-Eustatius en
Saba. Als de opkomst daar hoger is dan dit aantal vaccins toelaat, sturen we nog een
zending na, maar dit leek de meest goede inschatting, waarmee we ook kunnen voorkomen
dat er spillage ontstaat. Voor Bonaire, Curaçao, Aruba en Sint-Maarten wordt een eerste
zending al heel snel verzonden. Dat is genoeg voor de helft van het totale aantal
mensen die daar binnen de doelgroep vallen, maar dat heeft er gewoon mee te maken
dat we niet genoeg vaccins hebben om die hele zending in één keer te doen. Wij spreiden
dat dus over twee leveringen, zodat de vaccinatie daar snel kan starten. We verwachten
ook dat ze daar klaar voor zijn. Een officiële go voor elk eiland dat het er klaar
voor is, moet nog gegeven worden, maar het ziet er nu in ieder geval gunstig uit en
daar ben ik echt heel blij mee.
Dan de huisarts. We zijn dus in afwachting van het Gezondheidsraadadvies voor welke
doelgroep AstraZeneca ingezet kan worden. Dat is heel belangrijk. De Gezondheidsraad
heeft duidelijk gezegd: vaccineer van oud naar jong, of van boven naar beneden zoals
het ook weleens wordt gezegd. Alleen, als je dat alleen doet met mRNA-vaccins, dan
duurt het langer voordat je bij de groep 60 bent aangekomen, dan wanneer je bijvoorbeeld
ook voor de groep 60–65 AstraZeneca in kunt zetten. Dan kun je die groep namelijk
naar voren trekken. Dus afhankelijk van dat advies en natuurlijk ook van het besluit
van de Minister daarover zijn we ons wel aan het voorbereiden om de vaccinatie van
deze doelgroep met AstraZeneca bij de huisartsen voor te bereiden. Maar nogmaals,
dat is onder voorbehoud van eerst het Gezondheidsraadadvies en daarna het besluit
van de Minister.
Voor de bewoners en zorgmedewerkers van de intramurale ggz geldt ook dat zij, als
zij onder de 60 of misschien wel 65 zijn, gevaccineerd kunnen worden met AstraZeneca.
Ook dat bereiden we voor. U kent misschien nog de flowchart, die ik nu even niet heb
opgenomen in mijn presentatie. Op de flowchart van 12 januari waren al die balken
afgebeeld. Daarop staan ze ook vermeld.
De registratie. Dat is natuurlijk altijd toch een relatief taai onderwerp, maar vooralsnog
loopt dit goed. Een belangrijk aspect is de koppeling tussen systemen. Nu wordt soms
het belang van een koppeling ietwat overschat, want een koppeling betekent eigenlijk
dat je relatief automatisch vanuit het ene systeem data kunt overdragen naar een ander
systeem. Is zo'n koppeling er niet, dan zijn er wel mogelijkheden om aan de ene kant
een bestand te exporteren, het op een veilige manier te verzenden naar het andere
systeem en het daar te importeren. Zo'n koppeling is dus belangrijk, maar niet onmisbaar.
Maar het goede nieuws is dat ook aan die koppeling heel hard wordt gewerkt. Er zijn
best veel bronsystemen. Omdat we met best veel vaccinerende partijen werken, zijn
er ook best veel bronsystemen. Voor elk bronsystemen moet dan zo'n koppeling worden
gemaakt. De manier waarop zo'n bronsysteem de data overdraagt naar het ontvangende
systeem moet wel overal gelijk zijn, want anders krijg je een format binnen dat niet
past bij de structuur die je hebt staan in het ontvangende systeem. Maar dit gaat
heel goed. Bijna elke week is er een nieuw bronsysteem klaar voor deze koppeling.
Hier wordt dus hard aan gewerkt. Heel belangrijk is ook dat onze gegevens bij de GGD
nu zo zijn dat ongeveer 95% van de mensen toestemming geeft om hun gegevens ook door
te leveren naar de centrale registratie van het RIVM. Dat is weer heel belangrijk
om meer inzicht te krijgen in bijvoorbeeld datgene waar de heer Van Dissel het over
had: in hoeverre voorkomt of vermindert een vaccin nou besmettelijkheid en wat is
de duur van de bescherming? Dus dat is echt heel erg belangrijk. Wij zijn er heel
blij mee dat zo veel mensen hier toestemming voor geven.
Voorraad. Ik noemde dat punt al even; het is ook veel in het nieuws geweest. Gezien
de grafieken die de heer Van Dissel heeft laten zien en ook de grafieken waarin die
lijn toch behoorlijk naar boven beweegt, heeft de Minister besloten om het voorraadbeheer
strakker bij te stellen en dus «hoger aan de wind te varen», zoals dat wel wordt genoemd.
Als zeiler spreekt die term mij wel aan. Dat betekent een paar dingen. Een eerste
besluit dat is genomen, is het verlengen van het vaccinatie-interval van Pfizer. Dat
betekent dat er tussen de eerste en de tweede vaccinatie meer tijd is om voldoende
vaccin binnen te krijgen. Je hebt dus iets meer buffer. Als je voor twee weken boodschappen
doet, heb je meer ruimte om de volgende boodschappen te doen, dan als je dat voor
twee dagen doet, want dan heb je een kleinere marge. Je vergroot daarmee dus eigenlijk
je marge. Dat betekent ook dat wij de hoeveelheid voorraad die wij in de vriezer houden
naar beneden bijstellen. We versnellen nu flink op de vaccinatie. Deze week staan
er bijvoorbeeld voor de ouderen 120.000 slots open om gevaccineerd te worden. Daarom
is ook mijn oproep: heb je de brief gekregen, bel dan, want dan gaan we die capaciteit
maximaal benutten. Ik heb er straks ook een plaatje van. Waar we nu op koersen – daar
zijn we vandaag nog niet, maar daar gaan we wel heen – is dat we ongeveer voor vijf
dagen vaccinatie het vaccin in voorraad hebben. Dat betekent dus dat je een ietwat
tegenvallende levering van een farmaceut enigszins kunt opvangen.
Stel dat er een tegenvallende levering is, dan zijn er eigenlijk drie knoppen waar
je aan kunt draaien. De eerste is dat je mensen die nog een eerste vaccinatie moeten
halen, afbelt en zegt: «Helaas hebben we een tegenvallende levering. Wij willen uw
afspraak verzetten. U bent iets later aan de beurt.» Een tweede is – maar dat doe
je liever niet – dat je mensen die een afspraak hebben staan voor de tweede vaccinatie
opbelt en zegt: «U heeft dan een afspraak voor de tweede vaccinatie. We hebben nu
niet voldoende voorraad. We willen die afspraak verplaatsen naar achteren.» Een derde
– die kan eigenlijk altijd, ook gecombineerd met één of twee – is dat je het aantal
afspraken dat je hebt staan voor de toekomst bij het callcenter naar beneden brengt.
Wij kunnen de afspraakslots die we hebben staan, waar het callcenter dus afspraken
op kan inboeken, meteen dichtzetten. Dan kan er niet meer op worden ingepland. We
hebben dus knoppen waar we aan kunnen draaien, in de vertraging maar ook in de versnelling.
De versnelling zou zijn dat je eerder brieven uitstuurt, dat je mensen oproept om
eerder te gaan bellen, dat je meer afspraakslots openzet en meer locaties opent, en
misschien dat je het aantal vaccinaties dat je per uur in een straat kunt doen verhoogt.
Er zijn dus knoppen om zowel te versnellen als te vertragen.
In het voorraadbeheer kiezen we nu dus voor aanpassingen, zodat we meer vaccin beschikbaar
hebben om te vaccineren, waardoor we meer afspraakslots kunnen openzetten en waardoor
we ook meer en eerder brieven versturen. Dit is dus wat we nu aan het doen zijn. Ook
bij het bepalen hoeveel vaccin we nodig hebben, gaan we niet meer uit van 10% reserve,
maar 5% reserve. Dat betekent ook dat er in je planning meer vaccin beschikbaar komt.
Om te voorkomen dat we te optimistisch zijn wanneer een volgende groep aan de beurt
is, hebben we de verwachte vaccinatiegraad aangepast van 75% naar 85%. Zeker bij de
doelgroepen die we nu aan het vaccineren zijn, lijkt dat een beter inschatting. Daar
zal ik straks ook een korte grafiek van laten zien.
Hier ziet u links in de blauwe kolommen de verwachte vaccinaties per week. De gele
lijn – daar gaat het mij eigenlijk even over – is het aantal dagen dat we aan vaccins
in voorraad hebben om de komende tijd mee vooruit te kunnen. Het is belangrijk om
onderscheid te maken tussen twee soorten voorraad. Je hebt de fysieke voorraad, zoals
ik die noem. Er komt een vrachtwagen aanrijden, die rijdt door de slagboom bij Movianto
en het vaccin wordt in de vriezer gezet. Dat noem ik de fysieke voorraad; die is fysiek
aanwezig. Er is ook een andere voorraad: de beschikbare voorraad. Dat is de voorraad
die ook daadwerkelijk naar een GGD gereden kan worden om daarmee te gaan vaccineren.
Daar zit verschil in. Op het moment dat er een voorraad vaccins wordt binnengereden,
moet die namelijk nog wel gecontroleerd worden. Het vervoer moet gecontroleerd worden.
Is het vaccin bij de goede temperatuur vervoerd? Voldoet het aan alle eisen? Klopt
datgene wat je hebt binnengekregen met de documenten die je hebt gekregen? Als alle
documentatie helemaal klopt, kan het heel snel. Maar soms klopt de bijgeleverde informatie
niet. Soms is die onvolledig of sluit die niet aan bij de geleverde vaccins. Dat is
echt belangrijk, want je wilt echt een waterdicht systeem hebben waarbij je weet welk
vaccin wanneer is geproduceerd en onder welke omstandigheden het is vervoerd tot het
moment van vaccinatie. Dus dat vrijgeven van het vaccin, dus van fysieke voorraad
naar beschikbare voorraad, kan ook drie of vier dagen duren als de bijgeleverde informatie
niet goed is. Dan moet je daar achteraan. Er moeten foto's gemaakt worden van wat
je binnen hebt gekregen. Er moet ook gecontroleerd worden of datgene wat op het flesje
of op de doos staat, klopt met wat er in de documenten staat.
Er is dus een verschil tussen beschikbare voorraad en fysieke voorraad. Wat ik hier
toon, is het aantal dagen dat we in voorraad hebben qua beschikbare voorraad. De grafiek
rechts toont het cumulatieve verloop van de vaccinatie. De lijn die die daarboven
loopt, is de voorraad. Jullie zien dus enige marge tussen de voorraad die er is en
het aantal vaccinaties dat gezet wordt. Nog even één stap terug naar links: die gele
lijn is dus van de beschikbare voorraad. Stel dat ik de lijn van de fysieke voorraad
zou weergeven, dan zou die iets hoger liggen. Als de beschikbare voorraad op enig
moment vijf dagen is, dan kun je daar vijf dagen mee vooruit. Dan zou die van de fysieke
voorraad ongeveer acht dagen zijn, omdat dat proces van vrijgeven soms drie dagen
duurt.
De vaccinatiebereidheid. Ik noemde dat punt net al even. Niet onverwacht, denk ik,
is de vaccinatiebereidheid bij de oudere groepen hoger dan bij jongere groepen. Ook
bij zorgmedewerkers zien wij een zeer hoge vaccinatiebereidheid. Dat maakt dat wij
nu uitgaan van een vaccinatiebereidheid van 85%. Dat is belangrijk, want dat geeft
ons een beeld van wanneer we toe zijn aan de volgende groep. Als de vaccinatiebereidheid
heel laag is, heb je namelijk minder vaccin nodig in een bepaalde doelgroep, dan als
de vaccinatiebereidheid in die groep heel hoog is.
Nog even een laatste punt. Ik heb het al eerder gezegd, maar we werken met heel veel
partijen samen, die we allemaal inzetten op hun expertise. We hebben een klassieke
programmastructuur, waarin ik leiding geef aan een aantal programmamanagers, samen
met mijn adjunct-directeur. Al deze partijen worden aangestuurd vanuit de programmalijn.
Ze hebben allemaal een functie op de onderwerpen die u hier ziet. De lijst is overigens
helemaal niet compleet, maar ik moest een te klein lettertype gebruiken als ik hem
volledig wilde maken. Ook dit ontwikkelt zich bijna elke week. Maar de thema's logistiek,
beveiliging, uitvoering, registratie en ondersteuning – hier zit ook heel veel zeer
specialistische ondersteuning met echt zeer specialistische kennis – worden allemaal
aangeschakeld. Dat rapporteert aan het programma en aan de programmalijn, dus uiteindelijk
aan mij. Dus vanuit het programma geef ik als directeur leiding aan de samenwerking
met al deze partijen. Die verloopt zeer, zeer goed. Bijna wekelijks maak ik kort kennis
met meer dan tien mensen. Dat gaat zeer goed. Die worden aangestuurd door een aantal
programmamanagers, die binnen het managementteam van het programma vallen.
Als ik mij niet vergis, was dit mijn laatste slide.
De voorzitter:
Ook in de richting van de heer Van Delden hartelijk dank. Ik kijk naar de klok en
zou willen voorstellen om één korte vraag te stellen, zodat iedereen nog in de gelegenheid
is om een vraag te stellen voordat het plenaire debat aanvangt. Ik begin bij mevrouw
Agema namens de PVV. Gaat uw gang.
Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Gister heeft het RIVM in de krant, onder andere in het Algemeen
Dagblad, een zeer angstaanjagende tabel laten publiceren die echt gaat over het scenario
dat we half maart te maken zouden hebben met een code zwart. Er zouden dan 2.000 mensen
op de ic kunnen liggen, wat boven op het normale aantal mensen is, zoals mensen met
openhartoperaties en mensen die ongelukken krijgen. Dit zou betekenen dat er voor
zo'n 700 mensen helemaal geen plek zou zijn. Dit was een scenario voor de situatie
over vijf weken. Ik vraag me in eerste instantie al af waarom die tabel gisteren in
de krant stond, terwijl deze nu niet in de presentatie zit, maar ik vraag me vooral
af hoe hard dit soort tabellen nu eigenlijk zijn. Als de heer Van Dissel zegt dat
twee derde van de besmettingen nu de Britse variant is, kan hij dan uitleggen of dat
modelmatig is of dat dit echt hard is omdat dit blijkt uit de kiemsurveillance? Is
de R daadwerkelijk 1,28 of zijn dat modellen? Bijvoorbeeld in het onderzoek in Lansingerland,
dat wij nog niet hebben gehad, bleek dat er geen sprake was van grootschalige verspreiding.
Mijn vraag is dus de volgende. In zo'n tabel als die van gisteren in het AD wordt
gesteld dat er half maart 2.000 coronapatiënten op de ic liggen en er een keiharde
code zwart is als we bijvoorbeeld alleen maar de winkels zouden openen. Hoe hard zijn
dat soort angstaanjagende modellen? Zou de heer Van Dissel van een aantal belangrijke
variabelen kunnen uitleggen hoe hard die zijn?
De heer Van Dissel:
Ik ken die tabel van het AD niet, dus ik kan u daar weinig over zeggen. Ik ben niet
de drukker van het AD, hè.
Mevrouw Agema (PVV):
Hier staat echt gewoon «RIVM» boven, hè?
De heer Van Dissel:
Ik ben niet verantwoordelijk voor wat het AD brengt. De aantallen heb ik u ...
Mevrouw Agema (PVV):
Nou, maar serieus ...
De heer Van Dissel:
De aantallen heb ik u laten zien. Die ziet u in de roze gekleurde weergaves. Het kan
best dat dit een uitvergroting daarvan is, maar ik toon wat het RIVM naar buiten brengt.
Maar het gaat er in wezen om wat we zeker weten en wat niet. Dat wilt u weten. Dat
is een uiterst terechte vraag. We weten dat die twee derde bijvoorbeeld speelt. Dat
wordt bepaald in de kiemsurveillance. Dat is gewoon een hard getal. Dat is een hard
getal dat leidt tot een percentage, wil ik daar even bij zeggen. Dat begrijpt u ook.
Het is twee derde uit die kiemsurveillance.
Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter, ik wil heel even iets ophelderen. In dit stuk staat dat deze tabel komt
uit de Catshuispresentatie die u afgelopen zondag heeft gehouden. Het is echt uw eigen
tabel, die u zelf heeft besproken afgelopen zondag in het Catshuis, maar die nu niet
vandaag hier gepresenteerd wordt. Ik verzin dit niet! Hier staat: Jaap van Dissel ...
De voorzitter:
Mevrouw Agema, uw punt is duidelijk. Ik zou willen vragen aan de heer Van Dissel om
antwoord te geven op uw vraag. Misschien is het goed om dit ook eventjes buiten deze
technische briefing nog even op te helderen.
De heer Van Dissel:
Ik denk dat er weinig op te helderen valt. De Catshuispresentaties zijn allemaal openbaar,
dus die krijgt u ook. Daar is verder geen discussie over. Alles wat ik in het Catshuis
heb laten zien, heeft u vandaag ook gezien. Laat me nou even uitspreken; ik heb die
presentatie zelf gemaakt, dus ik weet echt wel wat erin staat. In het Catshuis heb
ik bepaalde grafieken uit de hele matrix van grafieken uitvergroot. Dat zijn precies
dezelfde grafieken als de grafieken die ik net heb laten zien. U vraagt wat wij zeker
weten. Nou, wat wij zeker weten is het aantal isolaten dat wij bepalen. Daar heb ik
u de toename van laten zien. Die isolaten bepalen we door enkele honderden monsters
uit Nederland te halen en die helemaal te sequencen. Dat geeft dus een percentage
weer. Maar u moet zich realiseren dat, als je van twee dingen een percentage ziet
oplopen, dit een aantal dingen kan betekenen. Het kan onder andere betekenen dat de
ene echt toeneemt, maar dat die toename als percentage gepresenteerd, wordt beïnvloed
door de snelheid waarmee de ander afneemt. Nou, dat betekent dat je daarop moet berekenen.
De berekening die we maken, maken we op basis van reële getallen. De toename van het
reproductiegetal komt dus voort uit de best mogelijke berekening die men nu kan maken
ter voorspelling van het reproductiegetal van de Britse variant.
U doet alsof daar veel onzekerheid over is. Er is altijd over een hele boel dingen
onzekerheid, maar hier, denk ik, is die er niet of nauwelijks. Nederland en het RIVM
staan niet alleen. Wij hebben wekelijks overleg met onze partners in Europa. Ik laat
u aan het eind niet voor niks ook het Deense stuk zien. De analyses die daarbij zijn
verricht, zijn precies dezelfde als de analyses die wij doen, maar Denemarken heeft
het voordeel dat men daar momenteel vele malen meer monsters kan sequencen, doordat
dit daar om andere redenen al eerder speelde. Hun getallen zijn dus als het ware nog
nauwkeuriger dan de onze. Zij voorspellen zelfs nog een grotere R-waarde dan blijkt
uit degene die ik u presenteer. Het is dus niet zo dat wij dat geïsoleerd berekenen.
Dat is gewoon een getal dat uit Engeland, uit Ierland, uit Denemarken, uit Duitsland
en noem maar op komt en dat ik u hier laat zien. De doorrekening – dat heb ik u ook
duidelijk aangegeven – betreft scenario's. Scenario's zijn niet reallife, maar zouden
zich kunnen voordoen. Dat zijn doorrekeningen met, natuurlijk, een heleboel aannames:
gaan de vaccinaties lukken, hebben de vaccinaties altijd effect, komt iedereen voor
de vaccinatie, en ga zo maar door. En dat levert deze getallen op. De grafiek die
u toont, is niks anders dan een uitvergroting – die moet u dan zo maar in detail bekijken –
van één van de twaalf op de kaart die ik u heb laten zien.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef graag het woord aan mevrouw Van den Berg namens het CDA. Gaat
uw gang.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Dank voor de beide presentaties. Ik heb een vraag aan meneer
Van Delden. Op sheet 9 staat dat nu 5,95 vaccins uit één flacon gehaald kunnen worden.
Aanvankelijk waren er dat vijf. We zijn allemaal blij dat het er meer zijn. Vanmorgen
hoorde ik dat met name de ziekenhuizen, die natuurlijk veel ervaring hebben, er zelfs
een zevende uit kunnen persen. Kunt u daarover wat meer aangeven? U zei dat u ook
met apothekersassistenten die training elders kunt doen, zodat er overal meer uit
die flacons gehaald kunnen worden.
De heer Van Delden:
Jazeker, dat klopt. Het is de ziekenhuizen gelukt om er meer uit een flacon te halen.
Daarvoor zijn eigenlijk twee dingen nodig. Een, een speciale spuit. En liefst ook
een speciale naald, maar in ieder geval een speciale spuit. Die wordt een lowvolumespuit
genoemd. In deze spuit blijft na het spuiten heel weinig van het vaccin achter. De
ziekenhuizen hadden die. Die spuiten worden bijvoorbeeld ook gebruikt bij intraoculaire
toepassingen. Dat zijn heel speciale spuiten. Nederland heeft die niet op voorhand
ingekocht. Daar zijn er ook weinig van beschikbaar. Ik heb contact gehad met Ernst
Kuipers en hem gevraagd of zij nog van die spuiten hebben, maar het antwoord was «nauwelijks
meer». Wij zijn er ook mee bezig om die internationaal aan te schaffen. Daar zijn
we mee bezig, maar dan moeten ze nog wel goed genoeg zijn. Daarnaast is er een training
met apothekers, het RIVM en de GGD om te kijken hoe we zo goed mogelijk zo veel mogelijk
van het vaccin dat in de flacon zit, kunnen benutten. Dat gebeurde onder andere afgelopen
dinsdag. Aan de ene kant gaat het dan om de spuit en de naald die je gebruikt, maar
aan de andere kant gaat het erom of je het restje uit het ene flesje mag aanvullen
met het begin van het volgende flesje. Je mag nooit van meer dan twee flesjes gebruiken.
Maar de ene aanvullen met de andere mag onder strikte voorwaarden. Ook de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd kijkt daarbij mee. Dus we zijn hard aan het werk. Het vraagt
ook echt training van mensen. We zijn aan het kijken hoe we op een goede manier zo
veel mogelijk van het beschikbare vaccin kunnen gebruiken en we benaderen ook de GGD
hiervoor, voor zover het kan zonder de speciale naalden en spuiten.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Hijink, SP.
De heer Hijink (SP):
Dank, voorzitter. Als we bijvoorbeeld naar de getallen van gisteren kijken, dan zien
we 4.000 nieuwe besmettingen. Als ik ervan uitga dat het bij twee derde daarvan om
de Britse variant gaat, zit je dus zo'n beetje op 2.700. Als het zich iedere week
verdubbelt, gaat dat angstaanjagend hard omhoog. Ik wil de heer Van Dissel vragen
of die berekening zo klopt. Klopt het dat het verschil tussen het openen van de scholen
of juist het dichthouden daarvan is dat het openen van de scholen volgende week al
een piek van 300 tot 400 extra ic-opnames tot gevolg heeft en een piek van circa 1.000
extra ziekenhuisopnames in de loop van april? Is dat de prijs die we daarvoor betalen?
Ik wil de heer Van Dissel vragen of die berekening zo'n beetje klopt. Heeft het OMT
ook om die reden overwogen om het openen van de scholen uit te stellen tot na de vakantie?
Dan zouden die begin maart opengaan. Dan heb je wellicht meer tijd om te vaccineren
en die effecten te dempen. Is dat een optie geweest?
De heer Van Dissel:
Ik begrijp hoe u het doet, maar uw berekening is helaas niet helemaal correct. Maar
dat heeft een heel andere reden. Wij zeggen dat het nu het geval is bij ongeveer twee
derde van de eerste ziektedagen van de nieuwe gevallen. Maar dat is wat anders dan
besmetting en ook wat anders dan naar de GGD gaan. Er zitten natuurlijk weer allemaal
perioden tussen. Vandaar dat dat niet helemaal klopt, maar in principe heeft u natuurlijk
gelijk. Want wat u in wezen zegt – en dat heb ik hopelijk ook laten zien – is dat
er een uitbraak gaande is die eigenlijk uit twee componenten is samengesteld. Een
component gaat duidelijk omlaag en die zal ook verder omlaaggaan. De ander gaat omhoog.
Op een gegeven moment kruisen die elkaar en dan verwacht je inderdaad – dat suggereerde
u – dat je het ziet stijgen. Dat is natuurlijk ook wat we uiteindelijk verwachten.
Het punt is nu – opnieuw verwijs ik maar naar die roze grafieken; daar kunt u het
namelijk duidelijk aan zien – dat het niet zo veel oplevert om nu te zeggen: we doen
helemaal niks, we kijken bijvoorbeeld twee weken aan wat er gebeurt en dan nemen we
pas een besluit. U ziet namelijk dat die grafieken de komende periode eigenlijk heel
erg over elkaar liggen. Dat is ook wat dat Deense rapport heel mooi schetst. Want
zij geven aan wat er gebeurt als je die extra periode pakt en de opening van de scholen
twee tot drie weken opschuift, wat u eigenlijk suggereert. Misschien moet u het rapport
lezen. Google Translate maakt dat tegenwoordig heel erg makkelijk. Dan zie je dat
de toename die je normaal krijgt, eigenlijk maar een verkorting van ongeveer een week
kent en opnieuw op dezelfde manier oploopt. Dus uw gedachte is op zich helemaal juist,
maar het uiteindelijke effect is helaas beperkt.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Veldman, VVD. Gaat uw gang.
De heer Veldman (VVD):
Voorzitter. Hier nog even op doorgaand: na de persconferentie van dinsdag heb ik weer
veel mailtjes gekregen van mensen die zich afvragen hoe het nou werkt. Ze zien dat
het aantal besmettingen omlaaggaat, wat de doelstelling was, en ze zien dat de ziekenhuisbezetting
ook voorzichtig daalt. En toch moeten de maatregelen van kracht blijven. Veel mensen
begrijpen dat niet helemaal, wellicht omdat er toch nog best wel goed naar die technische
briefings gekeken wordt. Kan de heer Van Dissel nog eens uitleggen hoe dat nou precies
werkt? Hoe kan het dat die R-waarde in zijn totaliteit nu onder die 1 ligt, maar het
dan toch verstandig is om de maatregelen nog door te zetten?
De heer Van Dissel:
Ik kan me dat helemaal voorstellen, want het is natuurlijk ook wel complex. De belangrijkste
reden dat we dat zien gebeuren en dat we het in de ziekenhuizen – wel wat minder,
maar ook wat – zien afnemen, is natuurlijk dat alles asynchroon gebeurt. We hebben
een periode waarin iemand wordt besmet. Een week later wordt hij ziek. Dan komt hij
naar de GGD. Daar zit ook weer een bepaalde periode tussen. Dan wordt hij misschien
ziek en wordt hij opgenomen in het ziekenhuis. Ook daar zit weer een fase tussen.
En vervolgens liggen mensen in het ziekenhuis en gaat een bepaald percentage door
naar de ic. Met andere woorden: waar wij hier als het ware een fotografische opname
maken van de situatie op dit moment, gaat het in wezen om allemaal roltrappen met
verschillende snelheden die niet alles op hetzelfde moment vertegenwoordigen. Wij
zien dat bij de eerste ziektegevallen van de nieuwe besmettingen nu twee derde door
de Britse variant wordt veroorzaakt. Dat vertaalt zich natuurlijk pas later naar het
ziek worden en het vervolgens naar het ziekenhuis en naar de ic gaan. Omdat de klassieke
variant nog de meeste gevallen heeft, zoals ik heb laten zien, en afneemt terwijl
de andere variant toeneemt, kan je natuurlijk cumulatief gezien momenteel nog steeds
een afname hebben. Maar als die Britse variant blijft toenemen – we weten natuurlijk
nog niet hoe die al of niet geremd wordt door de aangescherpte maatregelen; je hoopt
natuurlijk dat die daarmee ook onder de 1 komt – verwacht je dus eigenlijk dat daar
een keerpunt komt. Dat is in wezen wat ik in die grafieken probeer duidelijk te maken.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Haga, Forum voor Democratie.
De heer Van Haga (FvD):
Dank u wel. Ik heb nog een vraag over de Britse variant en diens R-waarde, besmettelijkheid
en virulentie. In de Oxfordpublicatie van Walker van 13 januari wordt beschreven dat
de Britse variant in het gebied rond Londen tot december 2020 toeneemt van 15% naar
81%. Hoe verklaart u dan dat de Londense ziekenhuisdirecteur Marcel Levi op 11 januari
2021 tegenover De Telegraaf verklaart dat er veel meer mensen met de oude variant
in de ziekenhuizen zijn opgenomen en daar ook de grootste toename in zat? Is de enige
conclusie die dan mogelijk is dat de Britse variant minder virulent moet zijn en dat
wij die angstscenario's eigenlijk overboord kunnen gooien?
De heer Van Dissel:
Een paar opmerkingen. Ik kan niet in de geest van Marcel Levi kijken, dus voor een
verklaring voor zijn opmerkingen zult u echt bij hem moeten zijn. Uit Engeland en
van Public Health England – dat zijn onze counterparts, die natuurlijk ook alles weten
van de NHS en het ziekenhuiswezen daar; hetzelfde geldt voor Ierland en Portugal –
horen wij dat die aantallen gewoon toenemen. De totale druk neemt toe door het opkomen
van de Britse variant. Ik denk, kijkende naar de ziekenhuizen: als die al niet daarmee
gevuld werden, worden die zeker in de fase daarna gevuld met dezelfde vertraging als
ik net heb uitgelegd, die daar natuurlijk noodzakelijkerwijs tussen zit.
De vraag met betrekking tot virulentie is natuurlijk een hele belangrijke. U meent
te kunnen concluderen dat het misschien minder is. Ik denk dat je daar minder optimistisch
over kan zijn. Wat in Engeland is gedaan, is in de setting van een soort casecontrolonderzoek.
Dat wil zeggen: men zoekt een hele groep met de Britse variant en een controlegroep
uit, en gaat dan vergelijken of de klachten bijvoorbeeld anders zijn, of er meer mensen
naar het ziekenhuis gaan en dergelijke. Dat onderzoek toonde aan dat daar vooralsnog
geen verschillen in waren. Als wij naar onze eigen resultaten in Lansingerland kijken
– het rapport is overigens gisteren door de GGD besproken en beschikbaar gesteld –
dan zien wij dat kinderen met de Britse variant milde klachten vertonen, zeker ten
opzichte van ouderen. Maar als je de klachten individueel bekijkt, dan is, althans
uit het Lansingerlandonderzoek, de indruk dat die wel wat heftiger zijn dan de klachten
door de klassieke variant. Maar dat zijn beperkte getallen, wil ik benadrukken. Daaruit
komt een beeld dat erop wijst dat kinderen misschien net ietsje meer klachten van
de Britse variant krijgen dan van de klassieke variant. Voor de duidelijkheid: nog
steeds mild, nog steeds geen aanleiding tot ziekenhuisopnames. In Engeland vindt men
überhaupt geen verschil.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Kerstens, Partij van de Arbeid.
De heer Kerstens (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. De heer Van Dissel heeft ons laten zien dat het meest waarschijnlijke
scenario na het openen van het primair onderwijs en de kinderopvang ertoe leidt dat
het aantal covidpatiënten op ic-bedden fors gaat toenemen tot zo'n 950 à 1.450. Dat
is de bandbreedte. Als ik dan kijk naar de «bewijsvoering» die eraan ten grondslag
ligt dat het verantwoord zou zijn om die sectoren te openen, dan is een belangrijk
element daarvan dat het aantal besmettingen van docenten en begeleiders in de kinderopvang
lager zou liggen dan de besmettingen bij beroepsgroepen waarmee men vergeleken wordt.
Als ik dan kijk welke beroepsgroepen dat zijn, namelijk de zorg en het openbaar vervoer,
dan denk ik: ja, logisch dat de besmettingen bij docenten lager liggen, want de zorg
en het openbaar vervoer zijn niet op slot.
De voorzitter:
En uw vraag?
De heer Kerstens (PvdA):
Als ik nu kijk naar de vergelijking met horecapersoneel, denk ik: wel op slot, maar
precies in de leeftijdscategorie die erg vatbaar is voor het virus. Hoe hard is nu
de wetenschappelijke onderbouwing van dat besluit, dat sowieso gaat leiden tot een
fors aantal meer covidpatiënten op ic-bedden?
De heer Van Dissel:
U noemde een paar elementen in uw vraag. Ik zal ze kort doorlopen. Allereerst zien
wij in de scenarioberekeningen een toename. Dat is duidelijk. Ik heb u hopelijk ook
gezegd hoe onzeker dat is. Een scenario hoeft niet te betekenen dat we precies die
lijn gaan volgen. We verwachten dus een toename van de druk op de ic. Hoe groot die
exact wordt, kunnen wij natuurlijk ook niet voorspellen. Daarbij speelt ook de factor
of dat nu wel of geen effect heeft op transmissie. Dat is misschien gunstiger dan
zeggen dat het helemaal geen effect heeft. Dat brengt het dan ook weer iets terug.
De heer Kerstens (PvdA):
Ik haakte overigens aan bij uw woorden dat dit de meest waarschijnlijke scenario's
zouden zijn uit alle scenario's die op de sheet stonden.
De voorzitter:
De heer Van Dissel heeft het woord.
De heer Van Dissel:
Ja, tussen die twee in, heb ik gezegd. Ten slotte is het belangrijk dat we ook hebben
gekeken naar de vraag hoe we het primair onderwijs nog veiliger kunnen maken dan het
was. Ik denk dat dat belangrijk is, want voor de duidelijkheid, we kunnen die doorrekeningen
alleen maar doen met wat we al wisten met betrekking tot het primair onderwijs uit
het verleden. De doorrekeningen die u hier ziet, hebben niet het toegevoegde effect
waarvan we denken dat dat de besmettingen in het primair onderwijs weer terugbrengt.
Dat is dus belangrijk. Vandaar dat er ook zo veel aandacht is gegeven aan dat generieke
kader.
Dan met betrekking tot de leraren. Het enige wat ik heb willen laten zien, is niet
zozeer dat ze lager zitten, maar dat die groep er niet uit springt in vergelijking
met andere groepen. Dat is altijd een relatieve maat. Voor de duidelijkheid: we zeggen
dus niet dat daar geen besmettingen optreden, maar in alle cijfers die we tot nu toe
hebben, is het niet een groep die daarboven uitstijgt. Het is geen groep die uitstijgt
boven wat we daarvan als beeld kennen. Dat is misschien ook belangrijk in de discussie.
De voorzitter:
Dan ga ik naar mevrouw Diertens van D66.
Mevrouw Diertens (D66):
Dank u wel voor de presentaties. Modellering is altijd interessant om te kijken hoe
het in de toekomst kan gaan lopen, vooral als het gaat om de ziekenhuisopnames. Minister
De Jonge zegt: op de drempel van de lente hebben we de meest kwetsbare mensen gevaccineerd.
Als we nu gerichter vaccineren om ic-opnames te voorkomen, kunnen we dat dan ook terugzien
in de modellen? De doelgroep waar ik dan op doel, zijn mannen van een bepaalde leeftijd
en een bepaalde omvang, zoals ook gesuggereerd wordt. Ik vind dat een interessant
punt. Dat zien we nu niet terug in de modellen. Kunt u daar iets over zeggen?
De heer Van Dissel:
Is dat een vraag voor mij?
Mevrouw Diertens (D66):
Ja, dat is een vraag voor de heer Van Dissel.
De heer Van Dissel:
U vraagt naar een verdere verandering en aanpassing van de modellen. Natuurlijk proberen
we dat te doen, maar op een gegeven moment moeten we ook zeggen «dit is de situatie
die we nu gaan doorrekenen», want het is niet iets wat je intikt, zo van «toektoek»,
en dan kijk je naar je scherm en dan is het er. Dit is echt veel werk waar een hele
groep een week mee bezig is. Daarom heb ik ook duidelijk gezegd dat het scenario's
zijn. Denk nu niet dat we precies die lijn volgen. Het zijn scenario's waarin je de
grootte van orde moet afleiden. Die scenario's hebben we natuurlijk zo gekozen dat
ze ik wil niet zeggen «extreem zijn», maar dat ze in ieder geval wel het plus-mineffect
van maatregelen aangeven. Als er voor een totaal andere vaccinatiestrategie gekozen
was, had je misschien een andere modellering gekregen. Maar ik denk toch dat het belangrijk
is dat de Gezondheidsraad daar dan eerst een oordeel over geeft, want het is feitelijk
niet mogelijk om elk model door te rekenen. We rekenen graag met realistische modellen.
We gaan daarbij uit van wat er op dat moment bekend is. Dus ook: wat is er bekend
over de leveringen en wat zegt de Gezondheidsraad over de groepen? Dat schema zit
in het model dat ik u toon. Als daar veranderingen in komen, passen we dat natuurlijk
aan.
De voorzitter:
Dan de heer Van der Staaij van de SGP.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik heb ook een vraag aan de heer Van Dissel. Door die nieuwe variant zijn de plaatjes
van vandaag begrijpelijkerwijs heel anders dan de plaatjes van pakweg vier maanden
geleden. Moeten we er, gelet op de geschiedenis van virussen, naar de toekomst toe
geen rekening mee houden dat er wel meer varianten kunnen opduiken waarvoor de bestaande
aanpak onvoldoende zal blijken te zijn? Moet je dan ook niet nadenken over scenario's
waarin je meer op een andere manier gaat leven of waarin je je op een andere manier
tot het virus gaat verhouden? Ik vraag dat omdat je contactbeperkende maatregelen
toch niet eindeloos kan blijven volhouden.
De heer Van Dissel:
Ik zit te denken welk aspect van uw vraag ik kan beantwoorden. U heeft zonder meer
gelijk dat we natuurlijk rekening moeten houden met het ontstaan van volgende varianten.
Daar kun je natuurlijk hele noodscenario's bij bedenken. Een heel slecht scenario
zou natuurlijk zijn als we een variant krijgen die bijvoorbeeld, in de woorden van
de heer Van Haga, «nog virulenter» is, dus nog meer mensen ernstig ziek maakt, en
zich bijvoorbeeld minder laat redigeren door vaccinatie. Dat zijn natuurlijk scenario's
waar je in principe mee zou kunnen rekenen. Aan de andere kant denk ik: we hebben
het nu al druk genoeg met wat we nu zelf zien. En tegelijkertijd is er natuurlijk
veel meer aandacht gekomen voor al die varianten; daar heeft u wel gelijk in. Ik wil
bijvoorbeeld ook nog in herinnering roepen dat een belangrijke reden om ook in Nederland
over te gaan tot toch ingrijpende maatregelen met betrekking tot de nertsen, was dat
we daar bepaalde varianten zagen ontstaan. En we maakten ons er zorgen over dat dat
soort varianten zou kunnen overgaan op de bevolking. U hebt dus gelijk: eigenlijk
waren dat al maatregelen die er juist op gericht waren om het ontstaan van die varianten
in grote populaties dieren zo goed mogelijk tegen te gaan, populaties waarvan je weet
dat zoiets dan kan optreden.
Het punt is natuurlijk dat we voor die varianten wel heel erg afhankelijk zijn gebleken
van wat er in het buitenland gebeurt. Nederland is over het algemeen een hub van Europa
en een open land. Dat maakt ons natuurlijk ook wel kwetsbaar voor introducties. Er
is momenteel natuurlijk veel aandacht voor dat men varianten meer oppikt. De kiemsurveillance
daarvoor is in eigenlijk alle landen belangrijk opgeplust. Hopelijk komen we er dus
eerder van op de hoogte als dergelijke varianten ontstaan, en kunnen we dan ook eerder
proactief maatregelen nemen ter afscherming. Want kijk even naar de Britse variant.
Die speelde natuurlijk al vanaf november in Engeland een rol. Het moment dat wij er
van hoorden en daar getallen van zagen, was eigenlijk het moment van de toespraak
van premier Johnson, zo ongeveer tegen de kerst, op kerstavond. Er is overigens een
goede uitwisseling, wil ik benadrukken. Maar men zal er meer op gespitst zijn. We
willen kijken of we dat niet eerder kunnen oppakken en daarop kunnen acteren.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Otterloo van 50PLUS.
De heer Van Otterloo (50PLUS):
Dank u wel, voorzitter. Ik probeer even de bedbezettingen in de ziekenhuizen en het
aantal ziektegevallen te combineren met de vaccinatiestrategie. Ik zie overigens in
de vaccinatiestrategie nog geen aanpassing aan andere leveringsschema's. Is dat juist?
En betekent dat dan dat er ergens tussen het «wel transmissie voorkomen» en «geen
transmissie voorkomen» we altijd nog een stuk boven de 1.000 bezette ic-bedden komen?
En als de leveringsschema's tegenvallen, betekent dat dat juist de kwetsbare mensen ...
Ik geloof dat De Jonge denkt dat de lente op 21 juni begint, en niet op 21 maart,
want op 21 maart hebben wij nog niet alle kwetsbare mensen gevaccineerd, als ik kijk
naar het schema.
De heer Van Delden:
De leveringsschema's houden helaas altijd een zekere mate van onvoorspelbaarheid.
Maar de strategie die de Gezondheidsraad heeft aanbevolen en die wij nu uitvoeren,
komt neer op: vaccineren van oud naar jong. Als je kijkt naar de sterfte zie je ook
die oploop met de leeftijd. Met het beschikbaar komen van vaccins versnellen wij zo
veel mogelijk de vaccinatie van deze groep. De vaccinatie van thuiswonende ouderen
versnellen wij nu bijvoorbeeld voor zover wij daar vaccins voor beschikbaar hebben.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank, voorzitter. Ik heb een vraag aan de heer Van Dissel. We hadden het net over
het mogelijk ontstaan van nieuwe varianten. Maar we hébben natuurlijk al verschillende
varianten. Het is raar dat we bij een virus dat we nu sinds een jaar kennen, al spreken
van de «klassieke» variant. De focus ligt op die klassieke variant en op de Britse
variant, maar we hebben natuurlijk ook de Braziliaanse variant en de Zuid-Afrikaanse
variant. In hoeverre zijn die in beeld als het gaat om de reproductiefactor en als
het gaat om de ontvankelijkheid voor de vaccinatie? Weten we hoe die verspreiding
is? En zouden we bijvoorbeeld al maatregelen moeten nemen, bijvoorbeeld een vliegverbod
op Portugal? In dat land waart die Braziliaanse variant echt rond.
De heer Van Dissel:
Wat u zegt klopt deels. Ik heb het niet apart aangewezen op de slide, maar waar u
de Britse variant ziet, ziet u rechtsboven ook de andere varianten staan. Voor de
duidelijkheid, die zijn allemaal al in Nederland aanwezig. Ze zijn dus allemaal opgepikt
in de kiemsurveillance. De tweede manier om hiernaar te zoeken is gericht zoeken in
bijvoorbeeld een cluster. Er is een cluster in Brabant geweest waarvan bekend is dat
het indexgeval terugkwam uit Brazilië. Dat is een willekeurig voorbeeld, maar u kunt
zich voorstellen dat je dan meteen gericht begint te zoeken naar zo'n Braziliaanse
variant. Dan vind je ’m ook, maar dat heeft een ander gewicht in de berekeningen,
dan wanneer je ’m uit de kiemsurveillance haalt. Die is namelijk keurig netjes en
daardoor ook representatief. We vinden ze dus beide.
De maatregelen die we nemen om de introductie te voorkomen. Zoals u weet – we hebben
dat twee OMT-brieven terug al beschreven – moeten die maatregelen eruit bestaan dat
mensen gecheckt worden voor vertrek en bij binnenkomst, in quarantaine gaan en op
dag vijf nog een keer gecheckt worden. Als dat gebeurt, zijn wij er voldoende van
overtuigd dat ze een dergelijke variant niet bij zich dragen. Je hebt natuurlijk ook
personen die aanvankelijk negatief zijn en later klachten krijgen. Daar hebben we
voorbeelden van gezien. Die mensen melden zich en laten zich testen. Dat is natuurlijk
ook het goede systeem, want je kan natuurlijk nooit alle mogelijkheden van introductie
tegengaan. We weten bijvoorbeeld ook niet wie er over de weg hierheen komen. Er zijn
acties genomen op de bekende routes en zeker op de snelle routes via luchtverkeer.
Ik wil nogmaals benadrukken dat natuurlijk het allerbelangrijkste is en blijft dat
iemand zich zonder meer laat testen als hij in z'n achterhoofd heeft dat ie uit Portugal
of een ander land komt en klachten krijgt. Totdat de uitslag daarvan bekend is, zal
hij zichzelf moeten isoleren om te voorkomen dat er verspreiding optreedt. Dat is
toch de primaire bronmaatregel en die moeten we niet vergeten, omdat die eigenlijk
het allerbelangrijkst is. Wees eerlijk naar je klachten toe en als je klachten hebt,
laat je dan testen, blijf in isolatie zolang je geen uitslag hebt en als je een positieve
uitslag krijgt, blijf dan in isolatie. Neem dan geen deel aan het maatschappelijk
leven met de kans dat je het verder verspreidt. Dat is in wezen een simpele regel
en we zouden willen dat iedereen die echt opvolgt, want dat zou gewoon een boel verspreidingen
tegengaan.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Kuzu, DENK.
De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Ik luister naar de heer Van Dissel en ik hoor vandaag weer een vrij somber
en pessimistisch verhaal. Heel veel mensen in het land proberen ook te begrijpen wat
de logica is achter de maatregelen die we nemen. We weten dat clustervorming een belangrijke
indicator is. Hygiënische maatregelen zijn een belangrijke indicator. Om even in te
zoomen op één specifieke sector: de sportscholen zijn scholen die heel veel hebben
geïnvesteerd in het tegengaan van die clustervorming. Ze hebben heel veel geïnvesteerd
in systemen waardoor een beperkt aantal mensen toegang hebben. Je zou dan kunnen veronderstellen
dat sporten op een sportschool, waar de maatregelen worden nageleefd, veiliger is
dan op een centraal station instappen op de tram of boodschappen doen bij een supermarkt.
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer Kuzu (DENK):
Kan de heer Van Dissel nog eens uitleggen wat de logica is achter de maatregelen die
worden genomen en daarbij specifiek inzoomen op het voorbeeld van de sportscholen?
De heer Van Dissel:
U zoomt in op een heel specifiek voorbeeld en ik wil toch even terug naar waar het
uiteindelijk om gaat. Het gaat om het aantal contacten dat iemand heeft, de duur van
het contact en de intensiteit van het contact. Dat zijn de drie grootheden die het
bepalen. En iedereen heeft contacten, want we gaan allemaal naar de supermarkt. We
zitten hier ook samen en je kan die contacten dus nooit helemaal naar nul brengen.
Dat betekent dat voor de maatregelen altijd geldt dat het contact er altijd is wanneer
je naar de sportschool gaat, zelfs al breng je de intensiteit of de duur terug. Uiteraard
neemt de kans op overdracht dan af, maar die gaat dus niet naar nul.
Als je verschillende dingen met elkaar gaat vergelijken, kom je dus al snel in heel
moeilijke scenario's terecht. U noemt het voorbeeld van een sportschool die zich goed
voorbereidt. Ik ben ervan overtuigd dat men dat doet en dat ook daadwerkelijk wil,
maar datzelfde geldt natuurlijk voor de horeca, die ook maatregelen neemt, dat geldt
voor restaurants. En uiteindelijk komt het er natuurlijk toch op neer dat die contacten
opgeteld blijkbaar te hoog zijn om de epidemie te laten krimpen. We hebben tenslotte
toenames gezien. In alle landen waarin men de contacten terugbrengt, waar sportscholen
dan ook vaak onder vallen – neem Ierland als voorbeeld; daarom liet ik het u ook zien –
zie je dat je natuurlijk uiteindelijk zo'n virus onder controle krijgt, omdat het
zich alleen maar kan verspreiden als er contacten optreden. Dus als jij de maatschappij
terugbrengt – wat wij niet willen, hoor – naar huishoudens en men zich daartoe beperkt,
dan dooft zo'n virus natuurlijk uit in die huishoudens. Dat is wat we zien in Engeland,
wat we waarschijnlijk beginnen te zien in Portugal en wat we in Ierland hebben gezien.
Maar dat is een fase verder dan de fase waar wij nu in Nederland in zitten. Dus het
zijn altijd trade-offs die – zo kan ik me goed voorstellen – onrechtvaardig zijn in
de ogen van de personen die al die maatregelen treffen, omdat ze hen treffen. Maar
uiteindelijk is het toch de optelling van al die contacten die nog mogelijk zijn,
die maakt dat we ook in Nederland hebben gezien dat het gewoon toenam, totdat we uiteindelijk
toch al die strenge maatregelen namen, waardoor we nu weer zien dat het afneemt.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot, mevrouw Kröger van GroenLinks, gaat uw gang.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Mijn vraag is aan de heer Van Delden. Er wordt gezegd dat
het tempo van het vaccineren wordt gedicteerd door leveringen, en de leveringen zijn
vergelijkbaar met die in andere Europese landen, hoe het uitgeleverd wordt. Waarom
bungelen we dan toch zo onderaan, met Bulgarije? Voor heel veel mensen blijft dat
een zeer frustrerende grafiek, nu we al een maand bezig zijn. Waar zit ’m dat nou
in?
De heer Van Delden:
Ik denk dat er twee of drie dingen spelen. We zijn iets later gestart met de eerste
vaccinatie. We zijn begonnen met een relatief zeker voorraadbeheer, waarbij je altijd
zeker weet dat je het tweede vaccin op voorraad hebt voor een tijdige toediening van
de tweede vaccinatie. Dat is nu teruggebracht tot echt een minimum, denk ik. Normaal
gesproken zou je nooit naar zulke kleine voorraden gaan. Dat doen we nu echt om te
kunnen versnellen, maar normaal gesproken zouden we nooit het risico accepteren dat
we nu accepteren. En wat we nu zien, is dat de grafiek door het versnellen van de
vaccinatie wel behoorlijk aan het bijdraaien is.
Wat ook meespeelde, is dat wij de digitaal teruggemelde vaccinaties meenamen in onze
cijfers. Die liepen bij sommige partijen wel wat achter op wat er daadwerkelijk werd
gevaccineerd. Dus daar hebben wij een correctie op doorgevoerd. Als wij dus ergens
honderd vaccins heen rijden, die binnen vier dagen moeten worden gezet, en je rekent
op ongeveer 5% spillage, dan weet je dat er daar binnen een week wel heel veel van
gezet moeten zijn. Die telden we eerst niet allemaal mee, omdat die nog niet waren
teruggemeld via het systeem. Dat hebben we aangepast. Dus als je nu op het coronadashboard
kijkt, dan zie je de teruggemelde vaccinaties en een onderbouwde schatting van het
aantal daadwerkelijke vaccinaties.
Ik meen dat er gisteravond in de Volkskrant ook een kort artikel stond met de bijgewerkte
grafiek. Dan zie je dat de afstand tot Bulgarije in de grafiek inmiddels zeer groot
is, en dat we ook niet meer op de een-na-laatste plek staan. Ik hoop dat we met de
versnelling die we nu ingezet hebben op deze manier snel nog verder zullen stijgen.
Is dat een antwoord op uw vraag?
De voorzitter:
Dank u wel. We moeten het ermee doen. Ik denk dat er nog heel veel vragen te stellen
zijn, maar we zitten krap in onze tijd. We zijn hiermee aan het einde gekomen van
deze technische briefing. Ik wil de heer Van Dissel en de heer Van Delden hartelijk
danken voor hun aanwezigheid en presentatie en het beantwoorden van de vragen. Ik
dank de Kamerleden voor hun aanwezigheid en inbreng en ik dank de mensen thuis voor
de belangstelling om deze technische briefing te volgen. Het plenaire debat staat
voor 11.00 uur gepland, zo dadelijk in de plenaire zaal. Daarmee sluit ik, met nogmaals
dank, deze bijeenkomst.
Sluiting 10.47 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier